• No results found

Hoofdstuk 7: artikel 5a, 6 & 175 lid 2 WVW en het lex certa-beginsel

7.2. Roekeloosheid en artikel 5a WVW

7.2.2. Zaken waarin roekeloosheid onder artikel 5a WVW wordt aangenomen

In het arrest van 15 oktober 2013 heeft de verdachte te hard gereden (onder g) en gevaarlijk ingehaald (onder b). Hij heeft op een kruispunt over de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer gereden en heeft de maximumsnelheid met 76 km per uur overschreden. Uit deze gedragingen is een ongeval voortgekomen. Dit kan, naar uiterlijke verschijningsvormen, niet anders dan opzettelijk zijn gebeurd. De verdachte heeft zich opzettelijk zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden waardoor gevaar voor een ander is te duchten.208

Ook in de arresten van 4 maart 2014, 1 april 2014 en 28 oktober 2014 is sprake van een samenstel van gedragingen zoals genoemd in artikel 5a WVW, waardoor deze gedragingen nu wel toereikend kunnen zijn voor een veroordeling van roekeloosheid zoals bedoeld in artikel

175 lid 2 WVW.209

7.3. Conclusie

Artikel 5a WVW bevat enkele onduidelijkheden. De bestanddelen ‘soortgelijk belang’, ‘verkeersaanwijzingen’ en verkeersgedragingen’ zijn niet of niet goed uitgelegd. Het is niet zonder meer duidelijk wat de wetgever met deze bestanddelen heeft bedoeld. Hierdoor kunnen verschillende interpretaties optreden en is het voor de verdachte onvoldoende voorzienbaar wat hem verweten kan worden.

De koppeling met roekeloosheid is minder problematisch dan de kritieken doen vermoeden. Er is sprake van een voorzienbare bepaling indien jurisprudentiële uitleg van vage normen een logische ontwikkeling vormen die in lijn ligt met de kern van het strafbare feit. Aan de hand van de ‘oude’ jurisprudentie van de Hoge Raad is gebleken dat vier van de elf zaken onder artikel 5a WVW wel degelijk roekeloosheid op zouden kunnen leveren. Artikel 5a WVW kan zeker bijdragen bij het vaststellen van roekeloosheid. Dat het niet duidelijk is of te allen tijde sprake is van roekeloosheid bij een bewezenverklaring van artikel 5a WVW of dat dit roekeloosheid kan opleveren, doet hier niets aan af.

207 Blom 2020, p. 405 en ECLI:NL:HR:2015:960, r.o. 4.6.

208 Hoge Raad 15 oktober 2031, ECLI:NL:HR:2013:962 en Blom 2020, p. 406.

209 Hoge Raad 14 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:470, Hoge Raad 1 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:733 & Hoge

45

Conclusie

Met de wet van 6 november 2019 heeft de wetgever geprobeerd de punitiviteitskloof tussen artikel 5 en artikel 6 WVW te dichten. Met deze wet is artikel 175 lid 2 WVW gewijzigd en artikel 5a WVW toegevoegd.

In artikel 5a WVW staat dat het eenieder is verboden opzettelijk zich zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. In de opsomming van lid 1 onder a tot en met m staan gedragingen die als zodanige verkeersgedragingen kunnen worden

aangemerkt.210 Artikel 175 lid 2 WVW heeft een volzin erbij gekregen waarin staat dat in elk

geval sprake is van de strafverzwaringsgrond van roekeloosheid bij artikel 6 WVW indien het gedrag ook valt aan te merken als een overtreding van de delictsomschrijving van artikel 5a WVW.

Deze wijziging van en toevoeging aan de Wegenverkeerswet kreeg vanuit de praktijk kritiek. De gebruikte terminologie en de uitleg van de wetgever zouden onvoldoende zijn. De vraag die daarom in dit stuk centraal stond is in hoeverre artikel 5a WVW, geïnspireerd op §315c StGB, en de gevolgen die dit artikel heeft voor de artikelen 5, 6 en 175 lid 2 WVW voldoet aan de vereisten van het lex certa-beginsel?

Het lex certa-beginsel is een verplichting aan de wetgever om duidelijke en voorzienbare bepalingen te maken. Enige vaagheid is door zowel de Hoge Raad als het EHRM erkend, omdat bepalingen die te gedetailleerd zijn andere problemen met zich mee kunnen brengen. Er is sprake van een voorzienbare bepaling indien jurisprudentiële uitleg van vage normen een logische ontwikkeling vormen en het resultaat in de lijn ligt met de kern van het strafbare feit. Artikel 5a WVW voldoet niet aan het vereiste dat het lex certa-beginsel stelt. De wetgever heeft twee nieuwe begrippen geïntroduceerd, maar in de Kamerstukken geen verduidelijking verschaft over deze nieuwe begrippen. De wetgever had dit kunnen voorkomen door te verduidelijken wat hij met ‘verkeersaanwijzingen’ en ‘verkeersgedragingen’ bedoelde. De bestanddelen ‘in ernstige mate’ en ‘soortgelijk belang’ heeft de wetgever onvoldoende uitgelegd. Deze bestanddelen kunnen echter niet anders dan enige vaagheden bevatten. Uit de

46 jurisprudentie valt op te maken welke gedragingen in lijn liggen met de kern van het strafbare feit. Dit onderdeel voldoet daardoor, net als de overige bestanddelen, aan het lex certa-beginsel. De koppeling van het roekeloosheidsbegrip aan de delictsomschrijving van artikel 5a levert geen problemen op met het lex certa-beginsel. De wetgever heeft niet consistent gesproken over of een overtreding van artikel 5a WVW roekeloosheid op levert of op kan leveren. Ondanks deze onduidelijkheid is het duidelijk genoeg dat sprake kan zijn van roekeloosheid bij artikel 6 WVW indien de gedraging ook een bewezenverklaring van artikel 5a WVW oplevert. Door het jurisprudentie-onderzoek is te zien dat roekeloosheid aannemen op basis van artikel 5a WVW mogelijk is. De koppeling kan bijdrage aan het bewijs van roekeloosheid en is duidelijk genoeg. Het antwoord op de centrale vraag luidt als volgt: artikel 5a WVW voldoet niet aan de vereisten van het lex certa-beginsel, maar artikel 175 lid 2 WVW voldoet wel aan het lex certa-beginsel.

47

Bronnenlijst

Literatuurlijst

Aa, van der, e.a. 2016

S. van der Aa e.a., Verkeersslachtoffers. Over de strafrechtelijke reactie op ernstige

verkeersdelicten, Tilburg: Fonds Slachtofferhulp 2016.

Altena 2016

J.G.H. Altena, Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht in het

Nederlandse materiële strafrecht, (diss. Universiteit Leiden), E.M. Meijers Research Institute

and Graduate School of the Leiden Law School of Leiden University 2016. Blom 2020

T. Blom, ‘Roekeloosheid opnieuw beoordeeld’, DD 2020, afl. 5 p. 399-407. Crombag 2010

H.F.M. Crombag, Over opzet en schuld, in P.J. Koppen, Reizen met mijn rechter. De

psychologie van het recht, Deventer: Kluwer 2010.

Cnossen & Jol 2018

J.P. Cnossen & D.S. Jol, Boom basics. Strafrecht, Den Haag: Boom juridisch 2018. Fijnslijper 2019

Fijnslijper, “Roekeloze rijders’ en rare wetgeving’, Verkeersrecht 2019, afl. 12, p. 434-435. Fijnslijper 2020

Fijnslijper, “Roekeloze rijders’ en rare wetgeving (deel 2), Verkeersrecht 2020, afl. 1, p. 10- 11.

Fijnslijper 2020

Fijnslijper, ‘Neveneffecten van een wetswijziging. Een mazzeltje en een beperking van opsporingsbevoegdheden’, Verkeersrecht 2020, afl. 4, p. 109-110.

Groenhuijsen & Kristen 2001

M.S. Groenhuijsen & F.G.H. Kristen, ‘Het Bestimmtheitsgebot bepaald’, DD 2001, p. 330- 346.

Haar, ter 2019

R. ter Haar, ‘opzet’, tJ 2019 (online). Harder, den 2006

W. den Harder, Aanmerkelijk onvoorzichtig. De ondergrens van de schuld in het

verkeersstrafrecht, diss. Erasmus University Rotterdam 2006.

Hart 1961

H.L.A. Hart, The Concept of Law, Oxford: Oxford University Press 1961. Harteveld 2017

A.E. Harteveld, ‘Strafrechtelijke aansprakelijkheid voor ernstige verkeersdelicten’,

48 Hullu, de 2006

J. de Hullu, Materieel strafrecht. Over algemene leerstukken van strafrechtelijke

aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Kluwer 2006.

Hullu, de 2015

J. de Hullu, Materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2015. Kelk & De Jong 2013

C. Kelk & F. de Jong, Studieboek materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2013. Kempen, van & Fedorova 2015

P.H.P.H.M.C. van Kempen & M.I. Fedorova, Een toetsing aan materieel strafrechtelijke,

mensenrechtelijke en volkenrechtelijke parameters, Deventer: Kluwer 2015.

Klaar 2014

R.J.A. Klaar, ‘Het ‘roekeloze’ van roekeloosheid: een nadere omlijning van het bestanddeel roekeloosheid’, Strafblad 2014, afl. 21, p. 132-140.

Kooijmans 2015

T. Kooijmans, ‘Door roekeloosheid getriggerd’, AA 2015, afl. 2 p. 130-135. Maurik, van 2020

H.M. van Maurik, 'Roekeloos rijgedrag - een nieuwe strafbaarstelling in het verkeersstrafrecht', AA 2020, afl. 2, p. 193-197.

Nan 2011

J.S. Nan, Het lex certa-beginsel, Dordrecht: Mr. P.G. Gilhuis B.V. 2011. Postma & Wolswijk 2018

A. Postma & H.D. Wolswijk, ‘Bestraffing en strafbaarstelling van ernstige verkeersdelicten’,

Verkeersrecht 2018, afl. 3, p. 82-95.

Roos, de 1987

A. de Roos, Strafbaarstelling van economische delicten. Een crimineel-politieke studie (diss. Utrecht), Arnhem: Gouda Quint 1987.

Scholten 1974

P. Scholten, Mr. C. Asser’s handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk

recht. Algemeen deel, Deventer: Kluwer 1974.

Vellinga 2012

W.H. Vellinga, Van mate van schuld: over ondergrens (en bovengrens) van de culpa in het Nederlands strafrecht (Preadvies). In Preadviezen 2012 van de vereniging voor de

veergelijkende studie van het recht van België en Nederland (blz. 141-197). Den Haag: Boom

Juridische uitgevers. Vellinga 2017

W.H. Vellinga, ‘Roekeloosheid’, Verkeersrecht 2017, afl. 7/8, p. 246-257. Vellinga 2019

W.H. Vellinga, ‘Aanscherping van de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor ernstige verkeersdelicten’, Verkeersrecht 2019, afl. 3, p. 82-93.

49 Wolswijk, Postma & Keulen 2017

H.D. Wolswijk, A. Postma & B.F. Keulen, Ernstige verkeersdelicten, Den Haag: WODC: 2017.

Jurisprudentielijst:

Bundesgerichtshof 25 februari 1954, NJW 1954, 729.

EHRM 26 april 1979, NJ 1980/146 (Sunday Times t. Verenigd Koninkrijk). EHRM 24 mei 1988, ECLI:NL:XX:1988:AD0333 (Müller e.a.).

EHRM 25 mei 1993, ECLI:CE:ECHR:1993:0525JUD001430788 (Kokkinakis t.

Griekenland).

EHRM 27 september 1995, ECLI:NL:XX:1995:AD2400 (G. t. Frankrijk).

EHRM 15 november 1996, ECLI:CE:ECHR:1996:1115JUD001786291 (Cantoni t.

Frankrijk).

EHRM 30 maart 2004, EHRC 2004/42 (Radio France e.a. t. Frankrijk).

EHRM 17 september 2009, ECLI:NL:XX:2009:BK6009 (Scoppola t. Italië n.o. 2). EHRM 15 juli 2014, ECLI:NL:XX:2014:520. (Ashlarba t. Georgië).

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31 juli 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6122. Hoge Raad 19 juni 1911, W 1911, 9203 (Hoornse taart).

Hoge Raad 1 mei 1973, ECLI:NL:HR:1973:AB3408 (Onverlichte brommer). Hoge Raad 15 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0139 (Porsche).

Hoge Raad 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7954 (Krulsla).

Hoge Raad 23 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9594 (Enkhuizer doodslag). Hoge Raad 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049 (HIV I).

Hoge Raad 17 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9360 (Doodslag in Sint-Michielsgestel). Hoge Raad 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822 (Black-out).

Hoge Raad 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3998.

Hoge Raad 5 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1668 (Spookrijder). Hoge Raad 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG1653.

Hoge Raad 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5630 (Kampvuur Castricum). Hoge Raad 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN1700.

50 Hoge Raad 22 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU2016.

Hoge Raad 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4254. Hoge Raad 4 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2823. Hoge Raad 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:959. Hoge Raad 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:960.

Conclusie A-G Harteveld bij HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:PHR:2013:654. Hoge Raad 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:692.

Hoge Raad 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:964. Hoge Raad 3 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1552.

Hoge Raad 3 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1554 (Snelheidswedstrijd). Hoge Raad 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:351.

Hoge Raad 14 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:470. Hoge Raad 1 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:773. Hoge Raad 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR2014:3045. Hoge Raad 30 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1772. Hoge Raad 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2482. Hoge Raad 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2414.

Parlementaire stukken Kamerstukken I, 2019-2020, 35 086, nr. C. Kamerstukken II, 1990-1991, 22 008. Kamerstukken II, 2001-2002, 28 484, nr. 3. Kamerstukken II, 2018-2019, 35 086. Staatsblad 1998, 375. Staatsblad 2006, 11. Staatsblad 2019, 413. Staatscourant 2019, 66642. Tekst en commentaar

● C.P.M. Cleieren, T&C Strafrecht, Legaliteit bij: Wetboek van Strafrecht, Artikel 1 [legaliteitsbeginsel].

51 ● C.P.M. Cleieren, T&C Strafvordering, Legaliteit bij: Wetboek van Strafvordering,

Artikel 1 [legaliteitsbeginsel].

● J.W. van der Hulst, T&C Strafrecht, Ernstige gevaarzetting bij: Wegenverkeerswet 1994, Artikel 5a.

● D. de Vocht, T&C Strafvordering, Geen straf zonder wet: bij Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden, artikel 7 [Geen straf zonder wet].

Websites

H. Korbee, ‘De zin en onzin van artikel 5a WVW’, www.verkeerskunde.nl (blog). www.rechtspraak.nl [geraadpleegd op: 4 april 2020].

Krantenberichten

Noord-Hollands Dagblad, 23 februari 2020, Drankrijder in Purmerend ramt verkeerspaal,