• No results found

Deel II. Hoe verhielden idee en praktijk zich tot elkaar bij de totstandkoming van het Amsterdamse

6. Hoe zag in de praktijk het bouwproces en ingebruikname van het pand er uit?

a. Problemen tijdens het bouwproces (1956-1960)

De totstandkoming van het weeshuis aan het IJsbaanpad was een moeizaam proces, waarin de architect, aannemer en het weeshuisbestuur verschillende conflicten hadden over

uiteenlopende kwesties. Twee studies waarin het bouwproces van het weeshuis uitvoerig wordt beschreven zijn Kinderen van Amsterdam van Theodor Engels en Aldo van Eyck.

Relativiteit en verbeelding van Francis Strauven.326 Opmerkelijk is dat de twee auteurs verschillende zienswijzen hebben wat betreft de vraag aan wie de problemen gedurende het bouwproces voornamelijk te danken waren. Waar Engels, in latere tijden overigens adjunct- directeur Economische Zaken van het Sociaal-Agogisch Centrum het Burgerweeshuis,327 op het problematische ontwerp wijst, benadrukt Strauven de discutabele rol van de aannemer en weeshuisbestuur in dit proces. Zijn studie bestaat uit twee delen, één over de Amsterdamse wezenzorg tot en met 1960 en één deel over de periode van 1960-1990, toen de verschillende weeshuizen opgingen in het Sociaal-Agogisch Centrum het Burgerweeshuis. Waar het eerste deel voornamelijk geschreven is op basis van literatuur, heeft Engels voor het tweede deel geput uit eigen ervaring en archiefmateriaal. Hoewel Engels hierover verantwoording aflegt in de inleiding, werkt zijn ‘objectieve’ schrijfstijl verhullend. Ook kent zijn studie door een groot aantal kleine hoofdstukken geen coherent verhaal en uitgewerkte probleemstellingen.

Engels heeft een drietal bezwaren tegen het gebouw: allereerst kwam het gebouw tot stand in een tijd dat geen behoefte meer leek te zijn aan een weeshuis en opvattingen over de werkwijze van de jeugdzorg snel begon te veranderen; de gekozen module-vorm van het gebouw was rigide en bood weinig mogelijkheden tot aanpassing; de technische kwaliteit was niet bepaald optimaal – dit laatste licht Engels overigens niet toe.328 Ook wijst hij er op dat het

weeshuis internationaal dan wel werd gezien als bijzonder kunstwerk; praktisch gebruik leek ondergeschikt aan het ontwerp te zijn. Dat het gebouw ondanks de hoogoplopende conflicten gezien zijn vergevorderde staat nog maar op kleine aspecten kon worden aangepast was oorzaak van een reeks voortdurende aanpassingen na ingebruikname van het pand, ‘Ten

326 Engels, Kinderen van Amsterdam.

Strauven, Aldo van Eyck.

327 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Jaarverslag Sociaal-Agogisch Centrum het

Burgerweeshuis, Serie. Verslagen der bedrijven diensten en commissiën der gemeente Amsterdam (33), IISG-

classificatie: N 1646.

77

gunste van het gebruik, maar ten koste van het kunstwerk.’329 Wat betreft de discussiepunten noemt Engels de vorm van groepsindeling, de grootte van de slaapkamers, bezwaren tegen een enorme speelbox en speciale pannekoekenkeuken en praktische bezwaren tegen vijftig buitendeuren.330

Strauven is uitvoeriger in zijn beschrijving en put daarbij in tegenstelling tot Engels ook uit het archief van Van Eyck en gesprekken met de architect. Strauven stelt op basis van ontwerpschetsen dat sprake was van een lang proces van experimenteren met mogelijke vormen waarin het gebouw kon worden gestructureerd. Dit eerste ontwerpproces duurde van januari tot en met mei 1955, waarbij het werk van de architect op de voet gevolgd werd door een enthousiaste Van Meurs. Op 17 mei presenteerde Van Eyck middels een maquette het gevraagde voorontwerp, dat gelijk door het bestuur werd goedgekeurd en gevolgd werd door een opdracht voor een uitvoeringsontwerp. Hiervoor stond als inleveringsdatum medio 1956; deze uitwerking duurde uiteindelijk twee jaar, onder andere doordat Van Eyck nog

verschillende andere projecten lopen had, waaronder enkele tientallen speelplaatsen per jaar.331 De auteur beschrijft hoe na het gereedkomen van het uiteindelijke ontwerp en

bestektekeningen de problemen zich naarmate de bouw vorderde opstapelden. Ter verklaring wijst hij drie redenen aan: het ongewone samenwerkingsverband tussen architect en

aannemer; de ‘nogal grillig evoluerende opvattingen van het weeshuisbestuur’; de

‘hardnekkige wil van de architect om desondanks de ruimtelijke en formele kwaliteiten die hem voor ogen stonden compromisloos te verwezenlijken.'332

Aldo van Eyck ging een samenwerking aan met de grote Bataafse Aanneming Maatschappij (BAM), die de architect een technisch tekenaar verstrekte in ruil voor de bouwopdracht. Daarnaast stelde Van Eyck een eigen tekenaar-opzichter aan, de

architectuurstudent Joop van Stigt, die de architect tijdens het werk vertegenwoordigde en met wie een hechte samenwerking zou ontstaan. Strauven beschrijft het werkverband tussen de architect en de BAM als een dubieuze constructie, waarbij de aannemer zijn ‘materiële machtspositie’ uitbuitte. Zo waren geleverde materialen van bedenkelijke kwaliteit, hield de BAM de architect buiten de aanbesteding van technische installaties en factureerde de aannemer flinke meerprijzen aan de opdrachtgever, het weeshuisbestuur, zonder met de

329 Engels., Kinderen van Amsterdam, 99. 330 Ibidem, 99.

331 Strauven, Aldo van Eyck, 309-315. 332 Ibidem, 317-318.

78

architect te overleggen. Ook zou de aannemer Van Eycks drang tot precieze uitwerking van de inrichting bij het bestuur als problematisch hebben aangekaart.333

Ondertussen ging Van Meurs, verklaard voorstander van de ‘horizontale’,

groepsindeling met pensioen. Met de aanstelling van de nieuwe directeur H.W. van Wijlen, pedagoog en psycholoog, werd volgens Engels een stap in professionalisering van het weeshuis gemaakt.334 Van Wijlen was voorstander van de ‘verticale’ indeling en koesterde

andere pedagogische ideeën, wat leidde tot verdeeldheid en daarmee besluiteloosheid in het bestuur. Ten tijde van de opdrachtverstrekking was nog geen definitief besluit genomen rond de groepsindeling; hierdoor raakte de bouw achter op schema. Eind april 1959 nam het bestuur het besluit tot omschakeling naar ‘verticale’ organisatie, om vervolgens eigenhandig besluiten te gaan nemen en onder andere speelwerktuigen uit het ontwerp te schrappen.335 Dit doet vermoeden dat de vraag naar de wijze van groepsindeling niet het enige punt was waarop het bestuur zich een andere mening had gevormd dan waarop het ontwerp van de architect was gebaseerd.

Ook stelt Strauven dat met name de vrouwelijke leden van het bestuur zich mengden in de besluitvorming rond de keukeninrichting, sanitair, vloerbedekking, speeltoestellen en meubilair. Toen de meerkosten van bestellingen die buiten de architect om waren gedaan door het bestuur doorgerekend werden aan de architect, nam Van Eyck de advocaat J. van Schaik in de hand. De dreiging met een juridische procedure, in combinatie met een actie die bevriende kunstenaars uit protest opzetten, leidde tot een kleine mediarel. Hierop werd een verzoeningscommissie aangesteld onder leiding van stadsbouwmeester Ben Merkelbach. Na enig overleg kreeg de architect zijn gelijk, waarop alle kosten die moesten worden gemaakt om het gebouw te ontdoen van de buiten de architect om gemaakte ingrepen, voor rekening van het bestuur waren. De verdere uitvoering verliep volgens de oorspronkelijke

werktekeningen.336

Het weeshuis was in de lente van 1960 eindelijk voltooid, in mei betrokken de kinderen uit het oude Burgerweeshuis en de Inrichting voor Stadsbestedelingen het nieuwe pand. Op een persconferentie waar koningin Juliana bij aanwezig was maar waarvoor de architect niet was uitgenodigd, presenteerde één van de bestuursleden een lijst met ‘fouten’

333 Strauven, Aldo van Eyck, 318-319. 334 Engels, Kinderen van Amsterdam, 98. 335 Strauven, Aldo van Eyck, 319-320. 336 Ibidem, 322-323.

79

van het pand, wat bestuursvoorzitter baron F. van der Feltz overigens wegwuifde. Bij de officiële opening in september waren het bestuur en de directeur algemeen positief over het uiteindelijke resultaat.337

b. Verslaglegging in de media (1959-1961)

De meeste aandacht in de media kreeg het Burgerweeshuis in het najaar van 1959, toen het conflict een hoogtepunt bereikte, het jaar erop toen het gebouw zijn voltooiing naderde en rond de officiële opening in september 1961. Een factor die meespeelde in de kleine mediarel van najaar-1959 was het publiekelijke protest van een groep kunstenaars, bevriend met de architect, tegen wat zij zagen als ‘verminking’ van het ‘modernste gebouw dat na de oorlog in Nederland is verrezen’.338 Onder leiding van schrijver Bert Schierbeek voerden zij een half

jaar actie en kondigden zij aan een protestschrift te publiceren.339 De krantenkoppen luiden: ‘Regenten niet akkoord met vormgeving’, ‘Conflict om “modernste naooorlogse gebouw in Nederland”’, ‘Conflict tussen architect en college van regenten’, ‘Kasbah-weeshuis oorzaak van diepgaand conflict’.340 Opvallend was het frame van een jong en progressief architect

tegenover een conservatief regentencollege, de grote aandacht die het verticale dan wel horizontale indelingsprobleem kreeg, de grote sympathie voor de architect en de

tweeslachtigheid van architectuurbeschouwingen, waarin artisticiteit samenging met een gebrekkig gebruikersgemak.

In een artikel onder de kop ‘Bouwkundig conflict over Burgerweeshuis’ in het

Algemeen Handelsblad werd het conflict breed uitgemeten. Opvallend is dat de auteur wees

op de invloed van een gedeeltelijk nieuw bestuur en de nieuwe directeur Van Wijlen op de veranderde opvattingen rond de kinderopvoeding. Zo moesten de twee tot twaalfjarigen niet gescheiden maar gemengd worden opgevoed, wat leidde tot een aanpassing van verschillende afdelingen aangezien toiletten en bedden andere formaten moesten hebben. Desgevraagd gaf

337 Strauven, Aldo van Eyck, 323.

338 Zoals in ‘Opening Burgerweeshuis Amsterdam uitgesteld. Conflict tussen architect en college van regenten’, De Tijd-Maasbode, 28-10-1959.

339 ‘Kasba-weeshuis oorzaak van diepgaand conflict’, Het vrije volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 28-10-

59.

80

Van Eyck te kennen dat de veranderingen op zichzelf niet het probleem waren maar het gebrek aan communicatie hierover met de architect:

‘Nooit heb ik gegevens gekregen. Alleen om de week elkaar tegensprekende brieven (…) Op het laatst was het een totale chaos van ideeën en wist ik niet meer wat ik moest doen. Ik heb tot nu toe niet de kans gekregen om mijn gebouw esthetisch aan te passen aan de veranderde visie.’341

Ook in ‘Kasba-weeshuis oorzaak van diepgaand conflict’, waarin gesproken wordt over het weeshuis als ‘Het meest gedurfde Amsterdamse bouwwerk van na de oorlog’, kwam Van Eyck aan het woord, waarin hij met bravoure stelde:

‘Ik heb er vijf jaar aan getekend, er vijf jaar voor geleefd en ik heb het onmogelijke bereikt door fanatiek vast te houden. (…) Maar voor de kinderen heb ik in het gebouw en

daaromheen ruimte willen scheppen. Mijn pannekoekenkeuken was fantastisch. Mijn kleibakken gaan van de baan. Muren wilde men verplaatsen. WC’s moeten worden

weggehaald. Mijn vijftig deuren moeten op slot, want men is bang voor de vuile voeten van de kinderen. Zo gaat het hele principe van dit bouwwerk overboord en dat is het ergste (…) Hoe kan men ineens alles willen veranderen, na er eerst zijn goedkeuring aan te hebben gegeven.’342

In ‘Opening Burgerweeshuis Amsterdam uitgesteld. Conflict tussen architect en college van regenten’ werd het conflict beschreven als een ‘impasse’. De bijzondere relatie tussen Van Eyck en Van Meurs, die enige jaren vóór het conflict samenwerkten en met hun ontwerp afweken van de traditionele opvattingen, werd ook aangestipt. Ook hier wordt de verticale dan wel horizontale ordening van de groep kinderen vermeld als één van de voornaamste discussiepunten. Opvallend genoeg werd in het ene artikel gesproken van een gewenste gemengde opvoeding, in het andere over een verticale indeling. Ook hier was de architect geraadpleegd:

‘Ik heb als architect de plicht om een gebouw te ontwerpen, dat voldoet aan de verlangens van mijn opdrachtgevers. Maar ik heb het recht om deze wijzigingen te realiseren op een wijze, die in overeenstemming is met mijn conceptie van het gebouw (…) Ik ben er mij van bewust

341 ‘Bouwkundig conflict over Burgerweeshuis’, Algemeen Handelsblad, 21-10-1959.

342 ‘Kasba-weeshuis oorzaak van diepgaand conflict’, Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch Dagblad, 28-

81

dat ik een moeilijk instrument heb gemaakt, dat veel minder eenvoudig te bespelen is dan de orthodoxe kinderhuizen met hun gangen en kamertjes.’343

Dit citaat illustreert enerzijds de halsstarrige houding van de architect in het project maar anderzijds ook een bewustzijn van het radicale karakter dat het nieuwe weeshuis ten opzichte van het weeshuis-oude stijl heeft.

In de Nederlandse architectuurkritiek was het onthaal van het weeshuis dubbelzinnig: enerzijds was er sprake van bewondering voor het originele ontwerp, anderzijds werd kritiek geleverd op gebreken in het gebruikersgemak. Hierbij was ook veel sprake van kritiek op het radicale ontwerp, dat niet voldeed aan de regels van het functionalisme.344 In enkele

krantenartikelen werd in positieve zin de radicale breuk onderstreept tussen het oude en het nieuwe weeshuis, zoals in het Algemeen Handelsblad naar aanleiding van de naderende voltooiing:

‘In een groot gebouw vinden de kinderen hier toch, onder de lage koepeltjes, een zekere individualiteit – zij gaan niet verloren in immense gangen, grote slaapzalen… neen, dit is een gebouw naar hun eigen schaal.’345

Bijzonder is dat ‘individualiteit’ in bovenstaande als positieve kwaliteit werd gezien van het nieuwe weeshuis. Elders, in een artikel dat een jaar later werd gepubliceerd, werd de tegenstelling tussen het orthodoxe weeshuis van ‘stijve straf-uniformen’ gekoppeld aan ‘gewonnen inzicht omtrent sociaal en psychisch medegevoel met het kind.’346 De inzet van

een rijkheid aan architectonische tradities werd hier positief gewaardeerd:

‘Het nieuwe Burgerweeshuis is eigenlijk geheel uit liefde voor het kind, uit verlangen een fantasie-rijke levenssfeer te scheppen met alle middelen, die ons in de moderne bouwkunst ten dienste staan.’347

Enkele krantenartikelen maakten melding van de dubbelzinnigheid qua ontvangst van het bouwwerk. Waar internationaal gezien sprake zou zijn van bewondering voor ‘Een meesterwerk van de naoorlogse architectuur’, kreeg het weeshuis in de Amsterdamse

343 ‘Opening Burgerweeshuis Amsterdam uitgesteld. Conflict tussen architect en college van regenten’, De Tijd- Maasbode, 23-10-1959.

344 Strauven, Aldo van Eyck, 324-329.

345 Amsterdam van dag tot dag. Burgerweeshuis, oud en nieuw’, Algemeen Handelsblad, 02-06-1959.

346 M. van Beek, ‘Het nieuwe Burgerweeshuis te Amsterdam van Aldo van Eyck. Verzoening tussen Paladio en

Mies van der Rohe’, de Tijd-Maasbode, 02-07-1960.

82

volksmond de bijnaam ‘kafferdorp’.348 Elders werd ook gesproken van ‘kafferkraal’.349 In

‘Aldo van Eyck. In de toekomst menselijk wonen in “georganiseerde kasbah” in de Telegraaf nam Dimitri Frenkel Frank het voor het bouwwerk op:

‘Waarom zou Aldo van Eyck het erg vinden dat men zijn werk een kafferdorp noemt? De volksmond heeft het bij het rechte eind, een kafferdorp is een harmonische, levende, bonte gemeenschap – en dat hééft de architect willen bereiken.’350

Overigens werd in deze jaren de nieuwe stijl waarin het weeshuis gebouwd was nog wel eens ‘kasbaïsme’ genoemd, naar de Noord-Afrikaanse kasbabouw. Deze zou een protest zijn tegen de ‘Amsterdamse tuinstadbouw’.351

Ten tijde van de officiële opening in september 1961 was het nieuwe Burgerweeshuis al een jaar in gebruik. De opening was aanleiding voor enkele beschouwingen, waarin wederom sprake was van een dubbelzinnige insteek. Zo ook in ‘Voor 100 kinderen is

Amsterdamse ‘Kasbah’ een woning’, waarin gesteld werd dat het gebouw dan wel erg vreemd oogde, maar wel in haar opzet was geslaagd als woning voor de kinderen – in tegenstelling tot het oude pand. Directeur Van Wijlen was in een interview opvallend positief over het pand. Opvallend genoeg stelde Van Wijlen ook: ‘Overigens proberen we geen gezin na te bootsen (…) Dat gaat niet. Opvoeding van ouderloze kinderen in een pleeggezin verdient de

voorkeur’.352 Een dergelijke zienswijze contrasteert met de media-uitlatingen van Van Meurs,

ruim twintig jaar hiervoor. Ook sprak Van Wijlen over speelgangen als ‘overdekte straten’, terwijl de architect in een ander interview van ‘straten’ in plaats van wandelgangen sprak.353

Elders werd gesproken over het Burgerweeshuis als een prachtig kunstwerk, maar ‘Gebruikswaarde werd ondergeschikt gemaakt aan architectuur’.354 Opvallend is dat wordt

gesteld dat op sommige punten de kinderen ‘ondergeschikt worden gemaakt aan de

architectuur’, bijvoorbeeld wat betreft de rigide slaapkamerindeling, met weinig privacy voor kinderen in de puberteit. Ook werd gesteld dat zowel de architect als het bestuur een

348 ‘Kasba-weeshuis oorzaak van diepgaand conflict’, Het vrije volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 28-10-

59.

349 ‘Weeskinderen maken plaats voor David en Goliath. Nieuw tehuis voor historisch museum’, De Waarheid,

15-10-1960.

350 Frenkel Frank, ‘Aldo van Eyck’.

351 ‘Kasba-weeshuis oorzaak van diepgaand conflict’, Het vrije volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 28-10-

59.

352 ‘Voor 100 kinderen is Amsterdamse “Kasbah” een woning’, De waarheid, 16-9-1961. 353 ‘Een zwaar karwei. Stofnesten in de “Kasbah”’, Algemeen Handelsblad, 3-1-62.

354 ‘Nieuwe Burgerweeshuis wordt morgen geopend. Gebruikswaarde wordt ondergeschikt gemaakt aan

83

‘“inrichting”-sfeer’ hebben willen vermijden – over het conflict wordt nergens gesproken! In een ander artikel waarin verslag werd gedaan van de officiële opening door burgemeester Van Hall, werd ook weinig gerept over de conflicten die bestonden tussen bestuur en architect. Wel stelde de burgemeester:

‘dat het nieuwe gebouw aan de Amstelveenseweg toch wel duidelijk illustreert hoe in de laatste 150 jaar de opvattingen in ons land over de kinderverzorging veranderd zijn. Nog in 1822 werd een Koninklijk Besluist gepubliceerd, dat vondelingen en wezen boven de zes jaar, naar de koloniën in Drenthe gestuurd moesten worden om turf te steken.’355

Directeur Van Wijlen werd aangehaald, waarbij werd aangestreept dat deze in eerste instantie niet zo veel moest hebben van de ideeën van de architect, maar: ‘Langzamerhand beginnen wij te beseffen, dat wij in een mooi en prettig huis wonen.’ Voorzitter van het burgerweeshuisbestuur F. baron van der Felz, stelde in zijn toespraak:

‘[dat] het uiterlijk aanzien van het gebouw op velen wellicht nog een ongewone indruk maakt, maar hij was ervan overtuigd dat het ook algemeen artistieke waardering zal ondervinden, wanneer het straks omgeven is door de ontworpen beplanting, als de sportvelden gereed zijn, de omgeving is bebouwd en het geheel meer is ingeleefd dan thans het geval is.’

In het bijzonder werd nog de heer Van Meurs bedankt voor zijn bijdrage aan de voorbereiding en de uitvoer van het gebouw. Architect Van Eyck was wegens een verblijf in het buitenland niet aanwezig.

c. Ingebruikname (1961-1965)

Op 18 augustus 1960 vond de verhuizing plaats van het 380 jaar bewoonde oude weeshuis aan de Kalverstraat naar het nieuwe pand aan het IJsbaanpad. De inventaris, voor zover deze de moeite waard werd bevonden, ging mee. Het ging hier om keukengerei, servies, veel oude meubels, maar ook een enorme hoeveelheid andere spullen, historische curiosa.356 Aan de door de architect en weeshuisbestuurders geuite wens om het nieuwe pand in gebruik te

355 ‘Burgemeester Van Hall opende het Burgerweeshuis’, Algemeen Handelsblad, 22-9-61. 356 Wagenaar, In het weeshuis, 124-125.

Zie ook ‘Waar zijn al die meubels heen? Waar zijn ze gebleven…?’, Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch

84

nemen, toe te eigenen, werd dus gehoor gegeven. In november 1960 ontstond echter een conflict tussen enkele van de bestuurders en het personeel rond de wijze van toe-eigening van het pand. Uit briefwisselingen tussen het opvoedkundig personeel van verschillende

afdelingen, de directeur van het weeshuis en de wethouder Sociale Zaken bleek dat enkele bestuursleden het personeel opdroegen de muren te ontdoen van door de kinderen en het personeel aangebrachte wandversiering. Dit was tegen de wil in van het personeel; de versiering moest ‘intimiteit’ en ‘gezelligheid’ brengen ‘in de ietwat koele, hypermoderne verblijven’.357 Ook uitten de bestuurders klachten over de rommel in het weeshuis, zoals in de

douche en aan de kapstokken. De personeelsleden wezen er op hun beurt op dat de verhuizing net had plaatsgevonden en te weinig kasten aanwezig waren voor de kleren.358 Ook stelden zij:

‘Tegenover bovenstaande opmerkingen wensen wij te mogen vaststellen dat wij te maken hebben met een levensgemeenschap van kinderen en niet met toonkamers van moderne architectuur. Maar paedagogische of psychologische overwegingen schijnen bij deze dames- bestuursleden geen rol te spelen.’359