• No results found

Hoofdstuk 3: Wandelcultuur door representatiedrang

3.3 Winkelen en flaneren in de Kalverstraat

In ruimtelijk opzicht was de Kalverstraat heel anders vergeleken met de stedelijke groenzone het Plantaadje of het woongebied van de elite, de grachtengordel. Het was (en is) een smalle en zeer drukke winkelstraat. De straat trok in de negentiende eeuw dagelijks bezoekers, vooral het gedeelte tegen de Dam met de luxe winkels en de koffiehuizen was drukbezocht. Amsterdammers

doorkruisten de straat om de weg naar werk te vinden, slenterden langs de winkels om de etalages te bekijken en luxegoederen te kopen, maar zij bewandelden ook de Kalverstraat om te zien en gezien te worden.

De interesse en de classificatie van de gebruikers van de Kalverstraat in de Physiologie van Amsterdam en het Algemeen Handelsblad tonen dat er iets opmerkelijks in de Kalverstraat gaande was. Furnée noemt dit een ‘modern’ en ‘grootstedelijk’ verschijnsel. Datzelfde geldt ten aanzien van het onderscheid tussen winkelen en boodschappen doen en de mate waarin winkelen als

132 H. te Velde, Herenstijl en burgerzin, 165 133 B. de Vries, Electoraat en Elite, 30.

49

vrijetijdsbesteding zich concentreerde tot specifieke dagdelen.135

Op bepaalde momenten werd de Kalverstraat het toneel waarbij Amsterdammers elkaar in een constante, herhaaldelijke beweging passeerden. Een dergelijke praktijk vormde en bevestigde door de routine ervan de sociale orde. De standsverschillen lagen er in de Kalverstraat minder dik bovenop dan bij de eerder besproken wandelingen. Het waren vooral de verschillende genderrollen die in de Kalverstraat uitgemeten werden, maar stand en gender gaan in de negentiende eeuw hand- in-hand. Er zijn verschillende van dergelijke praktijken te onderscheiden.

De ochtend en het einde van de middag waren het momentum van kantoorbedienden en beursgangers die van en naar werk pendelden. De dagelijkse route van de man van huis naar werk belichaamde en bevestigde het burgerideaal van het gezin buitenshuis onderhouden. Tussendoor was de Kalverstraat een winkelstraat. Dames konden semi-vrijelijk over de straat bewegen. Winkelen op de Kalverstraat was namelijk strak omlijnd door regels van fatsoen.

In de Kalverstraat werden de negentiende-eeuwse genderrollen in ruimte en tijd

gedemonstreerd: de man ging als producent naar zijn werk en de vrouw als consument winkelde hier. De publieke ruimte werd door mannen gedomineerd, vrouwen hadden een ondergeschikte rol. Dit komt te meer tot uiting door het feit dat vrouwen moesten letten op hoe zij op anderen

overkwamen en zich niet vrijelijk over de straten konden bewegen. Furnée beschrijft in ‘Winkelen als bevrijding?’ dat het ongemakkelijk en zelfs ongepast was voor vrouwen om alleen of zelfs in

damesgezelschap zonder duidelijk doel op straat te lopen. Dames vreesden om benaderd te worden als ‘publieke vrouw.’136

De Kalverstraat was al geruime tijd een boeiende winkelstraat, maar de aandacht ervoor in de fysiologieën en de opkomst van het nieuwe sociale type de flâneur tonen dat de betekenis ervan verschoof. Langs etalages slenteren om de nieuwigheden in je op te nemen en de tijd te doden was in de negentiende eeuw een nieuw verschijnsel. De mogelijkheid om dit te doen kwam onder andere door de komst van etalagekasten. In de Franse fysiologieën, zoals de werken van Baudelaire waren de winkelstraten en de winkelende massa een fenomeen van de moderne stad met de ruime boulevards, nieuwe en het moderne grootwinkelbedrijf. Amsterdam behield tot ver in de

negentiende eeuw haar vroegmoderne uiterlijk en wat het centrum betreft zelfs haar middeleeuwse uiterlijk. De modernisering van de stedelijke praktijken, van het winkelen en flaneren, stond in Amsterdam dus los van de uiterlijke modernisering van de stad.

Een ander nieuw verschijnsel in de Kalverstraat was de flâneur. De fysiologieën zetten de flâneur neer als welgestelde man zijn tijd verdeed door langs de winkelruiten te wandelen en

135 J.H. Furnée, ‘Winkelen als bevrijding?,’ 103 136 Ibidem, 107-109;

50

modeartikelen aan te schaffen. Dit druiste in tegen het negentiende-eeuwse burgerlijke ideaal waarbij de man produceerde en de vrouw consumeerde. De flâneur was de consument en

onderhield geen huishouden. Zoals de flâneur door de fysiologieën wordt neergezet toont nogmaals de behoefte van de auteurs (en hun lezerspubliek) om andere sociale groepen, in dit geval de welgestelde groepen, te bekritiseren en de eigen groep daaraan te contrasteren. Het is een manier om een discours over de eigen groep te vormen waar de mannen productief zijn, hard werken en het gezin onderhouden. Met het type de flâneur en de kritiek erop werd er plaatsgemaakt voor de eigen sociale groep. De bronnen geven blijk van standsbesef en de behoefte om de eigen sociale groep te bevestigen. Die behoefte groeide omdat de samenleving in verandering was. De Amsterdamse sociale gelaagdheid lijkt hiermee in de eerste helft van de negentiende eeuw niet rotsvast, maar in beweging.

51

Conclusie: Wandelen als een betekenisvolle praktijk op een betekenisvolle plaats

Historici hebben laten zien dat wandelen in verschillende (Europese) hoofdsteden in de achttiende en negentiende eeuw een manier werd om sociale verschillen en overeenkomsten in geritualiseerde vorm zichtbaar te maken. Wandelen was een culturele praktijk die de sociale verhoudingen in de openbare ruimte kan verhelderen. De wandelingen in die onderzoeken vonden in eerste instantie exclusief plaats in daarvoor aangelegde parken en later in de openbare stedelijke ruimte. In de geschiedschrijving over negentiende-eeuws Amsterdam is wandelen als culturele praktijk wel genoemd, maar een diepgaande analyse van de wandelingen en wandelplaatsen bleef tot nu toe uit. We hebben in deze scriptie gezien dat er in Amsterdam in de eerste helft van de negentiende eeuw op drie verschillende plaatsen werd gewandeld. Niet alleen de praktijk van het wandelen was op deze locaties betekenisvol, maar ook de plaats van de wandeling. Door de wandelingen niet alleen tegen de achtergrond van de ruimte te plaatsen, maar de ruimte zelf ook mee te nemen zijn

verschillende tendensen binnen de stedelijke samenleving naar voren gekomen. De wandeling had in deze periode in Amsterdam meer betekenis dan louter vertier en de wandelplaats had meer

betekenis dan louter locatie. Het was een specifieke plaats waar bepaalde sociale groepen samenkwamen om te zien en gezien te worden.

In het eerste hoofdstuk is naar voren gekomen dat er in negentiende-eeuws Amsterdam verschillende culturele praktijken waren waarmee stedelingen de sociale scheidingslijnen

markeerden. De sociale gelaagdheid van Amsterdam wordt beschreven als een standenmaatschappij. Binnen de historiografie en in negentiende-eeuwse literatuur wordt deze structuur als een starre en hiërarchische structuur neergezet. Het klassieke beeld is dat pas laat in de tweede helft van de negentiende eeuw structurele veranderingen voorkwamen, zowel op sociaaleconomisch als op ruimtelijk gebied. Volgens deze interpretatie werd in de tweede helft van de negentiende eeuw retoriek ingezet om wankelende sociale gelaagdheid te bevestigen.

De stedelijke cultuur was een belangrijk onderdeel van de standensamenleving. Het was een manier van de verschillende sociale groepen om zich in de publieke ruimte te manifesteren. De veel voorkomende voorbeelden binnen de historiografie zijn de verenigingen en sociëteiten, theaters en salons. We hebben gezien dat vooral de Amsterdamse elite een sterk distinctiepatroon had

ontwikkeld. Zij hadden in deze periode steeds minder politieke en economische middelen, maar door middel van distinctiepatronen hielden zij nog lang hun culturele hegemonie in stand. Uitstapjes zoals naar de vereniging of het theater gaan waren manieren om de eigen sociale kring van andere sociale groepen te onderscheiden en te bevestigen.

52

In het tweede hoofdstuk is aangetoond dat wandelen een belangrijk onderdeel vormde van de negentiende-eeuwse stedelijke cultuur. Vooral zondags was het wandelen een populaire vorm van vertier. De wandeling in het Plantaadje het meest voor de hand liggende voorbeeld. In de negentiende eeuw kwamen daar de Pantoffelparade op de grachtengordel en de wandelingen in de Kalverstraat in het oude middeleeuwse centrum bij. Sociale hiërarchie werd dus niet alleen tijdens de traditionele wandeling in het park, maar ook op straat zoals in de grachtengordel en in de

Kalverstraat gedemonstreerd. Deze plaatsen waren hier niet speciaal voor ingericht, maar hadden daarnaast andere functies. Wandelen lijkt daarmee meer betekenis te hebben dan een vorm van vrijetijdsbesteding of verplaatsen. Wandelen en vooral de manier waarop, lettend op aan kleding, gedrag én de locatie, was een vorm van distinctie. De wandelingen waren publieke presentaties van de sociale identiteit. Sociale groepen konden met de wandeling hun sociale autoriteit zichtbaar maken en dus benadrukken.

De wandelingen in de stedelijke ruimte zelf en de manier waarop de wandelingen in de contemporaine literatuur en pers zijn beschreven, hebben bijgedragen aan de vorming van het stedelijk leven. Vooral de fysiologieën spelen hierin een dubbelzinnige rol. Hoewel de fysiologieën zich voordeden als stedelijke observaties van de wandelaar, geven ze geen feitelijke weergave van het verleden. Het zijn eerder humoristische interpretaties van het stedelijk leven waarbij continu de spot werd gedreven met Amsterdammers uit de hoogste en laagste standen. Daardoor is het lastig om deze teksten als historische bron te gebruiken. De teksten beschrijven niet primair feitelijkheden, maar waren bedoeld om de lezer te amuseren.

In de fysiologieën werden de gedragingen van de medestedelingen bekritiseerd. Er werd vooral gelet op passend gedrag per stand en sekse. Het etaleren van rijkdom, de wens om zich beter voor te doen dan diens werkelijke positie en het gevaar voor dames om als prostituee te worden gezien zijn kenmerkende onderwerpen. Door de kritiek onthullen de fysiologieën veel over de auteurs en de lezers zelf. Zij vormden door middel van de teksten een eigen sociale identiteit

tegenover de groepen die zij beschreven of over lazen. De middenstand vestigde zich zo als eerlijk en gematigd tegenover de zondige praktijken van de hoogste en laagste standen.

Ondanks deze dubbele laag is in deze scriptie dit type bron wel gebruikt. In de fysiologieën zijn de wandelingen simpelweg het meest uitgebreid beschreven. Door de fysiologieën te

combineren met andere bronnen en historisch onderzoek naar de negentiende eeuw, kan er toch veel over de praktijk en de betekenis van de wandelingen worden gezegd, vooral wanneer het ruimtelijke aspect van de wandelingen wordt meegenomen als analytische categorie.

In het derde hoofdstuk is geprobeerd een verklaring te vinden voor de verschillen tussen de wandelingen en wat deze in de negentiende-eeuwse stad betekenden. De eerste en oudste

53

cultuur van de achttiende eeuw. De locatie was een stedelijke groenzone aan de rand van de stad waar verschillende rangen en standen kwamen om te recreëren en om te zien en gezien te worden. De Pantoffelparade was een uitvinding van de negentiende eeuw. Er was de behoefte ontstaan om elders dan in het Plantaadje te wandelen en distinctiegedrag te vertonen. Uit de bronnen blijkt dat de wandeling in de eerste helft van de negentiende eeuw in de grachtengordel plaatsvond. De locatie van de Pantoffelparade was geen neutrale achtergrond waartegen de wandeling plaatsvond. De grachtengordel was in de regel de woonplaats van de elite. Uit historisch onderzoek is gebleken dat hier in de eerste helft van de negentiende eeuw steeds meer sociale menging voorkwam. Het distinctiegedrag nam toe toen sociale menging groeide. Bovendien werden de politieke en economische middelen van de traditionele elite in de negentiende eeuw steeds geringer. Om toch de oude sociale hegemonie in stand te kunnen houden werden culturele middelen ingezet. De wandeling in de Pantoffelparade is daar een uiting van. Enerzijds bevestigde de activiteit de sociale positie binnen de eigen groep en anderzijds de positie van deze groep ten opzichte van anderen. Het was een manier van de elite om zich vast te houden aan de machtspositie die zij traditioneel had genoten.

In de tweede helft van de negentiende eeuw veranderde de locatie van de wandeling en verschoof ook de betekenis van de term ‘Pantoffelparade’ in de pers en de literatuur. De term werd tegen het einde van de negentiende eeuw steeds meer gebruikt om diverse wandelingen aan te duidden, maar ook om de deftigheid in het algemeen te bespotten, zoals overdreven deftigheid van het publiek in theaters.137

De derde en laatste wandelplaats die in deze scriptie is onderzocht is de Kalverstraat. De Kalverstraat was net als de grachtengordel geen ruimte die specifiek was ingericht om te wandelen of te recreëren. De Kalverstraat had verschillende functies waardoor wandelen als vrijetijdsbesteding hier minder vanzelfsprekend was. De straat was ten eerste een doorgaande weg en ten tweede een winkelstraat waar boodschappen werden gedaan. Toch was de Kalverstraat in de negentiende eeuw naast het toneel van dagelijkse, meer neutrale activiteiten ook bij uitstek de plaats waar

Amsterdammers naartoe gingen om te wandelen, te winkelen of te flaneren als vrijetijdsbesteding. Door de verschillende functies van de straat, kregen de gebruikers van de straat verschillende sociale identiteiten toegewezen. Deze waren naast ruimtelijk ook temporeel begrensd. Vooral voor vrouwen was het in een betwist gebied. Vrouwen konden in de Kalverstraat al snel voor prostituee aangezien worden. Zij moesten oppassen in welke hoedanigheid zij de straat betraden. Niet alleen dames gingen naar de Kalverstraat om boodschappen te doen of te winkelen. In de Kalverstraat

137 Nader onderzoek over hoe de term Pantoffelparade in de negentiende, maar ook in de twintigste eeuw een

eigen leven is gaan leiden, los van de traditionele Amsterdamse elite en de wandeling op de grachtengordel is in deze scriptie niet verricht.

54

kwam nieuw sociaal type ten tonele die van winkelruit naar winkelruit slenterde: de flâneur. In de bronnen werd er kritiek geuit op de flâneur en zijn geslenter. Hij was iemand die zijn tijd verdeed en bijvoorbeeld niet werkte om zijn gezin te onderhouden. Wandelen in de Kalverstraat en de bronnen die hierover schrijven bevestigen zodoende de negentiende-eeuwse ideeën over stand en gender. De flâneur was een modern verschijnsel, tenminste zo worden Parijse flâneurs gezien. De Kalverstraat bood ruimte om te winkelen en te flaneren als vrijetijdsbesteding en was daarmee een grootstedelijk, modern verschijnsel in een vroegmoderne stad, sterker nog, in het middeleeuws centrum van die stad.

Het onderzoek naar wandelen als vrijetijdsbesteding en de analyse van de specifieke plaatsen tonen dat in de eerste helft van de negentiende eeuw in Amsterdam de behoefte van sociale

groepen om zich van anderen te onderscheiden toenam. De Pantoffelparade en de fysiologieën zijn daar het bewijs van. Zij tonen dat enerzijds de traditionele elite zich op een bepaalde manier ging manifesteren en anderzijds de middenstand zich afzette van de hogere en lagere standen door de kritiek die zij uitten in de fysiologieën. Daarnaast heeft het onderzoek laten zien dat de functie van de Kalverstraat veranderde. De straat werd in deze periode een plaats waar verschillende sociale

groepen kwamen om te zien en gezien te worden, maar dan rondom het nieuwe fenomeen winkelen. Winkelen was een nieuwe vrijetijdsbesteding geworden en langs de etalagekasten slenteren was daar onderdeel van.

In het eerste en tweede hoofdstuk kwam aan bod dat de behoefte om sociale identiteit te bevestigen zich volgens andere onderzoekers voornamelijk voordoet in samenlevingen in

verandering. Die onderzoekers en enkele contemporaine schrijvers hebben Amsterdam beschreven als een samenleving waar tot ver in de negentiende eeuw weinig sociale verandering mogelijk was. De hier onderzochte wandelingen tonen wél sociale en culturele veranderingen en suggereren dat de starheid van de Amsterdamse maatschappij al eerder in de negentiende eeuw afnam. Dit onderzoek naar de specifieke culturele praktijk van wandelen in de stedelijke ruimte verheldert de verschillen tussen sociale groepen in deze periode en toont veranderingen binnen de stedelijke samenleving van Amsterdam. Daardoor ontstaat een levendiger beeld van het leven in de stad dan het klassieke sociaaleconomische onderzoek laat zien.

Deze uitkomst onderstreept de waarde van een culturele praktijk zoals wandelgewoonten als analytische categorie voor de historici van culturele en sociale veranderingen. Het toont bovendien dat het loont om de ruimte van culturele praktijken niet als neutrale achtergrond van vertier te zien. De beschreven wandelplaatsen waren essentieel voor wat de wandelaars met hun activiteit wilden bereiken. We hebben gezien dat klasse- en genderidentiteiten op verschillende manieren vorm kregen in direct verband met de locatie of de ruimte waar zij werden gepresenteerd. Concepten van ruimte en plaats speelden een belangrijke rol in de vorming van sociale identiteiten en zijn van groot

55

belang voor het onderzoek naar die identiteiten. Door ruimte te analyseren als betekenisgever ontstaan meer mogelijkheden om het verleden te interpreteren en krijgt historisch onderzoek een diepere laag. Het verleden moet - net als wandelingen - niet enkel in termen van tijd geïnterpreteerd worden, maar ook in termen van ruimte.

56

Bronnen

1.Physiologieën uit het Stadsarchief Amsterdam (SA)

Humorist, Een, Physiologie van de Kalverstraat (Amsterdam 1844) SA 15030 – 111653.

Moolenijzer Sr., H., Physiologie van den echten Amsterdammer: Over de Physiologie van Amsterdam, door een' Amsterdammer (Amsterdam 1844) SA 15030 – 111648.

Vos, P.W.J. de, Waarachtige physiologie van Amsterdam, en de meest bekende van Amstels ingezetenen (Amsterdam 1844 – 1844) SA 15030 – 37148 t/m 15030 – 37152.

Vos, P.W.J. de, Waarachtige physiologie van Amsterdam (Amsterdam 1845 – 1847) SA 15030 – 111649 t/m 15030 – 111652.

2. Reisverslagen uit de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Collecties (UBM) Boom, Harm en Alexander Lodewijk Lesturgeon, Een Drentsch gemeente-assessor met zijne twee neven op reis naar Amsterdam, in 't voorjaar van 1843 (Groningen 1845-1853) UBM: P 78-2162; P78- 2163.

Maaskamp, Evert, Nauwkeurige beschrijving van het Panorama der stad Amsterdam (Amsterdam 1818) UBM: 1194 F 61.

Maaskamp, Evert, Reis door Holland, in den jaren 1806 (z.p. 1807) UBM: 1230 G 13.

Vijver, Cornelis van der, Wandelingen in en om Amsterdam (Amsterdam 1829) UBM: 477 F 21.

3. De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL)

Brink, J. Ten, (red.) Nederland. Verzameling van oorspronkelijke bijdragen door de Nederlandse Letterkunde (Leiden 1850).

Frijlik, H., Het leeskabinet; mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen (Amsterdam 1845).

Hall, M.C. van, Gedenkschriften van en door Frank Floriszoon van Arkel (Amsterdam 1832). Heldring, E. Herinnering en dagboek van Ernst Heldering I, 1871-1964 (Groningen 1970). z.a. ‘Droevig verhaal van het lijden van Polyhymnia’ in: De Gids Jaargang 2 (Amsterdam 1838).

57

4. Delpher. Online krantenbank van de Koninklijke Bibliotheek Den Haag138

Algemeen Handelsblad (20 februari 1840).

Het leeskabinet; mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen (01-01-1845). Opregte Steenwijker Courant (20-09-1875).

Leeuwarder Courant (15-03-1897).

58

Literatuur

Aerts, R., ‘Een staat in verbouwing. Van republiek naar constitutioneel koninkrijk 1780-1848’ in: Idem e.a. red., Land van kleine gebaren. Een politieke geschiedenis van Nederland (Nijmegen 1999) 11-95. Aerts, R., en P. de Rooy ed., De Geschiedenis van Amsterdam. Hoofdstad in aanbouw 1813-1900 (Amsterdam 2006).

Benjamin, W., 'The return of the flaneur' in: Idem, Selected Writings 2 (Cambridge 1996) 262-267. Certeau, M. de, The practice of everyday life (Minneapolis 1998).

Blok, J., ‘“Hemelse rozen door ’t wereldse leven.” Sekse en de Nederlandse burgerij in de

negentiende eeuw’ in: R. Aerts en H. te Velde, De stijl van de burger. Over Nederlandse burgerlijke cultuur vanaf de middeleeuwen (Kampen 1998) 123-156.

Bourdieu, P., Distinction. A social critique of the judgement of taste (Cambridge 1984).

Bruin, K. Een herenwereld ontleed: over Amsterdamse oude en nieuwe elites in de tweede helft van de negentiende eeuw (Amsterdam 1980).

Burton, R.D.E., The flaneur and his city. Patterns of daily life in Paris 1815-1851 (Manchester 2009). Furnée, J.H., ‘Beschaafd vertier. Standen, sekse en de ruimtelijke wending van Den Haag, 1850-1890’ in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 27, 1 (2001) 1-32.

Furnée, J.H. , 'Naar een integrale geschiedenis van de negentiende-eeuwse stad' in: De negentiende