• No results found

4.1 Inleiding

Inmiddels is bekend welke aspecten van het huidige tuchtrecht de arts tot second victim kunnen maken. Naar verwachting wordt in het voorjaar van 2019 de Wijziging van de Wet BIG van kracht. In dit hoofdstuk worden de wijzigingen besproken die mogelijk effect hebben op de manier waarop artsen het tuchtrecht beleven en daarmee van invloed kunnen zijn op het ontstaan van second victims. Het gaat om de invoering van de tuchtklachtfunctionaris, invoering van een griffierecht, de voorzittersbeslissing en het niet langer automatisch openbaar maken van boetes en berispingen.

4.2 Relevante veranderingen in de Wijziging van de Wet BIG 4.2.1 Invoering griffierecht (art. 65a)

Het nieuwe artikel 65a, eerste lid, Wet BIG voert een griffierecht van € 50,- in, te voldoen door degene die het klaagschrift indient. De achterliggende gedachte is dat het bagatelzaken zal voorkomen en dat er recht wordt gedaan aan het feit dat persoonlijke genoegdoening geen doel van het tuchtrecht is. Het griffierecht wordt terugbetaald indien de klacht leidt tot een gegrondverklaring (art. 65a, vijfde lid).134 Hiervoor bleek dat bagatelzaken de arts extra frustratie opleveren in vergelijking met niet-bagatelzaken.135 Indien de invoering van het griffierecht erin slaagt om dergelijke zaken te voorkomen, dan zou dit belastende kenmerk van het tuchtrecht kunnen afnemen. Bovendien zou een afname van het aantal (bagatel)zaken ertoe kunnen leiden dat de werklast van de tuchtcolleges afneemt. Hierdoor neemt naar verwachting de lengte van de procedures af.136 In het advocatentuchtrecht is in 2015 een griffierecht van €50,- ingevoerd. Dit heeft geleid tot 16% minder klachten.137 Aangezien de lange duur van

tuchtzaken een element is dat bijdraagt aan het ontstaan van second victims, zou de invoering van het griffierecht ook op deze manier een positief effect kunnen hebben op het voorkomen van second victimschap.

134 Kamerstukken II 2016/2017, 34629, 3 (MvT), paragraaf 4.4.6.7. 135 Paragraaf 3.3.5.

136 Handelingen II 2017/2018, 34629, 76 (Kamervragen).

137 Dute, NJB 2016/afl. 21, p. 1495-1497. Zie ook: Kamerstukken I 2017/2018, 34629, C (MvA), onder ‘toegang tot

Expres wordt hier gebruik gemaakt van hypothetisch taalgebruik. Er kunnen namelijk enkele kanttekeningen geplaatst worden bij de invoering van een griffierecht. Houdt die €50,- bagatelklagers tegen of mensen die dit geld niet kunnen of willen opbrengen? De tweede mogelijkheid strookt niet met het kwaliteitsdoel van het tuchtrecht; het indienen van klachten over mogelijke misstanden om het publiek belang te dienen, zou juist gestimuleerd moeten worden. Door het risico bij de klager te leggen, wordt het publiek belang dat een klager kan dienen onvoldoende erkend.138 Bovendien kan een klager met één klaagschrift een klacht indienen tegen meerdere zorgverleners die volgens de klager bij het beklaagde handelen betrokken waren. De klager betaalt in dat geval eenmalig het griffierecht. Bij dit soort ‘massaklachten’ zal €50,- wellicht geen barrière vormen.

4.2.2 De tuchtklachtfunctionaris (art. 55a)

Om klagers te helpen bij het opstellen van hun klaagschrift wordt de figuur van de tuchtklachtfunctionaris ingevoerd. Deze functionaris staat in onafhankelijke positie van het tuchtcollege en kan, op verzoek van de klager, kosteloos advies geven over het opstellen of wijzigingen van de klacht. Het idee hierachter is dat de onvoldoende kennis van klagers wordt gecompenseerd. Op die manier moeten straks meer klaagschriften voldoen aan de procedurele eisen. De tuchtklachtfunctionaris kan een klager ook adviseren om zijn klacht eerst via de klachtenprocedure van de zorginstelling te laten beoordelen, indien de functionaris dit een geschiktere route acht. Dit kan ervoor zorgen dat klachten die niet in het tuchtrecht thuishoren (bagatelklachten) op een andere wijze worden behandeld.139 Bagatelzaken en onduidelijke klaagschriften vormen een frustratiefactor, die bijdraagt aan het ontstaan van second victims.140 Indien de invoering van de tuchtklachtfunctionaris er inderdaad in slaagt om bagatelzaken te voorkomen, dan zou deze wijziging bij kunnen dragen aan het beperken van het second victim probleem.

138 Legemaate, TvGR 2015/5, p. 299. Zie ook: Dute, TvGR 2015/39 en Rube, RegelMaat 2017/32, paragraaf 5. 139 Kamerstukken II 2016/2017, 34629, 3 (MvT), paragraaf 4.4.6.1. Zie ook: Sijmons, NJB 2015/afl. 38. 140 Zie paragraaf 3.3.5.

Bovendien kan ook het terugverwijzen naar de klachtenprocedure van de zorgaanbieder positief effect hebben. Op dat niveau zijn minder van de kenmerken aanwezig die artsen in het tuchtrecht als belastend ervaren: er is mogelijkheid tot overleg met de patiënt (waar beide partijen behoefte aan hebben),141 er is geen door de arts als criminaliserend ervaren procedure, de klacht kan sneller behandeld worden, het leidt niet tot een openbaargemaakte maatregel en indien het uiteindelijk toch tot een tuchtklacht leidt, dan komt deze minder onverwachts. Daarnaast kan in deze fase door overleg wellicht meer aandacht besteed worden aan de emotionele elementen van een klacht; is er sprake van onjuist handelen of ziet de klacht van de patiënt meer op gekwetste gevoelens en een geschonden vertrouwen?142 Bovendien kan een geschilleninstantie, in tegenstelling tot het tuchtcollege, schadevergoeding toekennen. Blijkt de patiënt dit te wensen, dan kan een verzoek hiertoe in dezelfde procedure in behandeling genomen worden. Deze ‘terugverwijzing’ door een tuchtklachtfunctionaris kan er dus voor zorgen dat de klacht op een voor de arts minder belastende en een voor de patiënt meer bevredigende manier wordt behandeld; dit alles mits de klachtprocedure hierop ingericht is.

4.2.3 De voorzittersbeslissing (art. 67a en 73a)

Eveneens om te voorkomen dat het tuchtcollege tijd verspilt aan bagatelklachten, wordt de voorzittersbeslissing ingevoerd. Tot het moment dat er een mondelinge zitting plaatsvindt, kan de voorzitter van het tuchtcollege voortaan zelfstandig oordelen dat het tuchtcollege onbevoegd is of dat de klacht niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is (art. 67a). Bovendien kan de voorzitter ook direct bij ontvangt van de klacht beslissen dat deze niet verder behandeld wordt. Dit betekent dat de arts dan geen verweerschrift in hoeft te dienen. Tegen een voorzittersbeslissing door de voorzitter van een RTG staat beroep bij het CTG open. Ook de voorzitter van het CTG kan, vanwege dezelfde gronden, een voorzittersbeslissing nemen (art. 73a). Tegen deze beslissing kunnen de klager en de beklaagde in verzet komen (art. 73b). Het verzet wordt behandeld door het CTG, in afwezigheid van de voorzitter. Blijkt de voorzittersbeslissing ongegrond, dan wordt de zaak alsnog door een voltallig college behandeld.143

141 Friele, BMC Health Serv Res 2006/6. 142 Appelo 2018, p. 137-140.

143 Kamerstukken II 2016/2017, 34629, 3 (MvT), paragraaf 4.4.5 en Kamerstukken II 2017/2018, 34629, 6 (Nota n.a.v.

De voorzittersbeslissing heeft, net als de invoering van het griffierecht en de tuchtklachtfunctionaris, als doel om te voorkomen dat het tuchtrecht verstopt raakt met bagatelzaken en om tijd te besparen. De voorzittersbeslissing zou dus net als de eerder genoemde wijzigingen ervoor kunnen zorgen dat de doorlooptijd korter wordt en dat er minder klachten komen die de arts onnodig tijd kosten en frustreren.

4.2.4 Niet langer automatische openbaarmaking van boetes en berispingen (art. 48, elfde lid) Een van de grootste factoren van het huidige tuchtrecht die second victimschap in de hand werkt, is de openbaarmaking van opgelegde maatregelen.144 De belasting die openbaarmaking met zich brengt, is in de voorbereidende fase van de wetswijziging door de Tweede Kamerleden Van den Berg (CDA) en Ellemeet (GroenLinks) aangekaart. Zij stellen dat openbaarmaking van boetes en berispingen onvoldoende bijdraagt aan het maken van een geïnformeerde keuze door patiënten en hebben een amendement ingediend om automatische openbaarmaking af te schaffen. Het is volgens de amendementsindieners van belang dat er een afweging van proportionaliteit gemaakt wordt door de rechter; is er een voldoende publiek belang dat opweegt tegen de belasting die openbaarmaking voor de arts met zich brengt?145

Er is niet alleen kritiek op het feit dat openbaarmaking zonder een dergelijke belangenafweging geschied, maar ook op de summiere omschrijving die in het BIG-register bij de maatregel staat. Vaak wordt alleen vermeld dat de maatregel is opgelegd wegens ‘grensoverschrijdend gedrag’. Hiermee kan bijvoorbeeld zowel seksueel ongewenst gedrag als het onvoldoende bijhouden van een dossier bedoeld worden. Ook de redenen ‘onjuiste behandeling/verkeerde diagnose’ en ‘schending van het beroepsgeheim’ kunnen veel verschillende gebeurtenissen behelzen. Dit is vervelend voor een arts die voor een (maatschappelijk gezien) minder ernstig feit een maatregel opgelegd krijgt. 146 Bovendien draagt die summiere beschrijving niet bij aan de informatievoorzieningsfunctie voor patiënten; hoe kunnen zij immers beoordelen of de grondslag voor de maatregel reden is om voor een andere arts te kiezen?147 Ook deze kritiek heeft geleid tot een amendement. De indieners willen dat er een uitgebreidere toelichting bij de openbaarmaking van een maatregel komt te staan.148

144 Zie paragraaf 3.3.3.

145 Handelingen II 2017/2018, 34629, 76 (Kamervragen).

146 Zie bijvoorbeeld: Appelo 2018, p. 63. Zie voor de erkenning van dit probleem door minister Bruins: Handelingen II

2017/2018, 34629, 76 (Kamervragen).

147 Zie paragraaf 3.3.3: Van die informatievoorzieningsfunctie wordt door burgers weinig gebruik gemaakt. 148 Kamerstukken II 2017/2018, 34629, 16 (Amendement).

Inmiddels zijn, ondanks kritiek van minister Bruins, beide amendementen aangenomen door de Tweede Kamer en is het volledige wetsvoorstel bekrachtigd door de Eerste Kamer.149 Dit betekent dat met de invoering van de Wijziging van de Wet BIG openbaarmaking van berispingen een discretionaire bevoegdheid van de rechter wordt, waarbij afgewogen moet worden of openbaarmaking van voldoende publiek belang is.150 Omdat openbaarmaking in de lokale krant alleen geschiedt bij in het BIG-register aangetekende maatregelen, wordt een niet in het BIG-register gepubliceerde berisping ook niet langer in de krant gepubliceerd.151 Kiest de rechter voor openbaarmaking, dan wordt de maatregel bovendien duidelijker (in begrijpelijk Nederlands) met redenen omkleed, waarbij in ieder geval genoemd wordt wat de klacht inhield en wat de gevolgen van de gebeurtenis voor zorgverlener en patiënt zijn geweest.152 Deze wetswijzigingen kunnen, afhankelijk van de wijze waarop de tuchtrechter van de bevoegdheid gebruik maakt, ervoor zorgen dat een van de grootste belastende factoren van het tuchtrecht wordt verlicht, in ieder geval voor wat berispingen betreft. Deze amendementen zullen het ontstaan van second victims naar mijn verwachting daarom tegengaan.

4.3 Tussenconclusie

Een aantal veranderingen in de Wijziging van de Wet BIG is mogelijk relevant voor het ontstaan van second victims. Het griffierecht, de tuchtklachtfunctionaris en de voorzittersbeslissing moeten zorgen voor minder bagatelzaken en een snellere doorlooptijd. Een andere verandering is het niet langer automatisch openbaar maken van boetes en berispingen. De wijzigingen zouden, afhankelijk van de uitvoering en effectiviteit, enkele belastende kenmerken voor artsen kunnen verlichten. In het volgende hoofdstuk ga ik nader in op die effectiviteit. Er is een aantal belastende factoren uit Hoofdstuk 3 waar de wetswijziging naar alle waarschijnlijkheid geen effect op heeft. Aan de hand van de conclusies die uit deze scriptie volgen, analyseer ik nu of nadere aanpassingen, van het tuchtrecht of anderszins, gewenst zijn om second victimschap te voorkomen.

149Handelingen II 2017/2018, 34629, 77 (Stemmingen) enHandelingen I 2017/2018, 34629, 38 (Hamerstukken). Zie voor de

kritiek van Bruins: Handelingen II 2017/2018, 34629, 76 (Kamervragen) en Kamerstukken II 2017/2018, 34629, 17 (Kamerbrief).

150 Eveneens bij boetes, maar deze zijn al jaren niet opgelegd. 151 Art. 11 Wet BIG.