• No results found

1.23 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van

erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.24 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.25 zelfstandige wooneenheid/woonruimte

een woonruimte met een eigen toegang die door een persoon, gezin of andere groep van personen kan worden bewoond zonder afhankelijk te zijn van de wezenlijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, buiten die woonruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,

antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

8 2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; In geval van een overkapping bevinden de buitenwerkse gevelvlakken zich ter plaatse van de buitenzijden van de loodrechte neerwaartse projectie van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

9

De op de plankaart als "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ten hoogste één woning, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen" met bijbehorende voorzieningen, waaronder erf, tuin , watergangen en parkeerplaatsen, en een beroep of bedrijf aan huis als bedoeld in artikel 8.2.

b. instandhouding van de archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding

"Gebied hoge archeologische verwachtingswaarde".

3.2 Bouwvoorschriften

3.2.1 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in dit lid gelden de volgende regels:

a. de inhoud van een woning mag niet meer dan 600m3 bedragen;

b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag de inhoud van een woning, indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 600m3, volledig worden herbouwd met dien verstande dat dit als zodanig vergund is.;

c. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan de bestaande

goothoogte vermeerderd met 10%; indien de bestaande goothoogte lager is dan 3 m mag de goothoogte in elk geval 3 m bedragen;

d. de dakhelling van een woning en van de bijgebouwen bij de woning bedraagt tenminste 30 graden en ten hoogste 60 graden;

e. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning, met dien verstande dat de afstand tot de betreffende woning niet meer dan 20 m mag bedragen, of niet meer dan de bestaande afstand indien deze meer bedraagt dan 20 m;

f. de gezamenlijke oppervlakte van bij een woning behorende erfbebouwing mag niet meer dan 50 m² bedragen conform het bepaalde in de bijlage erfbebouwing (bijlage 1);

g. de goothoogte en hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 6 m;

h. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m voor erfafscheidingen en 12m voor overige bouwwerken;

i. de afstand van gebouwen tot de naburige eigendomsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;

10

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

4.1.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het

bepaalde in sublid 4.1.2, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en

wethouders op en in de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m²:

a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;

d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

e. het ophogen en egaliseren van gronden;

f. het verwijderen van funderingen dieper dan 0,3 m onder peil.

4.1.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 4.1.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is of mag worden

begonnen op grond van een omgevingsvergunning, of is begonnen, indien daarvoor geen omgevingsvergunning was vereist;

d. in en op gronden waarvan vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn indien vastgesteld door een deskundige aan te wijzen door het bevoegd gezag.

11 4.1.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.1.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

a. door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

4.2 Eisen bij omgevingsvergunning

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning, op en in gronden als bedoeld in lid 4.1, voor een bouwwerk met een oppervlakte van 100 m² of meer met een diepte van meer dan 0.3 meter onder peil:

a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de

volgende verplichtingen worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

4.3 Afwijking ondergrens oppervlakte

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 4.1.1 en lid 4.2, voor zover betreft de als

ondergrens aangegeven oppervlakte van 100 m² of meer, tot een oppervlakte van 2.500 m², mits:

1. het plangebied (gedeeltelijk) deel uit maakt van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument

2. het plangebied zich bevindt binnen 250 m van de grens van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument 3. er concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische

resten op basis van vondstmeldingen of waarnemingen uit het plangebied zelf of binnen een straal van 100 m van de grens van het plangebied op de

beleidskaart

4. het plan en de bodemingrepen een lineair element betreft, zoals bij voorbeeld sleuven voor riolering of kabels&leidingen en te graven sloten/waterwegen.

(Lijnvormige bodemingrepen hebben vaak een beperkte oppervlak maar

12

doorsnijden wel een groot gebied en geven daardoor een uitgelezen mogelijkheid om doorsneden door het landschap te onderzoeken.) b. In afwijking van het bepaalde in 4.2 mogen op of in deze gronden gebouwen of

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden, mits het gaat om:

1. bebouwing die nodig is voor archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 3 meter;

2. bebouwing waarvan de ondergrondse bebouwing en bodemverstoring niet meer bedraagt dan 0,3 meter beneden het maaiveld;

3. een of meer gebouwen of bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte ten hoogstens 100 m² is;

4. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;

5. een gebouw of bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van

archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a. waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen, en b. voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Bouwbepalingen ‘Waterkering’

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen

krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, toegestaan bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals keermuren, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

13

5.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 5.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering, de waterhuishouding en het scheepvaartverkeer.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Gebruiksregels ‘Waterkering’

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het gebruik krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, toegestaan voorzieningen, geen bouwwerk zijnde, en gebruiksvormen ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

5.3.2 Gebruiksbepalingen samenvallende bestemmingen

Het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 5.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering, de waterhuishouding en het scheepvaartverkeer.

14

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Afstand tot wegen

a. Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde mag of mogen op en in gronden die grenzen aan een weg, binnen een afstand van 5 meter, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend bouwwerken tot een hoogte van 1 meter worden gebouwd op een minimale afstand van 1,5 meter van de rand van de rijbaan.

b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan, uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg, tot een minimale afstand van 0,5 meter tot de rand van de wegverharding.

7.1.1. Kelders

Kelders:

a. mogen gebouwd worden tot een maximale diepte van 3 m binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak;

b. tellen niet mee bij de oppervlakte of volume van gebouwen;

c. zijn in principe alleen onder gebouwen toegestaan;

d. moeten rechtstreeks bereikbaar zijn vanuit de woning of een bijgebouw;

e. met een eventuele hellingbaan moeten op voldoende afstand van de openbare weg zijn gelegen, zodat er geen verkeersonveilige situatie ontstaat;

f. bij woningen en bijgebouwen mogen in afwijking van lid c maximaal 100 m2 buiten de projectie daarvan liggen, mits 10% van de oppervlakte buiten de projectie in

oppervlakte waterberging wordt gecompenseerd;

7.1.2. Overkappingen

Overkappingen:

a. mogen worden gebouwd overeenkomstig de regels voor erfbebouwing of bedrijfsgebouwen;

b. tellen mee bij de oppervlakte van erfbebouwing of bedrijfsgebouwen.

15

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde, waarbij gebruik van gebouwen voor opslag/stalling of dierenverblijf is toegestaan voor zover deze geen hinder opleveren voor het milieu of de leefomgeving.

In ieder geval wordt als gebruik in strijd met de bestemming of het plan aangemerkt het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, en een verboden gebruik als bedoeld in dit artikel, is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:

a. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare

inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

b. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

c. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;

8.2 Uitoefening "vrij" beroep en beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

Een verboden gebruik als bedoeld in lid 8.1, is in ieder geval niet het gebruiken van een woning en bijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van een "vrij" beroep (conform de positieve lijst in bijlage 2), of voor beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de

gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het "vrij" beroep en/of van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning en, samen met de daarbij behorende

bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m2 bedraagt, waarbij:

a. het betreft de volgende beroeps- en bedrijfsactiviteiten:

1. verenigingsgebouw;

2. educatie, cultuur en voorlichting,

3. medisch verwante dienstverlening conform de positieve lijst in bijlage 2, 4. commerciële dienstverlening conform de positieve lijst in bijlage 2,

5. ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, conform de positieve lijst in bijlage 2,

6. overige ambachtelijke bedrijven, conform de positieve lijst in bijlage 2, 7. kinderopvang,

8. kleinschalig kantoor.

b. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten,

16

c. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buiten-opslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfs-activiteiten plaatsvindt,

d. de hoeveelheid extra verkeer past bij de wegstructuur en parkeren op eigen terrein geschiedt.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

10.1 Bijzondere boom

a. Binnen de aanduiding ‘waardevolle boom’ geldt dat op deze gronden niet mag worden gebouwd.

b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het vorige lid af te wijken voor zover uit onderzoek is gebleken dat de instandhouding van de boom niet wordt bedreigd en nadat ter zake advies is ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen natuur- en lanschapsdeskundige.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning af te geven in afwijking van deze regels:

a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en

transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, en voor de waterhuishouding, zoals sluizen, duikers of gemalen waarvan de oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen, en de

1. hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 3 m, 2. goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 m;

b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bebouwings-grenzen en grenzen van bouwvlakken en aanduidingen nood-zakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;

c. voor afwijkingen van regels ten aanzien van maten en percentages, mits die

afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages, mits aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor het toegestane gebruik;

d. voor afwijkingen van bestemmingsgrenzen en grenzen van bouwvlakken en aanduidingsvlakken, mits die afwijkingen niet meer dan 2 m bedragen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven, of wanneer door verandering van de eigendomssituatie aangetoond wordt dat een grotere afwijking noodzakelijk is tot een maximum van 10 m;

e. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 40 m, indien aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor de telecommunicatie, er minimaal 2 gebruikers zijn, de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig wordt geschaad en er geen naburige antennemast mede gebruikt kan worden.

f. voor afwijkingen van regels ten aanzien van de afstand tot de naburige eigendomgrens, indien aangetoond wordt dat het naburige perceel geen onevenredige (schaduw)hinder ondervindt van een bouwplan.

17

g. voor afwijking van regels ten aanzien van de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidshinder met betrekking tot het verhogen van de geluidsbelasting tot de toegestane hogere grenswaarde bij

woningen, mits een hogere grenswaarde procedure gevolgd wordt en de weg- of railbeheerder daarmee instemt.

h. Bij sloop van elke 100m² legale – niet cultuurhistorische waardevolle (voormalige) bijgebouwen/bedrijfsgebouwen (niet bij agrarische bedrijven) gelegen in de plangebieden van de bestemmingsplannen Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld en Buitengebied Harmelen, mag een woning in het plangebied met 50 m³ of een bijgebouw met 50 m² worden uitgebreid conform de systematiek van de bijlage Compensatieregeling (bijlage 3), mits:

1. minimaal 50 m² aan erfbebouwing bij elke aanwezige woning blijft staan; de te slopen (voormalige) bijgebouwen/bedrijfsgebouwen mogen niet na sloop nogmaals herbouwd kunnen worden doordat ze al onder het overgangsrecht vallen;

2. daarbij de maximale goothoogte en bouwhoogte en de minimale en maximale dakhelling die gelden voor de woning en de bijgebouwen in acht worden genomen;

3. de gebouwen zoveel mogelijk achter en niet naast het hoofdgebouw wordt gesitueerd, om bebouwingslinten niet onnodig te verdichten, en het zicht op de open polders te behouden,

4. daardoor de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon, niet onevenredig worden aangetast, en

5. de afstand tot het dichtstbijzijnde gebouw binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 20 m bedraagt, of niet meer dan de bestaande afstand, indien deze meer bedraagt dan 20 m.

18

4 Overgangs- en slotregels Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een

omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een

omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk

omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk