• No results found

(Tekst geldend op: 09-08-2007)

Regeling houdende voorschriften ten aanzien van het beheer over en de samenstelling, de administratie en het gebruik van, alsmede de verstrek-king van informatie uit persoonsdossiers

De Minister van Justitie,

Overwegende dat bij besluit van de Minister van Justitie van 28 februari 1930, 3e Afd. A/D, nr. 800, persoonsdossiers zijn ingesteld, waarin ten aanzien van personen gegevens worden verzameld in verband met berechting, tenuitvoer-legging van opgelegde straf of reclassering, en dat bij besluit van de Minister van Justitie van 28 februari 1930, 3e Afd. A/D, nr. 801, voorschriften zijn gege-ven betreffende de samenstelling, het gebruik, de bewaring en de administratie van de persoonsdossiers;

Overwegende dat het wenselijk is nieuwe regels vast te stellen over het beheer, de administratie, de inhoud en de bewaartermijn van en de verstrekking van informatie uit de persoonsdossiers;

Besluit: Artikel 1

1. Er zijn persoonsdossiers waarin worden opgenomen de aan rechterlijke autoriteiten uitgebrachte rapporten over onderzoeken naar het gedrag of de levensomstandigheden van natuurlijke personen in verband met tegen hen aanhangige strafzaken, de tenuitvoerlegging van de hun opgelegde straffen of maatregelen of hun reclassering.

2. Het doel van de persoonsdossiers is de bevordering van een juiste toepas-sing van het strafrecht in de meest ruime zin.

Artikel 2

Met het beheer van een persoonsdossier betreffende een in Nederland geboren persoon is belast het hoofd van de afdeling van de justitiële documentatiedienst ter griffie van de rechtbank van het arrondissement waar de geboorteplaats van die persoon is gelegen of, indien de persoon niet in Nederland is geboren of zijn geboorteplaats onbekend is, het hoofd van de afdeling van de justitiële docu-mentatiedienst bij het ministerie van Justitie.

Artikel 3

De ambtenaar van het openbaar ministerie aan wie een rapport als bedoeld in artikel 1 is uitgebracht, verstrekt onverwijld een exemplaar van het rapport aan de beheerder. Gelijke verplichting rust op de griffier indien het rapport aan de rechter is uitgebracht.

Artikel 4

1 De beheerder registreert de ontvangst van een rapport als bedoeld in artikel 1 en legt een persoonsdossier ten name van de betrokken persoon aan. In-dien reeds een persoonsdossier aanwezig is, voegt hij het rapport daaraan toe.

2 De registratie van een persoonsdossier bevat geen andere gegevens dan de naam, de voornamen, de geboorteplaats en de geboortedatum van de per-soon op wie het dossier betrekking heeft.

3 Betreffende elk persoonsdossier wordt een lijst opgemaakt, waarop worden vermeld de rapporten die daarin zijn opgenomen. Van de afzonderlijke rap-porten worden op de lijst vermeld de naam van de rapporteur, de datum waarop het rapport is gesloten, het parketnummer van de strafzaak waarop het rapport betrekking heeft en de datum waarop het rapport ingevolge arti-kel 5 wordt verwijderd.

Artikel 5

1 Een in een persoonsdossier opgenomen rapport wordt verwijderd na verloop van een termijn van tien jaren.

2 De in het eerste lid bedoelde termijn is gelijk aan de duur van de aan de betrokken persoon in de strafzaak waarop het rapport betrekking heeft, op-gelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel krachtens het straf-recht, indien deze straf of maatregel de duur van tien jaren te boven gaat. Artikel 6

Een persoonsdossier wordt in elk geval verwijderd indien de betrokken persoon is overleden of sedert zijn geboortedag tachtig jaren zijn verstreken.

Artikel 7

De met toepassing van de artikelen 5 en 6 verwijderde rapporten en persoons-dossiers worden vernietigd.

Artikel 8

De in artikel 5, eerste lid, bedoelde termijn vangt aan op de dag van sluiting van het rapport.

Artikel 9

1 De beheerder verstrekt op hun verzoek afschriften van de in het persoons-dossier opgenomen rapporten slechts:

a. ten behoeve van de behandeling van een gratieverzoek, aan de Minister van Justitie;

b. ten behoeve van de vervolging en berechting van strafbare feiten, de tenuitvoerlegging van straffen of maatregelen en het geven van advies over een gratieverzoek, aan:

1. Nederlandse rechterlijke ambtenaren;

3. andere dan de onder b en c genoemde rechterlijke ambtenaren, voor zover de Minister van Justitie dat voorschrijft;

c. ten behoeve van de selectie of bejegening, aan: 1. de penitentiaire consulenten;

2. de directeur van de inrichting waar de aan een persoon opgelegde straf of maatregel wordt ten uitvoer gelegd;

d. ten behoeve van het voorbereiden van enig rapport of het uitoefenen van enig toezicht aan:

1. de directeuren van de stichtingen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1986;

2. de reclasseringsmedewerkers als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1986;

3. de secretarissen van de raden voor de kinderbescherming. 2 De beheerder deelt aan de betrokken persoon op diens verzoek mede of

afschriften van hem betreffende rapporten in het jaar voorafgaande aan het verzoek aan de in het eerste lid bedoelde personen zijn verstrekt.

Artikel 10

Het recht op kennisneming door de betrokken persoon van de gegevens die over hem in de registratie van de persoonsdossiers zijn opgenomen, alsmede van de namen van de personen als bedoeld in artikel 9 aan wie afschriften zijn verstrekt, kan worden uitgeoefend door een schriftelijk verzoek aan de beheer-der.

Artikel 11

De besluiten van de Minister van Justitie van 28 februari 1930, 3e Afd. A/D, nr. 800 en 801, worden ingetrokken.

Artikel 12

1 Deze regeling treedt in werking op 1 maart 1994.

2 Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling persoonsdossiers straf-rechtspleging’.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 februari 1994

De Minister van Justitie,

namens de Minister,

De secretaris-generaal, G. J. van Dinter

Bijlage 2 Schematisch overzicht wettelijk kader