• No results found

Weten Schaalpart

In document “Jazeker de hypotheker” (pagina 47-54)

Weten 2 5,4 5 8,9 0 0,0 1 1,2 10 6,4 26 18,1

Overig - - - - - - - - - - - -

Totaal 37 100.0 56 100,0 58 100,0 86 100,1 157 100,1 144 100,1

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

1200-1600

1600-1800

1800-1850

1850-1900

1900-1950

1950-2000

Weten

Schaalpart.

Modaalpart.

Focuspart.

Epist.bijw.

Bijw.

Deze laatste grafiek geeft een goed beeld van hoe de verschillende betekenissen die combineren met een werkwoord zich in een bepaalde periode ten opzichte van elkaar verhielden. Hierin is het duidelijkst te zien hoe de partikelbetekenissen in een paar honderd jaar zijn uitgegroeid van een marginaal verschijnsel tot een duidelijk ingeburgerd fenomeen. Wat vollediger gezegd valt goed af te lezen dat de bijwoordbetekenis langzamerhand plaats gemaakt heeft voor het epistemisch bijwoord en dat dit op zijn beurt weer ruimte heeft moeten afstaan aan de drie partikelbetekenissen (en eventueel het gebruik met ‘weten’).

Wat overigens in alle vier de grafieken/tabellen naar voren komt, is dat er in de periode 1800-1900 bijna geen voorkomens zijn van ‘zeker’ in combinatie met ‘weten’. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat er in die periode een voorschrift voor geschreven taal gold dat stelde dat ‘zeker weten’ dubbel op is.

48 Dit met de gedachtegang dat als je iets weet, je daar al zeker van bent en ‘zeker weten’ binnen die redenering dus pleonastisch is. Deze prescriptie zou uitwerking kunnen hebben op de geschreven taal, terwijl ‘zeker weten’ misschien in mondeling taalgebruik wel gewoon voorkwam. Dit valt echter niet te achterhalen omdat mondeling taalgebruik begrijpelijkerwijsbuiten mijn monster gevallen is.

Iets anders wat opvalt in alle tabellen en grafieken is de rare dip bij het focuspartikel voor de periode 1900-1950. Het zou kunnen zijn dat de toevallige teksten verantwoordelijk zijn voor het op en neer gaan van de percentages, zoals bijvoorbeeld ook het – vreemd genoeg - nagenoeg ontbreken van de bijwoordbetekenis tussen 1800 en 1900.

Het schaalpartikel is volgens de grafieken iets van de laatste tijd. Het zou echter ook zo kunnen zijn dat het wel een stuk eerder en frequenter voorkwam, maar dat het gebonden is aan een bepaald genre dat ik niet in mijn corpus opgenomen heb. Een voor de hand liggend genre is kranten. Dit zou een verklaring kunnen bieden voor het feit dat schaalpartikels in mijn databank pas zo laat en zo weinig voorkomen, aangezien ik geen kranten tot mijn corpus rekende.

49

§7 Conclusie

In deze scriptie heb ik een antwoord proberen te geven op de vraag welke betekenisvarianten van het woordje ‘zeker’ wanneer, historisch gezien, voorkomen en hoe zij zich tot elkaar verhouden.

Hiertoe heb ik de tekst “Over zeker zeker? Zeker!” van Ton van der Wouden (1999) als uitgangspunt genomen en uit zijn indeling en die van het WNT een tiental hoofdcategorieën opgesteld. Deze categorieën waren: ‘zeker’ als adjectief, antwoord, bijwoord, (bijwoord van graad), epistemisch bijwoord, focuspartikel, modaalpartikel, onbepaald voornaamwoord, schaalpartikel en in combinatie met het werkwoord ‘weten’.

Met het oog op verdere theoretische verdieping, ben ik daarna ingegaan op de begrippen grammaticalisatie, subjectivicatie, degrammaticalisatie en modale partikels. ‘Zeker’ vertoont kenmerken van grammaticalisatie, aangezien het als epistemisch bijwoord en in de partikelgebruiken een abstractere betekenis heeft dan de eerder aanwezige varianten. ‘Zeker’ vertoont kenmerken van subjectivicatie doordat het in latere gebruiken, vooral bij de partikelfuncties, erg afhankelijk is geworden van de context (en dus subjectiever is). De bespreking van modale partikels was relevant, omdat ‘zeker’, wanneer het een aanname van de spreker weergeeft, als modaal partikel gebruikt wordt.

Belangrijke hypotheses waren dat het epistemisch bijwoord voortgekomen is uit het (reguliere) bijwoord en zelf weer de oorsprong is geweest voor de verschillende partikelbetekenissen. Daarnaast werd gesteld dat de focus- en schaalbetekenis eerder moeten zijn opgekomen dan de modale betekenis, omdat zij in betekenis dichter bij het epistemisch bijwoord staan. Foolen (1995) veronderstelde voorts dat de modale betekenis uit de focusfunctie is ontstaan.

Voor het beantwoorden van mijn vraag heb ik een database aangelegd met zo divers mogelijk en uit verschillende eeuwen afkomstig materiaal dat digitaal beschikbaar was op de DBNL. Ik heb per periode een aantal gevallen van ‘zeker’ gezocht en ingedeeld bij een categorie. Daarna heb ik voor een periode per categorie de totale aantallen en ook de percentages berekend en dit aanschouwelijk gemaakt in verschillende tabellen en grafieken.

Uit de resultaten bleek duidelijk dat het (reguliere) bijwoord inderdaad de bron lijkt te zijn geweest voor het epistemisch bijwoord. Voor de periode 1200-1600 had eerstgenoemde namelijk een behoorlijk aandeel en werd het daarna steeds meer overgenomen door de epistemische variant, dat tot aan de twintigste eeuw maar bleef groeien. Vermoedelijk was het (regulier) bijwoord vóór de periode 1200-1600 nog sterker vertegenwoordigd en bestond de epistemische variant misschien nog niet eens. Het bijwoord sinds de Middeleeuwen en nam, met een kleine opbloei in het Interbellum, steeds verder af tot een minimum.

Ook is er een duidelijke aanwijzing dat de drie partikelbetekenissen op z’n minst ná, maar waarschijnlijk ook úít, het epistemisch bijwoord zijn ontstaan. Wanneer deze goed gevestigd is (rond 1600-1800), is er namelijk een toename van partikelgebruiken te aanschouwen en uiteindelijk nemen deze ook behoorlijk wat ruimte over van de epistemische betekenis. Dit geldt het minst voor het schaalpartikel dat weliswaar vanaf 1900 in opkomst is, maar nog steeds niet echt een stabiele positie ingenomen lijkt te hebben.

De variant met ‘weten’ komt met uitzondering van de periode 1800-1900 de gehele bestudeerde periode voor, maar wordt pas vanaf 1900 frequent gebruikt. Het onbepaald voornaamwoord heeft eigenlijk de gehele periode een fors aandeel maar beleeft zijn hoogtepunt tussen 1600 en 1800. Het adjectief was in de Middeleeuwen prominent aanwezig, maar liep door de eeuwen heen terug tot een bescheiden aandeel. Het bijwoord kwam het meest voor gedurende de Middeleeuwen en nam, met een

50 kleine opbloei in het Interbellum, steeds verder af tot een minimum. ‘Zeker’ als antwoord is eigenlijk altijd, zij het marginaal, aanwezig geweest, maar dat komt waarschijnlijk doordat het vermoedelijk een elliptische vorm van het epistemisch bijwoord is.

We kunnen met zekerheid vaststellen dat de partikelbetekenissen, in zo’n vierhonderd jaar vanaf het ontstaan rond 1600, zich een aanzienlijke positie in het huidige gebruiksarsenaal verworven hebben. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de ene partikelbetekenis uit de andere is ontstaan, omdat ze alle ongeveer gelijktijdig opkwamen. Er kan dus niet aangenomen worden dat de schaal- en focuspartikel het modaal partikel voorafgingen of dat deze laatste uit het focuspartikel is ontstaan. Om hier meer zekerheid over te krijgen zou je per kleinere periode moeten kijken wanneer welke partikelbetekenis voorkomt. Dit is dan ook meteen een advies voor vervolgonderzoek.

Een andere aanbeveling betreft het aanvullen van de database met materiaal uit de periode 1800-1900, omdat in deze periode sommige ontwikkelingen raar onderbroken worden.

51

§8 Verwijzingen

Andersen, Henning. 2005. Review of Joseph and Janda 2003. Diachronica 22:1, 155-176.

Andersen, Henning. 2006. Grammation, regrammation and degrammation. Tense loss in Russian.

Diachronica 23:2, 231-258.

Andersen, Henning. 2008. Grammaticalization in a speaker-oriented theory of change. In Eythórsson, Thórhallur (ed.) Grammatical change and linguistic theory. The Rosendal papers, 11-44. Amsterdam / Philadelphia: John Benjamins.

Bax, Marcel. Colleges Pragmatiek 2006-2007. Rijksuniversiteit Groningen Blakemore, D. 1990. Constraints on interpretations. BLS 16:363-70

1987semantic constraints on relevance, Oxford: Blackwell

Cox, Sander 2009. Nederlandse woorden in het Indonesisch Het wat en hoe van de in het Bahasa Indonesia achtergebleven Nederlandse woorden.

Doherty, M. (1987) Epistemic Meaning, Berlin: Springer

Foolen, Ad (1995) ‘Dutch Modal Particles: The Relevance of Grammaticalized Elements’. In Thomas F. Shannon and Johan P. Snapper, eds., The Berkeley Conference on Dutch Linguistics 1993. University Press of America, Lanham, MD, 57–70.

Haspelmath, Martin. 1999. Why is Grammaticalization Irreversible? Linguistics 37:6, 1043-1068 Haspelmath, Martin. 2004. On directionality in language change with particular reference to

grammaticalization. In Fischer, Olga, Muriel Norde en Harry Perridon (eds) Up and down the cline – the

nature of grammaticalization, 17-44. Amsterdam / Philadelphia: John Benjamins.

Heine, Bernd en Tania Kuteva (200). World lexicon of grammaticalization. Cambridge: Cambridge University Press.

Heine, Bernd en Mechtihild Reh. (1984). Grammaticalization and Reanalysis in African Languages. Hamburg: Helmut Buske.

Hoeksema, Jack (2008). "The emergence of particle clusters in Dutch: Grammaticalization under adverse conditions", in: Elena Seoane and Maria José Lopez-Couso (eds.), in collaboration with Teresa Fanego,

Theoretical and Empirical Issues in Grammaticalization, John Benjamins, Amsterdam and Philadelphia,

2008, 131-149.

Hoeksema, Jack (2009). “Discourse scalarity: the case study of Dutch helemaal. University of Groningen. Hopper, Paul, J. (1991). “On some principles of grammaticization”. In Traugott en Heine, eds., 1991, deel 1, 17-35

Jacobs, J. (1984a) ‘Funktionale Satzperspektive und Illokutionssemantik’, Linguistische Berichte 91, 28-58 (1990) Abtönungsmittel als Illokutionsmodifikatoren’, in W. Abraham (ed.), Discourse Particles, Amsterdam Benjamins

52

Janssen, Theo A.J.M. 1995. “heterosemy or polyfunctionality? The case of Dutch maar ‘but, only, just’ In Thomas F. Shannon and Johan P. Snapper, eds., The Berkeley Conference on Dutch Linguistics

1993. University Press of America, Lanham, MD, 71-85.

König, Ekkehard (1991), The meaning of focus particles. A Comparative perspective.

Kurylowicz, Jerzy. 1965. “The evolution of grammatical categories.” Esquisses Linguistiques (2):38-54 Langacker, R.W. 1985. “Observations and speculations on subjectivity”. In John Haiman, ed., Iconicity in

Syntax. Amsterdam: John Benjamins, pp.109-50.

Lehmann, Christian. 1985. Grammaticalization: synchronic variation and diachronic change. Lingua e

Stile 20:203-18.

Lehmann, Christian. 1995 [1982]. Thoughts on grammaticalization. München / Newcastle: Lincom Europe.

Matsumoto, Y. 1988. From bound grammatical markers to free discourse markers: history of some Japanese connectives. BLS 14:340-51

Norde, Muriel. fc. Degrammaticalization: three common controversies. To be published in Grammaticalization. Current views and issues ed. by Ekkehard König, Elke Gehweiler & Katerina Stathi. Amsterdam / Philadelphia: John Benjamins.

Saeed, John I. 2003. Semantics. Blackwell Publishing.

Sperber, D. en Wilson, D. (1986) Relevance: Communication and Cognition Oxford:Blackwell. Traugott, Elizabeth Closs en Heine, Bert ((1991), eds. Approaches to Grammaticalization, 2 delen. Amsterdam: Benjamins.

Traugott, Elizabeth Closs (1995). “Subjectification in Grammaticalization”. In Dieter Stein en Susan Wright, eds., subjectivity and subjectivisation. Cambridge: Cambridge University Press, 31-54.

Traugott, Elizabeth Closs. 2002. From etymology to historical pragmatics. In Minkova, Donka & Robert Stockwell (eds) Studies in the history of the English language, 19-49. Berlijn/New York: Mouton de Gruyter.

Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Modaal_partikel

Wouden, Ton van der (1999-2000). “Over zeker zeker? Zeker!” in TABU 30 1-2 2000, 63-89.

Vriend, Sera de en Pete van de Craen. 1986. “Plaatsingsmogelijkheden van schakeringspartikels.” TTT 6/2: 101-116

De Vries, Matthias, en Lammert A. te Winkel et al. (eds.). 1864-1998. Woordenboek der Nederlandsche

taal. ’s-Gravenhage [etc.]: Martinus Nijhoff [etc.]

53

§9 Bronnen van de data

A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 18. J.J. van Brederode, Haarlem 1874 A. Algra en H. Algra, Dispereert niet. Twintig eeuwen historie van de Nederlanden. Deel 4. Uitgeverij T. Wever, Franeker 1978 (achtste druk)

Thea Beckman, Het wonder van Frieswijck. CPBN, Amsterdam 1991

Het boeck vanden pelgherym. Jacob Bellaert, Haarlem 1486 (incunabel 168 E 9 van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag.)

G.A. Bredero, Moortje (ed. P. Minderaa, C.A. Zaalberg en B.C. Damsteegt). Martinus Nijhoff, Leiden 1984 W.J.C. Buitendijk, Het calvinisme in de spiegel van de Zuidnederlandse literatuur der Contra-Reformatie. J.B. Wolters' Uitgevers-Maatschappij, Groningen / Batavia 1942

Cd. Busken Huet, Litterarische Fantasien en Kritieken (elfde deel), H.D. Tjeenk Willink, Haarlem, z.j H.T. Colenbrander, De patriottentijd. Hoofdzakelijk naar buitenlandsche bescheiden. Deel 1: 1776-1784. Martinus Nijhoff, Den Haag 1897

Louis Couperus, De boeken der kleine zielen (in vier delen) L.J. Veen, Amsterdam 1901-1903 Jan Izaak van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers opgespoord op het gebied der

Nederlandsche en Vlaamsche letteren. Deel 1: schuilnamen en naamletters. B.M. Israël, Amsterdam 1970 (herdruk van uitgave 1883)

Marcellus Emants, Een drietal novellen. W.C. de Graaff, Haarlem 1879

Frederik van Eeden, Brieven aan Henri Borel. Uitgeverij Pax, Den Haag / Brussel z.j. [1933]

Den gheheelen Bybel, inhoudende het oude ende nieuwe Testament, met grooter naersticheyt ende arbeyt nv corts in duytsche van nyews ouerghestelt wt den Latijnschen ouden text, die ...Bartholomeus van Graue, Leuven 1548.

De Gids. Nieuwe Vaderlandsche Letteroefeningen. G.J.A. Beijerinck, Amsterdam 1837 De Gids. P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam 1853

De Gids. P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam 1876

Herman Gorter, Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaal-democratie. Brochurehandel Sociaal-Democratische Partij, Amsterdam z.j. [1915]

G. Groen van Prinsterer, Archives ou correspondance inédite de la maison d'Orange-Nassau (première série). Tome IV 1572-1574. S. en J. Luchtmans, Leiden 1837

G. Groenhuis, De predikanten. De sociale positie van de gereformeerde predikanten in de Republiek der Verenigde Nederlanden voor ± 1700. Wolters-Noordhoff, Groningen 1977

Hugo de Groot, Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2, 16 (eds. H.J.M. Nellen en Cornelia M. Ridderikhoff). Martinus Nijhoff, Den Haag 2000

Hadewijch, Visioenen, 2 delen (ed. J. van Mierlo). De Vlaamsche Boekenhalle, Antwerpen/Gent/Mechelen 1924-1925

Hadewijch, Werken. Deel 1: Gedichten (eds. J. Heremans en C. Ledeganck). 1875

Willem van Haecht, De Psalmen Dauids. Aernout s'Coninx, Antwerpen 1583 (derde druk)

Donald Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw. HES Uitgevers, Utrecht 1985 E.O.G. Haitsma Mulier en G.A.C. van der Lem (samenstelling), Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500-1800. Nederlands Historisch Genootschap, Den Haag 1990

C.P. Hooft, Memoriën en adviezen. (ed. H.A. Enno van Gelder). Kemink & Zoon, Utrecht 1871 - 1925 (2 delen)

Balthazar Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde, in vrijmoedige aanmerkingen op Vondels vertaalde Herscheppingen van Ovidius (eds. Frans van Lelyveld & Nicolaas Hinlopen). A. en J. Honkoop, Leiden 1782-1794 (tweede druk, vier delen)

Constantijn Huygens jr., Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. 1877

Jacob Israël de Haan, Het joodsche lied. Tweede boek. Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam 1921

54 Eric Jorink, Het ‘Boeck der Natuere’. Nederlandse geleerden en de wonderen van Gods schepping 1575-1715. Primavera Pers, Leiden 2006

‘Karel ende Elegast’ In: Instituut voor Nederlandse Lexicologie (samenstelling en redactie), Cd-rom Middelnederlands. Sdu Uitgevers/Standaard Uitgeverij, Den Haag/Antwerpen 1998

Franciscus Lievens Kersteman, Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman. (ed. M. van Vliet). Uitgeverij Astraea, Leiden 1994

Johannes Kinker, Gedichten. Johannes van der Hey, Amsterdam 1819-1821

Luuc Kooijmans, De doodskunstenaar. De anatomische lessen van Frederik Ruysch. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2004

Ernst Heinrich Krelage, Bloemenspeculatie in Nederland. De Tulpomanie van 1636-'37 en de Hyacintenhandel 1720-'36. P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam 1942

Philips van Marnix van Sint Aldegonde, Het boeck der Psalmen. Wt de Hebreische sprake in nederduitschen dichte. Richard Schilders, Middelburg 1591

P.J. Meertens en P.J. Verkruijsse (eds.), Zeeusche Nachtegael en bijgevoegd A. vande Venne Tafereel van Sinne-mal, Drukkerij Verhage & Zoon, Middelburg, 1982

Merlyn. Jaargang 4. Polak & Van Gennep, Amsterdam 1966 Wies Moens, Celbrieven. De Sikkel, Antwerpen 1923

P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7, 10. A.W. Sijthoff, Leiden 1927

Paul Rodenko, Tussen de regels. Wandelen en spoorzoeken in de moderne poëzie. Bert Bakker / Daamen, Den Haag 1956

Edward Rombauts, N. de Paepe & M.J.M. de Haan (eds.), Ferguut. Martinus Nijhoff, Den Haag 1982 Jan van Ruusbroec, Werken. Deel 2: Vanden gheesteliken tabernakel (ed. Jean Baptiste David). Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen, Gent 1858

K. Schilder, Het verbond in de Gereformeerde Symbolen. Collegeverslagen symboliek cursus 1941-1942. Z.p. z.j. [Kampen 1942]

Joannes Six van Chandelier, Gedichten (ed. A.E. Jacobs). Van Gorcum, Assen 1991 (2 delen) J.F.M. Sterck, H.W.E. Moller, C.R. de Klerk, B.H. Molkenboer, J. Prinsen J.Lzn. en L. Simons (eds), De werken van Vondel. Tweede deel 1620-1627. De Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam 1929

Jan Swammerdam, Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1. De Banier, Utrecht / De Groot, Goudriaan 1980.

Toon Tellegen, Langzaam, zo snel als zij konden. Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam 1990 (3de druk) Jan Terlouw, Naar zeventien zetels en terug. Politiek dagboek 9 maart 1981 - 5 november 1982. Veen, Utrecht / Antwerpen 1983

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 25. E.J. Brill, Leiden 1906 Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 71. E.J. Brill, Leiden 1953 Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 86. E.J. Brill, Leiden 1970 Tirade. Jaargang 42. G.A. van Oorschot, Amsterdam 1998

H.W. van Tricht e.a. (red.), De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft (derde deel). Tjeenk Willink/Noorduijn, Culemborg 1979

Vaderlandsche Letteroefeningen. A. van der Kroe en G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. Yntema en Comp., Amsterdam 1802

Marcus van Vaernewyck, De historie van Belgis. D.J. Vanderhaeghen, Gent 1829)

J. van Vondel, Hekeldichten. Met de aanteekeningen der ‘Amersfoortsche’ uitgave. Uitgegeven en toegelicht door Dr. J. Bergsma. W.J. Thieme & cie, Zutphen z.j. [ca. 1920].

Jan Vos, Alle de gedichten van den Poëet Jan Vos. Jacob Lescailje, Amsterdam 1662. best.

H. van de Waal, Drie eeuwen vaderlandsche geschied-uitbeelding, 1500-1800. Een iconologische studie. Martinus Nijhoff, Den Haag 1952 (2 dln.)

In document “Jazeker de hypotheker” (pagina 47-54)