• No results found

4 Instrumenten met invloed op de volksgezondheid

4.2 Milieu

4.2.3 Best beschikbare technieken

4.2.3.1 Wet ammoniak en veehouderij

De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) richt zich op de ammoniakemissie uit dierenverblijven en is in de plaats van Interimwet ammoniak en veehouderij gekomen. De Interimwet was gericht het terugbrengen van ammoniakdepositie op kwetsbare verzuringsgevoelige gebieden, die door de Interimwet zijn aangewezen. De Wav is gericht op het beperken van emissie van ammoniak. Daarmee wordt volgens de MvT ‘optimale

duidelijkheid verschaft aan alle betrokkenen over de mogelijke consequenties van deze ammoniakemissie voor het verlenen van een milieuvergunning’. Volgens de MvT zou door

het nieuwe ammoniakbeleid, mestbeleid en andere ontwikkelingen de ammoniakemissie dalen. 78

In het Besluit ammoniakemissie huisvesting is een BBT opgenomen voor een aantal diercategorieën. Dit besluit heeft tot gevolg dat bij nieuwbouw, een stal aan de maximale emissienormen per dier moet voldoen. Bestaande stallen hoeven niet aangepast te worden, mits het bedrijf per dier gemiddeld aan die maximale emissienorm voldoet (artikel 3 lid 3 Wav jo artikel 2 lid 1 van het besluit). Daarnaast zullen op termijn ook bestaande stallen aangepast moeten worden op grond van artikel 4 van het besluit. Bij uitbreiding van dieraantallen op een bedrijf is het dus mogelijk dat het bedrijf meer ammoniak uitstoot. Daarnaast zijn niet voor alle diercategorieën maximale ammoniakemissienormen opgenomen.

In het ontwerp van het Besluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwdieren zijn ook nieuwe maximale emissienormen voor ammoniak per dier opgenomen. Deze normen zijn strenger dan de normen in het huidige Besluit ammoniakemissie huisvesting. Dit betekent dat bij nieuwbouw van stallen of grotere uitbreidingen van stallen, voor meer diercategorieën emissiearm gebouwd moet worden.79

77

SenterNovem, Oplegnotitie bij de BREF voor de intensieve pluimvee en varkenshouderij, Den Haag: Infomil 2007.

78 Kamerstukken II, 2000/01, 27 836 nr 3, p. 2, 3.

79 Zie voorhang van het ontwerpbesluit houdende regels ter beperking van de emissie uit huisvestingssystemen

4.2.3.2 Conclusie

De afstand tussen omwonenden en veehouderijbedrijven zal niet wijzigen door deze wet- en regelgeving. De ammoniakemissie van veehouderijbedrijven kan met deze wet- en regelgeving wel toenemen. Een uitzondering daarop geldt voor een deel van de veehouderijbedrijven die binnen 250 meter van een verzuringsgevoelig gebied liggen op grond van artikel 4 en 5 Wav. Deze bedrijven mogen, op een uitzondering na, geen toename van ammoniakemissie veroorzaken.

4.2.4 Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) is de implementatie van de Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en van de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) in Nederland. De Nbw regelt de bescherming van de Natura 2000-gebieden. Voor de veehouderij heeft dit tot gevolg dat de ammoniakdepositie op deze gebieden niet mag toenemen ten opzichte van de milieuvergunnning of melding op het moment van aanwijzen van de gebieden of van een latere milieu- of omgevingsvergunning of melding als deze een lagere ammoniakemissie heeft.80 Des te dichter een veehouderijbedrijf bij een Natura 2000-gebied ligt, des te hoger zal de ammoniakdepositie zijn bij een gelijkblijvende ammoniakemissie.

Als een veehouderijbedrijf wil uitbreiden, dan heeft het bedrijf twee mogelijkheden. Het bedrijf kan binnen de eigen ammoniakemissie blijven, ook wel het intern salderen genoemd. Of het bedrijf neemt ammoniakdepositie van een stoppend veehouderbedrijf over, extern salderen genoemd. In de laatste situatie zal het stoppende bedrijf de bijbehorende aantallen dieren op de omgevingsvergunning/melding in moeten trekken bij de gemeente.

Bij intern salderen zal een veehouder diercategorieën inruilen (bv. stoppen met het houden van vleesvarkens en (meer) melkkoeien gaan houden) of voor de bestaande diercategorie een emissiearm stalsysteem toepassen die resulteert in een lagere ammoniakemissie per dier, waardoor uitbreiding van het bedrijf mogelijk is. Het is afhankelijk van het stalsysteem of ook de uitstoot van geur en fijn stof wordt beperkt, of wellicht toeneemt als het betreffende stalsysteem geen gevolg heeft voor de uitstoot van fijn stof en geur. Op dit moment komen er steeds meer ammoniakemissiearme stalsystemen op de markt. Van deze stalsystemen wordt niet altijd de uitstoot van geur en fijn stof gemeten. Bij intern salderen zal het dus van de

80

stalsystemen of diercategorieën afhangen of ook emissies van andere stoffen worden beperkt. De afstand tot omwonenden zal verkleind kunnen worden, afhankelijk van de richting van de uitbreiding of nieuwbouw van de stal. Het aantal vee van een bepaalde diercategorie zal toenemen, waarbij het ook mogelijk is dat een andere diercategorie niet meer voorkomt op het bedrijf.

4.2.4.1 Conclusie

Extern salderen heeft tot gevolg, dat er op een bepaalde locatie minder of geen dieren worden gehouden en op de salderende locatie meer dieren gehouden kunnen worden. Dit betekent voor de omwonenden van de overdragende locatie dat er minder dieren zijn en dus minder emissie van stoffen plaats vindt. Als er vervolgens geen ander bedrijf dichterbij die omwonenden staat en het overdragende bedrijf geheel stopt met het houden van dieren, kan ook de afstand van omwonenden tot veehouderijbedrijven toenemen. Voor de omwonenden van de uitbreidende locatie zal extern salderen betekenen dat en de emissie van ammoniak en het aantal dieren zal toenemen. Bij extern salderen zal slechts zelden de ammoniakemissie voor honderd procent kunnen worden benut. Dit komt doordat ten opzichte van een veehouderijbedrijf in Nederland bijna altijd aan alle zijden een Natura 2000-gebied ligt en de ammoniakdepositie wel gelijk moet blijven. Hierdoor zou gesteld kunnen worden dat de Nbw tot gevolg heeft dat er per saldo minder ammoniakemissie is, waardoor de ammoniakbelasting afneemt en mogelijk ook de emissie en belasting van andere stoffen afneemt. Daardoor heeft de Nbw mogelijk een positief neveneffect op de volksgezondheid.

Per 1 juli 2015 wil de staatssecretaris van Economische Zaken de Nbw wijzigen. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zal dan van toepassing worden. De PAS moet er voor zorgen dat door generieke maatregelen de veehouderij in een periode van 6 jaar 10 kiloton aan stikstofemissie beperkt. Van deze 10 kiloton, kan de veehouderij 56% zelf weer benutten. De generieke maatregelen bestaan uit extra regels ten aanzien van het uitrijden van mest, voermaatregelen en de bouw van emissiearme stallen.81 Extern salderen zal onder de PAS niet meer mogelijk zijn. Kort gezegd zal per Natura 2000-gebied een bepaalde hoeveelheid depositieruimte beschikbaar zijn. Het bevoegd gezag zal de depositie toewijzen bij vergunningaanvragen. Doordat het bevoegd gezag depositie toewijst en geen ammoniakemissie en er een beperking is aan de toe te wijzen depositie, zullen de gevolgen

81

voor dieraantallen, emissies en afstanden tot omwonenden niet veel anders zijn dan bij extern salderen het geval is.

4.2.5 Meststoffenwet

De Meststoffenwet regelt de handel in mest en de afvoer van mestoverschotten en heeft mede tot doel om het gebruik van de mest te reguleren en de bodem te beschermen. In de Meststoffenwet zijn een aantal onderdelen opgenomen die invloed hebben op het houden van dieren.

4.2.5.1 Varkens- en pluimveerechten

Zoals al in paragraaf 3.3 is genoemd, is in de Meststoffenwet het stelsel van dierrechten opgenomen. Met dit stelsel worden expliciet de dieraantallen in de varkens- en pluimveehouderij geregeld die in totaal in Nederland gehouden kunnen worden. Wil een veehouderij uitbreiden in aantallen varkens dient hij varkensrechten aan te kopen van een veehouderijbedrijf dat deze wil verkopen. Hetzelfde geldt voor pluimveebedrijven. Per saldo zullen er dus niet meer varkens of pluimvee in Nederland gehouden kunnen worden. In Nederland zijn twee concentratiegebieden. In deze gebieden mogen geen dierrechten van buiten het concentratiegebied komen en ook niet vanuit het andere concentratiegebied. Wel mogen dierrechten van een concentratiegebied naar buiten het gebied verplaatst worden. Dit betekent dat de aantallen varkens en pluimvee binnen de concentratiegebieden gelijk kunnen blijven of afnemen. In het niet-concentratiegebied kunnen de aantallen varkens en pluimvee wel toenemen.

4.2.5.2 Melkrundvee

Per 1 april 2015 is de Regeling Superheffing 2008 komen te vervallen. In deze regeling was de zogenaamde melkquotering voor de melkproductie van melkkoeien per bedrijf opgenomen. Wanneer een melkveehouder zijn quotum van het betreffende jaar overschreed, moest hij over de teveel geleverde kilogrammen melk een heffing betalen. Bij uitbreiding van zijn bedrijf kon een melkveehouder melkquotum kopen of leasen. Door efficiënter voeren is het mogelijk geweest om per koe meer melk te produceren en dus met minder melkkoeien het quotum vol te melken. Ten opzichte van 1984, het jaar dat het melkquotum zijn intrede deed, is het aantal melkkoeien in 2014 met bijna een miljoen afgenomen tot 1,6 miljoen melkkoeien.82

82

De overheid wilde niet dat de melkrundveehouderij onbegrensd kan uitbreiden. Daarom is op 1 januari 2015 de Wet verantwoorde groei melkveehouderij (Melkveewet) in werking getreden. Deze wet wijzigt de Meststoffenwet en reguleert de productie van mest van melkkoeien. Als een melkveehouderijbedrijf meer fosfaat uit dierlijke mest produceert dan het bedrijf op landbouwgrond kan plaatsen en meer fosfaat produceert dat in 2014 is geproduceerd, dan dient de melkveehouder het overschot te (laten) verwerken. Door de mogelijkheid om mest te verwerken kan, ten opzichte van de regulering van melkquotum, deze wetswijziging leiden tot een toename van het aantal melkkoeien.

4.2.5.3 Dierlijke mest

Daarnaast regelt de Meststoffenwet het gebruik van dierlijke meststoffen op landbouwgrond. Op landbouwgrond mag op grond van artikel 8 Meststoffenwet, een maximum aan fosfaat en stikstof uit dierlijke mest gebruikt worden. Heeft een veehouder meer dierlijke mest dan hij kan gebruiken op zijn grond of heeft hij geen grond in gebruik, dan zal hij deze mest dienen af te voeren. Bij bedrijfsontwikkeling kunnen de kosten van afvoer van dierlijke mest een rol spelen.

Nederland is opgedeeld in 3 regio’s. Heeft een veehouder een overschot aan fosfaat, dan dient hij een bepaald percentage van dat overschot te (laten) verwerken. Het percentage van het fosfaat dat verwerkt moet worden, verschilt per regio (artikel 71 Uitvoeringsregeling Meststoffenwet). Verwerken betekent dat de mest geëxporteerd wordt of tot eindproduct als mestkorrels of tot as met maximaal 10% organische stof wordt verwerkt (artikel 1 lid 1 sub dd en artikel 70 Uitvoeringsregeling Meststoffenwet).

4.2.5.4 Conclusie

Het stelsel van dierrechten voor varkens en pluimvee leidt er toe dat er in Nederland geen toename zal zijn van varkens en pluimvee. Door de mogelijkheid om dierrechten te verhandelen kunnen veehouderijbedrijven wel uitbreiden in aantallen, op andere locaties zal er dan sprake zijn van een afname. De emissies uit stallen wijzigt hierdoor niet.

Het is op dit moment lastig in te schatten in hoeverre de markt voor verwerking van mest ruimte heeft voor de extra verplichte verwerking van melkveemest. Is deze ruimte er, dan kunnen de aantallen melkkoeien toenemen. Is deze ruimte er niet dan is het de vraag in

hoeverre de melkrundveemest de mest van andere veehouderijsectoren in diezelfde markt zal verdringen en op die manier effect hebben op dieraantallen in de andere veehouderijsectoren.

Daarnaast kan dierlijke mest ook geëxporteerd worden. Zolang er in het buitenland vraag is naar dierlijke mest, is het op grond van de Meststoffenwet mogelijk om in Nederland meer dieren te houden, waardoor emissies kunnen toenemen. Deze wet heeft niet directe invloed op de afstand tussen veehouderijbedrijven en omwonenden.

4.3 Ruimtelijke ordening

Ruimtelijke afwegingen bij het vaststellen van plannen kunnen ook effect hebben op afstand tussen veehouderijen en woningen van omwonenden. In de Wro staan regels ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en voor de vergroting van de doelgerichtheid en doeltreffendheid van het ruimtelijk beleid, zoals is opgenomen in de aanhef van deze wet.