• No results found

Werkwijzen om de waardering van IE-rechten betrouwbaarder en

I. Lijst van afkortingen

5. Uitbreiding juridische functie bij de waardering van IE rechten

5.2. Werkwijzen om de waardering van IE-rechten betrouwbaarder en

In eerdere hoofdstukken is al aan de orde gekomen wat de huidige kritiek omtrent de waardering van IE is en zijn de onzekere punten van bepaalde waarderingsmodellen voor immateriële activa aan de orde gekomen. Enkele van deze nadelen kunnen bij de waardering van IE niet vermeden worden. Zo zal de waardering vaak gebaseerd zijn op

toekomstverwachtingen, en wordt er getracht een vergelijking te maken met andere IE-

rechten, hetgeen een complexe en onzekere dan wel subjectieve aangelegenheid is. toch is het mogelijk om enkele onzekerheden bij de waardering van IE weg te werken.

Ten eerste is het daarvoor zaak dat er meer uniformiteit in de waarderingsmethoden komt. Hoewel uniformiteit enerzijds onwenselijk is door de verschillende

waarderingsmethoden die nu voor de verscheidene IE-rechten het best toepasbaar zijn, zijn er anderzijds ook bepaalde punten die bij de waardering van IE-rechten een meer systematisch aanpak zouden rechtvaardigen.

Ten tweede dient er niet strikt gebruik te worden gemaakt van de methoden. Zo wordt er bijvoorbeeld door Weimar en Lazar betoogd dat de marktmethodiek gebruikt dient te worden. Indien er blijkt dat er geen marktprijzen beschikbaar zijn, moet de inkomstenmethode worden gebruikt. Vervolgens moet er gebruik worden gemaakt van de kostenmethode indien er geen goed vergelijkingsmateriaal voor handen is en er dus geen duidelijke markt voor is.189 Aangezien er voor iedere methode iets te zeggen is, zal een methode met invloeden van andere methoden een genuanceerder beeld en waardering kunnen bieden. Dit wordt

189

40

bijvoorbeeld door Van Spaendonck betoogd door de economische benadering toe te passen, die vervolgens verder kan worden ingevuld door de markt- en kostenbenadering.190 Er dient volgens het WIPO derhalve geen al of nog niet bestaande methode te worden uitgeroepen als het best toepasbaar voor de waardering van intellectueel eigendom.191 Toch krijgen de marktmethode en de inkomstenmethode (ook gezamenlijk te gebruiken) van het WIPO de voorkeur boven de kostenmethode, maar het benadrukt tevens dat er geen goede of foute methode is bij de waardering van IE.192 Door de kleine homogeniteit tussen de intellectuele eigendommen is de waardering dus een complexe aangelegenheid.193

Ten derde moet er zo min mogelijk gebruik worden gemaakt van de gemaakte kosten. Dit komt duidelijk tot uiting in de algemene kritiek op de waardering van IE. Er wordt immers gesteld dat de kosten van IE geen correlatie hebben met de waarde van IE. De kosten bepalen derhalve ook niet het succes van een IE.

Ten vierde dient er voorzichtig te worden omgegaan met de toewijzing van waarde aan intellectueel eigendom. Er zijn immers verscheidene factoren van invloed op de waarde, zoals het economische klimaat, de te realiseren winst en de concurrentie.194 Maar ook de locatie waar het IE vandaan komt heeft invloed op de waarde. Zo zal een IE dat is ontstaan onder een groot bedrijf dat een groot marktaandeel heeft een hogere waarde hebben dan in het geval waarbij het IE bij iemand in zijn/haar garage is ontstaan.195 Daarmee maakt het de waarde van IE-rechten relatief.196 Er kan beter een systeem worden gecreëerd waarbij bepaalde factoren ten minste gebruikt worden voor de waardering van IE.

Ten vijfde zouden de RJ-richtlijnen en de IFRS/IAS-richtlijnen beter op elkaar moeten aansluiten. Hierbij nemen de IFRS/IAS-richtlijnen wel de primaire positie in aangezien deze van invloed zijn op de richtlijnen van de RJ. Tevens moeten de IFRS/IAS-richtlijnen worden toegepast door beurgenoteerde bedrijven als gevolg van de IAS-verordening en kunnen deze door de lidstaten ook verplicht worden aan andere ondernemingen.197 Daartegenover staat dat de RJ-richtlijnen geen binding hebben.198 Er moet vermeden worden dat er verschillende terminologie en reikwijdte gaan ontstaan. Er wordt in de IAS-richtlijn 38 bijvoorbeeld gesteld dat er bij een overname gekozen kan worden tussen het kostenmodel en het

190

Van Spaendonck 2015, p. 4.

191 WIPO 2000b, p. 3. 192

WIPO 1998a, p. 30; WIPO 1998b, p. 10; WIPO 1996a, p. 3-4; WIPO 1996b, p. 4.

193

WIPO 1998b, p. 3; WIPO 1997, p. 10.

194 Van Spaendonck 2015, p. 9; WIPO 1996c, p. 2. 195 WIPO 1998b, p 4. 196 WIPO 1998c, p. 2. 197 IAS-verordening, considerans 7, 13. 198

41

herwaarderingsmodel voor de waardering van immateriële activa, terwijl in de RJ-richtlijnen alleen het kostenmodel wordt genoemd.199 De IAS-richtlijn zou naar deze bewoording meer vrijheid bieden bij het waarderen van IE dan de RJ-richtlijnen.

Verder wordt de term “fair value” uit de IFRS/IAS-richtlijnen vertaald naar reële waarde.200 Het woord “fair” zou beter vertaald kunnen worden naar de werkelijke betekenis, namelijk ‘eerlijk’ en dat staat voor ‘betrouwbaar’, ‘billijk’, ‘redelijk’ of ‘behoorlijk’. De “fair

value” heeft ook als doel om tot een eerlijke prijs te komen. Het woord ‘reëel’ wordt namelijk

omschreven als “met de werkelijkheid overeenstemmend”, dat begripsmatig niet overeenstemt met het doel van de “fair value”. Anderzijds kan daar wel tegenin worden gebracht dat de beschrijvingen van “fair value” en de ‘reële waarde’ min of meer aan elkaar gelijk zijn.201 Ondanks dat de omschrijvingen van de beide begrippen aan elkaar gelijk zijn, zou de RJ het begrip beter in overeenstemming kunnen brengen met datgene uit de IFRS/IAS-richtlijnen.

Ten zesde kan hetzelfde worden gesteld met betrekking tot RJ-richtlijnen en het Besluit actuele waarde. In de RJ-richtlijnen wordt namelijk gebruik gemaakt van de term ‘reële waarde’ terwijl dit in het Besluit actuele waarde art. 4 de ‘marktwaarde’ wordt

genoemd. Hoewel de marktwaarde op een zelfde wijze wordt omschreven als de “fair value” uit de IFRS/IAS-richtlijnen, kan dit toch tot onnodige onduidelijkheid leiden.202

Ten slotte dient er rekening mee te worden gehouden dat de waarde van een IE-recht vaak de prijs is die een partij ervoor zou willen betalen.203 Dit is vooral het geval bij fusies, overnames en bij verkoop en licentiëring van IE. Bij de verslaggeving in de jaarrekening dient er een “reële prijs” te worden gegeven aan het IE, en niet de waarde die door vraag en aanbod kan worden verkregen. Het is derhalve ook logisch dat het waarderen van IE in dergelijke gevallen wel voor een groot deel wettelijk bepaald is. Maar er moet hierbij wel worden

vermeld dat er nog enige vrijheid in zit. Daarnaast kan bij de waardering van IE bij de inbreng in de maatschap worden gesteld dat dit in overwegende mate aan de vennoten van de

maatschap kan worden overgelaten, aangezien deze daar zelf afspraken over kunnen maken. Er zijn uiteraard meerdere mogelijkheden om de waardering van IE betrouwbaarder en transparanter te laten plaatsvinden, maar de bovengenoemde punten komen voort uit de algemene kritiek die er bestaat ten aanzien van de waardering van IE.

199 IAS-richtlijn 38, 38.72 en RJ 2015/210.2, art. 210.207 e.v. 200

IFRS-richtlijn 13; Ots 2004, p. 77.

201

IFRS-richtlijn 13 en RJ 2015/210.2, art. 210.208-209.

202 IFRS-richtlijn 13 en Besluit actuele waarde, art. 4. 203

42