• No results found

Werkwijze indicator: Leefomgeving

CO 2 fytoplankton/benthos prim productie CO

8 Bijlage: BOD en NOD berekeningen (naar Maris et al., 2010)

1.3 Werkwijze indicator: Leefomgeving

De indicator Leefomgeving, voor flora en fauna, is een onderdeel van de hoofdfunctie Natuurlijkheid van het Schelde-estuarium. Zoals in de inleiding beschreven, zijn alle indicatoren opgebouwd uit drie niveaus (zie Figuur 1-1). Het uitgangspunt voor de evaluatie van Leefomgeving, voor flora en fauna is dat een natuurlijk functionerend Schelde-estuarium aanwezig is, indien het oppervlak aan verschillende habitats evenwichtig verdeeld is, het aanwezige laagdynamisch habitat van voldoende kwaliteit is en er sprake is van stabiliteit van habitats. Met dit laatste wordt bedoeld dat er op een locatie niet te vaak een overgang van het ene habitat in het andere habitat optreedt. De indicator Leefomgeving bestaat hiermee uit drie toetsparameters: Oppervlak, Kwaliteit en Turn-over.

Aan de hand van de oppervlakte van de verschillende habitats wordt inzicht verkregen in de ruimtelijke verdeling van de verschillende habitats over het estuarium. Tevens is voor het ecologisch functioneren van de afzonderlijke habitats een voldoende groot areaal van

Evaluatiemethodiek Schelde-estuarium Leefomgeving

goede kwaliteit, cruciaal. Hebben vogels bijvoorbeeld wel voldoende tijd om voldoende voedsel binnen te krijgen tijdens het op- en afgaan van het getij? Is er voldoende voedsel aanwezig? Dit maakt dat de kwaliteit van het habitat bestaat uit zowel fysische (vorm en ligging) als biologische (aanwezigheid van voedsel) randvoorwaarden.

In een gezond en dynamisch systeem is er sprake van een wisselwerking tussen de opbouwende processen (sedimentatie) en afbrekende processen (erosie) van platen, slikken en schorren. Hierdoor bestaat er op een locatie een zekere turn-over van het ene habitat in het andere. De trend in de turn-over weerspiegelt of de dynamiek in het systeem te groot, te klein of in balans is.

Voor elk van de toetsparameters zijn rekenparameters gedefinieerd. Waar mogelijk is een kwantitatief criterium afgeleid in de vorm van een exacte waarde of een trendontwikkeling. Alle rekenparameters samen bepalen of de toetsparameter als voldoende beoordeeld wordt. Voor een aantal van de rekenparameters is nog geen duidelijk criterium beschikbaar. Dit vormt geen probleem voor de T2009 rapportage aangezien hier de trendontwikkeling wel in beeld gebracht kan worden. Voorgesteld wordt om de referentiewaardes in een aanvullende studie te bepalen die minimaal gereed is voor de systeemevaluatie in 2015.

Op het derde niveau worden de verklarende parameters weergegeven. Deze parameters dragen vooral bij aan het begrijpen van de waargenomen ontwikkelingen en geven de onderliggende systeemverklaring. Voor de indicator Leefomgeving zijn het zoutgehalte, de stroomsnelheden, de waterstanden, het substraattype, de sedimentsamenstelling en natuurontwikkelingsprojecten als verklarende parameters opgenomen.

Figuur 1-2: Weergave indicator Leefomgeving voor flora en fauna.

Voor de evaluatie moeten altijd alle niveaus worden doorlopen. Wanneer alle toetsparameters voldoende zijn, wordt de Communicatie-indicator Leefomgeving als voldoende beoordeeld. Wanneer één van de toetsparameters onvoldoende wordt beoordeeld wordt de Communicatie-indicator Leefomgeving ook als onvoldoende beoordeeld en moet er gekeken worden waar dit aan ligt.

Flora en fauna Evaluatiemethodiek Schelde-estuarium

170

De beleidsafweging met hierin het eventueel nemen van maatregelen of uitzetten van nader onderzoek is geen onderdeel van de evaluatiemethodiek. De evaluatiemethodiek probeert enkel aan te geven waar het probleem zich voor doet en of er voldoende kennis aanwezig is of niet.

1.4 Ruimtelijk en temporeel bereik

Alle rekenparameters worden voor het gehele estuarium bepaald binnen een aantal segmenten Deze segmenten zijn gebaseerd op de zoutverdeling en het zoete gedeelte binnen het Schelde-estuarium, waarbij het zoete gedeelte nog verder opgedeeld wordt in drie zones op basis van verblijftijd (zie Figuur 1-3). Binnen het zoete gedeelte is de verblijftijd van het water een belangrijke sturende factor voor het voorkomen en functioneren van de verschillende habitats.

De rekenparameters voor de Kwaliteit van het habitat worden binnen elk segment, enkel bepaald voor de laagdynamische gebieden.

De bepaling van het zoutgehalte en de verblijftijd vindt plaats binnen de Communicatie- indicator Waterkwaliteit. Segmenten evaluatiemethodiek 1 2 3 4 5 6 7 Polyhalien (zone 1 t/m 515) Mesohalien (zone 6 t/m 9) sterke saliniteits- gradient (zone 10 t/m12) Oligohalien (zone 13,14) Zoet verblijftijd lang (zone 15,16) Zoet verblijftijd kort (zone17 t/ 19) Zijrivieren Rupel en Durme Meergeulensysteem (Westerschelde) Eengeulsysteem (Zeeschelde)

Figuur 1-3: Schematische weergave indeling in segmenten voor de Communicatie-indicator Leefomgeving.

15

Evaluatiemethodiek Schelde-estuarium Leefomgeving

Gecontroleerde overstromingsgebieden (GOG’s) zijn niet opgenomen in de ecotopenkaarten aangezien die zich beperken tot het buitendijkse habitat. Ontpolderingen en Gecontroleerd Gereduceerd Getijgebieden (GGG’s) worden opgenomen vanaf het moment van realisatie. Het is van belang om de natuurontwikkelingsprojecten in beeld te brengen ter verklaring van veranderingen in verschillende habitats. De natuurontwikkelingsprojecten zijn opgenomen als de verklarende parameter.

De temporele resolutie van de rekenparameters is voor de oppervlaktebepalingen afhankelijk van de frequentie waarop de ecotopenkaarten en de bathymetrische kaarten gemaakt worden. De ecotopenkaarten worden voor de Westerschelde en Beneden- Zeeschelde elke 2 jaar gemaakt, voor de Boven-Zeeschelde, Ruppel en Durme om de 3 jaar en voor de bovenlopen elke 6 jaar.

De bathymetrische opnames worden voor de Westerschelde en de Beneden-zeeschelde jaarlijks gemaakt. voor de Boven-Zeeschelde, Durme en Rupel elke drie jaar en voor de bovenlopen elke 6 jaar. De evaluatie kan dus 2, 3 of 6-jaarlijks worden uitgevoerd afhankelijk van de frequentie van de ecotopenkaart en het gebied.

Tabel 1-1: Ruimtelijk bereik per toetsparameter

Toetsparameter Rekenparameter

Ruimtelijk bereik