• No results found

Werkwijze en strategie

In document NOTA VERSLAG VAN RESULTATEN (pagina 26-30)

DEEL 1 Verslag van resultaten

5 Proefsleuvenonderzoek

5.2 Werkwijze en strategie

5.2.1 H

ERNEMING PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

In onderstaande tabel worden de technische specificaties voor het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek uit het PVM weergegeven. Ook het indicatief sleuvenplan en enkele details uit het PVM worden weergeven.

Onderdeel Uitleg

Doel Proefsleuven hebben tot doel een ruimtelijk inzicht van de archeologische site te verwerven en uitspraken te doen over de noodzaak om verder archeologisch onderzoek uit te voeren onder de vorm van een opgraving.

Actoren Veldwerkleider met ervaring in het aanleggen van proefsleuven Assistent archeoloog

Grid De dekkingsgraad is van die aard dat hij toelaat om voldoende gefundeerde uitspraken te doen over de rest van het onderzoeksgebied en bedraagt als uitgangspunt 12,5%. Deze dekkingsgraad van 12,5 % wordt opgedeeld in 10 % sleuven en 2,5% kijkvensters, dwarssleuven en volgsleuven.

De proefsleuven vertonen onderling een regelmatige, ruimtelijke spreiding.

Bij het inplanten van de proefsleuven wordt rekening gehouden met de aard van het terrein, mogelijk aanwezige hellingen en de isohypsen.

Indien hiervan afgeweken wordt op basis van de bekomen inzichten tijdens de uitvoering van het onderzoek wordt dit beschreven en verantwoord in de rapportering.

Onderdeel Uitleg

Uitvoering De proefsleuven worden aangelegd door een graafmachine. Deze graafmachine behoort tot een type dat toelaat een horizontaal vlak aan te leggen zonder schade toe te brengen aan de aangetroffen sporen.

Er wordt gewerkt met een tandloze, gladde bak van maximaal 2 meter breedte.

In regel wordt er maar 1 opgravingsvlak aangelegd. De diepte van de aanleg daarvan wordt tijdens de aanleg continue bijgestuurd op basis van de observaties uit putwandprofielen.

Er wordt steeds geverifieerd, op basis van de vaststellingen uit de putwanden en door middel van lokale verdiepingen van het opgravingsvlak in zones waar geen sporen (meer) voorkomen, of er zich dieperliggende niveaus met archeologische sporen of vondsten voordoen. In voorkomend geval wordt op dit dieperliggende niveau lokaal een opgravingsvlak aangelegd en wordt dit onderzocht conform Code van Goede Praktijk hoofdstuk 8.6.1.1 en hoofdstuk 8.3.1.9

Lokalisering Alle proefsleuven worden uitgezet aan de hand van een GPS gestuurd systeem.

Registratie Alle proefsleuven, kijkvensters, dwarssleuven en volgsleuven, sporen en referentieprofielen worden ingemeten en geregistreerd conform Code van Goede Praktijk Vondsten Vondsten worden ingezameld en behandeld conform Code van Goede Praktijk hoofdstuk

8.6.1.6

Tabel 2: Herneming van het Programma van Maatregelen.

Figuur 14: Indicatief sleuvenplan ter hoogte van het onderzoeksgebied (Bron: Ruben Willaert, Archeologienota ID 8856/ Abo nv, 2019)

5.2.1.1 RANDVOORWAARDEN

Het terrein moet toegankelijk zijn bij de aanvang van de archeologische werkzaamheden. Eventueel hoog gras dient gemaaid te worden.

Er dient rekening gehouden te worden met enkele struiken en bomen op het terrein. Deze dienen verwijderd te worden voor de aanvang van de proefsleuven. De bomen mogen zonder archeologische begeleiding gekapt worden tot het maaiveld, waarna de wortels gefreesd worden om de schade aan de ondergrond te beperken.

De grond wordt gescheiden afgegraven en bewaard naast de proefsleuven. Het dichten van de sleuven gebeurt op zo een manier dat de originele bodemopbouw bekomen wordt en dat de nieuwe draagkracht van de ondergrond de draagkracht van de ondergrond voorafgaand aan de aanvang van het veldwerk evenaart.

De zones van het opgravingsvlak die sporen of artefacten bevatten, worden in afwachting van een opgraving of definitief fysiek behoud, afgedekt met geotextiel om te voorkomen dat degradatie ervan zou optreden. Er worden ook de nodige maatregelen getroffen om een langdurige bewaring van de sporen tijdens het veldwerk te garanderen en schade ten gevolge van lucht en weerselementen te voorkomen (CGP 8.6.1.1).

Volgens de veiligheidsmaatregelen van Elia, moet er minstens 4,5 meter hoogteafstand bewaard worden van de 150 kV hoogspanningskabels die boven het terrein lopen.

In het geval dat een onverwachts gezondheids- of veiligheidsrisico optreedt, wordt het onderzoek niet uitgevoerd.

5.2.2 U

ITGEVOERDE WERKWIJZE EN STRATEGIE

Conform het Programma van Maatregelen werd ervoor gekozen om de werkputten dwars op de hoogtelijnen aan te leggen, daardoor hebben alle 4 sleuven een algemene noordwest-zuidoost oriëntatie.

Om er zeker van te zijn dat er ook afdoende aandacht werd besteed aan de landschappelijke evolutie zijn er meerdere profielen in detail geregistreerd. Daaruit blijkt dat de bodemopbouw overeenkomt met de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek.

5.2.2.1 UITVOERING VOORONDERZOEK

Het proefsleufonderzoek werd op 12 september 2019 uitgevoerd door ABO nv, vertegenwoordigd door de erkend archeologe Griet Beldé en assistent archeoloog Sander Pelsmaekers. Er werd in het noordwesten gestart met de aanleg van de sleuven.

Het begin-, eind- en middelpunt van elk sleuf werd met de GPS uitgezet. De sleuven werden conform de akte genomen archeologienota uitgevoerd. Gezien de bodemopbouw van het onderzoeksterrein in kaart gebracht is door de landschappelijke en ook door de verkennende archeologische boringen, werden ter controle alternerende profielputten geplaatst.

Figuur 15: Sleuvenplan voor de start van het veldwerk (Bron: Ruben Willaert, Archeologienota ID 8856/Abo nv, 2019)

In het akte genomen Programma van Maatregelen van dit onderzoek werd als uitgangspunt 12,5%

dekkingsgraad voor het proefsleuvenonderzoek gehanteerd, waarvan 10% voor de sleuven en 2,5%

voor de kijkvensters, dwarssleuven en volgsleuven. Het oorspronkelijke voorstel van het sleuvenplan bedroeg een totale oppervlakte van ca. 490 m² ofwel 10 % van de totale oppervlakte. Dit bood nog voldoende ruimte voor uitbreiding in de vorm van kijkvensters of sleuven.

De gerealiseerde proefsleuven hebben een totale oppervlakte van 553 m² en de kijkvensters/dwarssleuven nemen een oppervlakte in van 68 m². Dit geeft een totaal van 621 m² wat overeen komt met een onderzochte zone van 12,75 % van het volledige onderzoeksgebied. Dit benadert het uitgangspunt van het onderzoeksopzet.

In document NOTA VERSLAG VAN RESULTATEN (pagina 26-30)