• No results found

WERKNEMERS DIE ARBEIDSONGESCHIKT OF WERKLOOS WORDEN

In document Duurzame inzetbaarheid in perspectief (pagina 182-186)

leeftijd dat oudere werknemers met pensioen gaan Hiertoe gaan we in op de resultaten uit verschillende studies in het STREAM-project waarin

MOGELIJKE VOORSPELLERS SPEELT EEN ROL SPEELT GEEN (SIGNIFICANTE) ROL

9.4 WERKNEMERS DIE ARBEIDSONGESCHIKT OF WERKLOOS WORDEN

Het is denkbaar dat met het terugdringen van de financiële mogelijkheden om met vroegpen- sioen te gaan, de uitstroom uit arbeid via andere routes, zoals werkloosheid en arbeidsonge- schiktheid, zal toenemen. Daarom gaan we na welke factoren voorspellend zijn voor uitstroom naar werkloosheid en arbeidsongeschiktheid en hoe de vitaliteit zich ontwikkelt als mensen werkloos of arbeidsongeschikt worden.

Figuur 9.5 toont aan dat werknemers die arbeidsongeschikt worden voorafgaand aan hun arbeidsongeschiktheid duidelijk een slechtere gezondheid hadden, minder gericht waren op leren in het werk en een slechtere financiële situatie hadden dan degenen die werkzaam blijven als werknemer. Het is waarschijnlijk dat deze ongunstige situatie het gevolg is van de aandoening waarmee zij arbeidsongeschikt worden. Als we kijken naar de ontwikkeling van de vitaliteit van werknemers die arbeidsongeschikt worden (zie figuur 9.6), dan zien we dat zij op beide metingen een lage vitaliteit hadden. Bovendien verslechterde de vitaliteit in het jaar dat zij arbeidsongeschikt werden. Dit is niet onverwacht omdat zij door hun aandoening immers niet langer in staat waren om te blijven werken.

5,0

4,0

3,0

2,0

1,0

Gezondheid* Sociale steun op werk*

Leeroriëntatie* Steun partner voor stoppen met werken

Financiële situatie huishouden* Werknemer 45+ werkzaam op beide metingen

Werknemer 45+ op T1, arbeidsongeschikt op T2 Werknemer 45+ op T1, werkloos T2

FIGUUR 9-5. Kenmerken op de eerste meting van werknemers van 45-64 jaar die blijven werken en van werknemers die uit arbeid stromen naar arbeidsongeschiktheid (n=97) of werkloosheid (n=169) (hogere score is gunstiger score, * p < .05) (STREAM 2010-2011).

Ook werknemers die werkloos werden, hadden vooraf een slechtere gezondheid, een iets lagere leeroriëntatie en een iets slechtere financiële situatie dan personen die werknemer bleven (zie figuur 9.5). Zij bleken daarnaast relatief weinig steun van leidinggevende en collega’s te krijgen. Werknemers lopen dus een groter risico om te worden ontslagen als ze gezondheidsproblemen hebben en als ze weinig steun krijgen van collega’s en leidingge- vende. Het kan zijn dat deze gezondheidsproblemen en het gebrek aan steun het gevolg is van dreigend ontslag. Maar het kan ook zijn dat veel werkgevers bij reorganisaties ervoor kiezen om gezonde werknemers en werknemers die goed in het team liggen te behouden en werknemers die hier minder goed op scoren te ontslaan.

80 75 70 65 60 55 50 45 40 2010 2011 Vitaliteit werknemer 45+ werkzaam op beide metingen

Vitaliteit werknemer 45+ op T1, arbeidsongeschikt op T2

Vitaliteit werknemer 45+ op T1, werkloos T2

FIGUUR 9-6. Verandering in vitaliteit van werknemers van 45 jaar en ouder die blijven werken en werknemers die uitstromen naar arbeidsongeschiktheid (n=97) of werkloosheid (n=169) (STREAM 2010-2011).

Bij de ontwikkeling van de vitaliteit van werknemers die werkloos worden, zien we dat deze werknemers voordat ze ontslagen worden minder vitaal zijn dan werknemers die blijven werken (figuur 9.6). Opvallend genoeg verbetert de vitaliteit nadat zij ontslagen zijn. Dit suggereert dat de werksituatie van deze werknemers zo slecht was dat werkloosheid beter is voor hun gezondheid dan te blijven werken. Bij volgende metingen van STREAM zullen we nagaan of deze werklozen weer aan de slag komen in een nieuwe, en hopelijk betere, baan.

9.5 CONCLUSIE

Concluderend ondersteunen ook deze eerste longitudinale resultaten van STREAM een inte- grale benadering in interventies en beleid ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid (zie ook hoofdstuk 6). Meerdere verschillende TNO interventietrajecten zijn inmiddels in

ontwikkeling of reeds uitgevoerd (zie 'TNO-toepassingen in de praktijk’). Uiteenlopende factoren spelen immers een rol. Verduurzaming van de arbeidsomstandigheden en een betere fit tussen de persoon en het werk bieden belangrijke aanknopingspunten.

9.6 REFERENTIES

• Appelbaum, E., Bailey, T., Berg, P., & Kalleberg, A. (2000). Manufacturing advantage: Why high-performance work systems pay off. Ithaca: Cornell University Press.

• Berg, T.I.J. van den, Elders, L.A.M., & Burdorf, A. (2010). Influence of health and work on early retirement. Journal of Occupational and Environmental Medicine, 52, 576-583. • CBS (2012). Statline: Van arbeid naar pensioen; personen 55 jaar of ouder <http://stat-

line.cbs.nl>.

• Dalen H.P. van, Henkens, C.J.I.M., & Schippers, J. (2010). Productivity of older workers: perceptions of employers and employees. Population and Development Review, 36, 309-330.

• Damman, M., Henkens, K., & Kalmijn, M. (2011).The impact of midlife educational, work, health, and family experiences on men’s early retirement. Journal of Gerontology, 66, 617-627.

• Fischer, J.A.V. & Sousa-Poza, A. (2006). The institutional determinants of early retirement in Europe. St. Gallen: Department of Economics, University of St. Gallen.

• Heuvel, S.G. van den, Geuskens, G.A., Hooftman, W.E., Koppes, L.L., & Bossche, S.N. van den (2010). Productivity loss at work: Health-related and work-related factors. Journal of Occupational Rehabilitation, 20, 331-339.

• Heijden, van der B. (2011). Als het getij verloopt, verzet men de bakens. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen.

• Klein Hesselink, J., Kraan, K., Oeij, P., Vroome, E. de, & Zwieten, M. van (2011). WEA 2010: Arbeidsbeleid in Nederlandse bedrijven en instellingen. Hoofddorp: TNO.

• Lund, T., Iversen, L., & Poulsen, K.B. (2001). Work environment factors, health, lifestyle and marital status as predictors of job change and early retirement in physically heavy occupations. American Journal of Industrial Medicine, 40, 161-169.

• Michaud, P.C., Heitmueller, A., & Nazarov, Z. (2010). A dynamic analysis of informal care and employment in England. Labour Economics, 17, 455-465.

• Reeuwijk KG, de Wind A, Westerman MJ, Ybema JF, van der Beek AJ, Geuskens GA. “’All those things together made me retire’: qualitative study on early retirement among Dutch employees”. BMC Public Health. 2013;13:516.

• Rothschild, M. (1999). Carrots, sticks and promises: A conceptual framework for the management of public health and social issue behaviors. Journal of Marketing, 63, 24-37.

• Schultz, A.B., Edington, D.W. (2007). Employee health and presenteeism: A systematic review. Journal of Occupational Rehabilitation, 17, 547-579.

• Westerlund, H., Kivimäki, M., Singh-Manoux, A., Melchior, M., Ferrie J.E., Pentti, J., Jokela, M., Leineweber, C., Goldberg, M., Zins, M., & Vahtera, J. (2009). Self-rated health before and after retirement in France (GAZEL): a cohort study. Lancet, 374, 1889-1896.

• De Wind A, Geuskens GA, Reeuwijk KG, Westerman MJ, Ybema JF, Burdorf A, Bongers PM, van der Beek AJ. “Pathways through which health influences early retirement: a qualita- tive study”. BMC Public Health. 2013;13:292.

• Wind A, de, Geuskens GA, Ybema JF, Blatter BM, Burdorf A, Bongers PM, van der Beek AJ. Health, job characteristics, skills, and social and financial factors in relation to early reti- rement - results from a longitudinal study in the Netherlands. Scand J Work Environ Health. 2013 Oct 16. [Epub ahead of print]

• Wrzesniewski, A., & Dutton, J.E. (2001). Crafting a job: Revisioning employees as active crafters of their work. Academy of Management Review, 26, 179-201.

TNO-TOEPASSINGEN IN DE PRAKTIJK

In document Duurzame inzetbaarheid in perspectief (pagina 182-186)