• No results found

Een vergelijking tussen EU-SILC en SILC-CUT

2. Werk en armoede

In België, en ook in andere Europese landen, biedt werk een grote bescherming tegen armoede. Iets meer dan 12,3% van de Belgische bevolking tussen 18 en 59 jaar leeft echter in een huishouden zonder betaalde arbeid. Bij dak- en thuislozen loopt dit op tot 84%. Bij personen zonder wettelijke verblijfsvergunning is dat 30%. Het armoederisico voor werkende mensen in België ligt erg laag (4,8%). Wer- kende dak- en thuislozen hebben echter een armoederisico van bijna 47%. Bij men- sen zonder wettelijke verblijfsvergunning is het armoederisico met of zonder werk quasi hetzelfde, aangezien werkenden nog steeds een armoederisico kennen van bijna 93%!

Tabel 8.2 Indicatoren met betrekking tot werk en armoede bij de Belgische bevolking, dak- en thuislozen en mensen zonder wettelijke verblijfsvergunning, in %

EU-SILC 2008 SILC-CUT 2010

Totaal Dak- en

thuislozen PZWV Mensen in een huishouden zonder werk 12,0 84,0 30,0 Armoederisico onder werkenden 4,8 46,8 92,8

3. Gezondheid

Ongeveer 26% van de bevolking beschouwt zijn of haar gezondheid als redelijk tot zeer slecht. Voor de bevolking met een verhoogd armoederisico loopt dit op tot bijna 43%. Bij dak- en thuislozen vonden we hetzelfde resultaat, en voor personen zonder wettelijke verblijfsvergunning lag dit percentage net iets lager (38,8%). Zoals we zagen in hoofdstuk 7, nemen deze cijfers niet weg dat de twee bestu- deerde doelgroepen specifieke gezondheidsproblemen hebben.

Tabel 8.3 Gezondheid bij de Belgische bevolking, dak- en thuislozen en mensen zonder wette- lijke verblijfsvergunning, in %

EU-SILC 2008 SILC-CUT 2010

Totaal Armen Dak- en

thuislozen

PZWV

Het percentage personen van 16 jaar en ouder dat zijn/haar gezondheid ‘redelijk’, ‘slecht’ of ‘zeer slecht’ inschat

26,1 42,9 43,0 38,8

Uitstel van gezondheidszorg (en) omwille van financiële redenen

0,5 1,5 10,5 15,6

De financiële toegankelijkheid van de gezondheidszorg wordt gemeten aan de hand van het percentage individuen dat leeft in een huishouden waar iemand gedurende de laatste 12 maanden de nodige zorg heeft uitgesteld omwille van financiële redenen. Dit was het geval voor slechts 0,5% van de totale Belgische bevolking en 1,5% bij de huishoudens met een verhoogd armoederisico. Bij dak- en thuislozen loopt dit percentage op tot 10,5% en bij mensen zonder wettelijke verblijfsvergunning tot 15,6%.

Een vergelijking tussen EU-SILC en SILC-CUT 127

4. Wonen

Een aanzienlijk deel van de Belgische bevolking (12,2%) geeft meer dan 40% van het maandelijks inkomen uit aan huur of de afbetaling van een lening. Dit is het geval voor 44% van de individuen onder de armoedegrens en ongeveer een derde van de mensen zonder wettelijke verblijfspapieren. Het zeer lage inkomen van mensen zonder wettelijke verblijfsvergunning en de relatief lage investering hier- van in de woning, resulteren in een zeer gebrekkig comfort. Zo heeft 18,3% een woning waar zelfs het elementaire basiscomfort, een bad of douche, een toilet met doorspoeling of warm stromend water, ontbreekt. Dit is slechts het geval voor 2,3% van de Belgische bevolking en 6,7% van individuen onder de armoedegrens.

Nog meer woningen van mensen zonder wettige verblijfsvergunning hebben structurele gebreken of zijn extreem klein: in 61% van de gevallen vertoont de woning ernstige gebreken en/of is er een gebrek aan voorzieningen en/of is ze te klein. Uit de EU-SILC blijkt dat dit ook zo is bij 8,7% van de Belgische bevolking en 19,5% van de individuen met een verhoogd armoederisico.

Tabel 8.4 Wooncomfort bij de Belgische bevolking en mensen zonder wettelijke verblijfsvergun- ning

Wooncomfort EU-SILC 2009 SILC-CUT 2010 Totale

bevolking armoedegrens Onder de PZWV Percentage van de bevolking waarvoor de

totale woonkost meer dan 40% van het maandelijks inkomen bedraagt 1

12,2 44,0 32,8

Gebrekkig basiscomfort 2 2,3 6,7 18,3 Percentage van de bevolking dat leeft in

een woning met een gebrek aan basis- comfort en/of gebrek aan ruimte en/of structurele gebreken 3

8,7 19,6 61,0

1 Totale woonkost (‘net of housing allowances’) refereert naar de huur of de afbetaling van de lening na aftrek van fiscale voordelen.

2 De indicator meet het percentage van de bevolking dat woont in een huis waar één van de drie volgende basiscomfortelementen ontbreekt:

- bad of douche; - warm stromend water;

- toilet met waterspoeling in de woning zelf.

3 Percentage van de bevolking dat leeft in een woning met één of meerdere van volgende pro- blemen:

- het ontbreken van één van volgende voorzieningen: bad of douche, warm stromend water, toilet met waterspoeling in de woning zelf, en/of;

- ten minste twee van volgende problemen: lekkend dak, geen adequate verwarming, vocht en schimmel, rottende ramen en deuren, en/of;

- onvoldoende ruimte, berekend als minder dan één kamer per gezinslid (toilet, badkamer, ... niet meegerekend.

De buurt van de woningen wordt door 20,9% van de personen in België als te lawaaierig beschouwd, door 16% als vervuild en 15,7% heeft last van misdaad of vandalisme. Rond woningen van mensen onder de armoedegrens komen deze problemen iets vaker voor, terwijl de percentages bij mensen zonder wettelijke verblijfsvergunning oplopen tot respectievelijk 45,3%, 24,1% en 24,4%.

Tabel 8.5 De woonomgeving van de Belgische bevolking en van mensen zonder wettelijke ver- blijfsvergunning

Omgevingsproblemen EU-SILC 2009 SILC-CUT 2010 Totale

bevolking armoedegrens Onder de bevolking Totale

Lawaai 20,9 27,5 45,3

Vervuiling 16,0 20,0 24,1

Misdaad, vandalisme 15,7 19,7 24,4

5. Materiële deprivatie

Materiële deprivatie wordt gedefinieerd als het niet kunnen beschikken over een aantal goederen en diensten of het niet kunnen deelnemen aan bepaalde activitei- ten die als noodzakelijk worden beschouwd. De index die hiervoor wordt gebruikt in de Interfederale Armoedebarometer geeft aan dat 100% van de dak- en thuis- lozen en van de mensen zonder wettelijke verblijfsvergunning materieel gedepri- veerd zijn.25 Maar ook als we enkele specifieke items eruit nemen zien we dat de

situatie van dak- en thuislozen en van mensen zonder wettelijke verblijfsvergun- ning erg problematisch is. Zo kan meer dan 91% van de dak- en thuislozen en 97% van de mensen zonder wettelijke verblijfsvergunning geen onverwachte uitgave doen ter waarde van 750 euro. Bij de totale bevolking ligt dit percentage op 24% en bij individuen met een inkomen onder de armoedegrens op iets minder dan 60%. Bovendien heeft 43% van de dak- en thuislozen en 37% van de mensen zonder

25 Index voor materiele deprivatie: Het percentage personen dat leeft in een huishouden dat geconfronteerd word met tenminste drie van de negen onderstaande problemen, omwille van financiële redenen:

- het vermijden van schulden (huur, afbetalingen huurkoop);

- het zich niet kunnen permitteren om tenminste éénmaal per jaar een week vakantie te nemen, weg van huis;

- het zich niet kunnen permitteren van om de twee dagen een maaltijd met vlees/vis/kip; - geen onvoorziene uitgave kunnen doen (ter waarde van het maandbedrag van de

armoederisicogrens van het jaar voordien); - de woning niet afdoende kunnen verwarmen; - niet beschikken over een wasmachine; - niet beschikken over een televisietoestel; - niet beschikken over een telefoon; - niet beschikken over een auto.

Een vergelijking tussen EU-SILC en SILC-CUT 129

wettelijke verblijfsvergunning minstens één van de rekeningen voor basisbehoef- ten gedurende de afgelopen twaalf maanden niet kunnen betalen. Dit was het geval voor (slechts) 7% van de totale Belgische bevolking en voor 18,4% van de armen opgenomen in de EU-SILC enquête.

Tabel 8.6 Sociale integratie van de Belgische bevolking en van mensen zonder wettelijke verblijfsvergunning

Materiële deprivatie EU-SILC 2009 SILC-CUT 2010 Totale bevolking Onder de Armoede- grens Dak- en thuislozen PZWV

Geen onvoorziene uitgave kunnen

doen ter waarde van 750 euro 24,0 59,3 91,5 97,0 Achterstallige betalingen voor

basisbehoeften* 7,0 18,4 43,0 37,0 * Het percentage van de huishoudens die gedurende de voorbije twaalf maanden één of meer-

dere van de volgende rekeningen niet (op tijd) kon betalen: huur of lening, elektriciteit, gas, water, gezondheidsuitgaven.

6. Besluit

In dit hoofdstuk werden de resultaten vergeleken tussen onze SILC-CUT enquête en de EU-SILC enquête van 2008 (laatst beschikbare golf op het moment van de verwerking) voor een aantal sleutelindindicatoren van het Nationaal Actieplan 2008-2011 voor armoedebestrijding.

De belangrijkste indicator is uiteraard het armoederisico, dit is het percentage van de huishoudens dat beneden de armoederisicodrempel leeft. Voor de ganse Belgische bevolking bedroeg dit risico in 2008 14,7%. Het overeenstemmende risico onder dak- en thuislozen loopt op tot 71,8% en voor mensen zonder wette- lijke verblijfsvergunning is het 95,6. Zelfs bij een inkomensdrempel van 40% van het mediaaninkomen zitten nog één op drie dak- en thuislozen, en drie op vier mensen zonder wettig verblijf beneden die grens.

Ook op andere indicatoren blijken de twee doelgroepen van de SILC-CUT enquête beduidend slechter te presteren dan de rest van de bevolking. Dit geldt bijvoorbeeld voor het percentage personen dat medische zorgen moet uitstellen om financiële redenen, de financiële (over)last van huisvesting, de kwaliteit van de woning en woonomgeving, materiële deprivatie en schuldoverlast.

131

HOOFDSTUK 9