• No results found

Beste Ilja,

Het spijt me dat ik je nu pas schrijf. Je kreeg een paar dagen geleden een brief waarin je werd gevraagd: ‘Voor wie wil je schrijven? Voor een wereldwijd publiek van tien bijziende autisten die vroeger op de kost- school te veel zijn gepest, of voor alle barmannen en serveersters van Nederland en België?’

Ik wil je ervan overtuigen dat je je niets moet aantrekken van die brief.

De auteur van dat epistel was je eigen ik, dr. Ilja Leonard Pfeijffer, maar dan uit het jaar 2014 – inderdaad, de verre toekomst. Hij zal de brief later publiceren in Brieven uit Genua, samen met de andere curi- euze brieven die je af en toe van hem krijgt. Die tien bijziende autisten over wie hij het heeft, daar hoor ik dan juist weer bij. Ik ben een oudere versie van een vage kennis van je, al hebben we op dit moment in het geheel geen contact. Behalve dan dus via deze brief, maar die telt niet. Een paar regels eerder in dezelfde brief had de oude Ilja mij en mijn collega’s al ‘wereldvreemde snuiters’ genoemd, ‘met stof onder hun ok- sels wie het haar uit de oren groeit en die misschien wel geruite py- jama’s dragen die hun vrouw voor hen strijkt.’ Met die lui verspil jij vol- gens de oude Ilja ‘de beste jaren van je leven om uiterst geleerde en ultiem specialistische boeken en artikelen te schrijven die niemand an- ders kan begrijpen.’

alcoholisme

Begrijp me goed, Ilja. Ik ben een moderne Serenus Zeitblom en jij wordt later Adrianus Leverkühn en schrijft dan brieven aan je vroegere zelf. Die ik dan in een nog weer verdere toekomst becommentarieer. Hij en ik zijn op een maand na even oud en hebben op verschillende momenten verschillende keuzes gemaakt. Nu jij deze brief leest, in 2002, ben ik al vijf jaar hoogleraar en mijn vrouw strijkt bij wijze van spreken mijn pyjama’s. (Dat er ook wereldvreemde snuiters zijn met

een al dan niet strijkende mán moet hier tussen haakjes ook even wor- den vermeld; ook in de toekomst zijn er nog werkende vrouwen.) Ik heb je roman Rupert overigens in 2002 tot mijn spijt nog niet gelezen, want ik ben op dit moment in het buitenland buitenlandse romans aan het lezen.

Je moet je sowieso niks aantrekken van briefschrijvers die schrijven ‘voor alle barmannen en serveersters van Nederland en België’. Want die schrijven dus niet voor jou. Die oude Ilja is er helemaal niet in geïn- teresseerd om jou ergens van te overtuigen. Hij wil vooral zichzelf ervan overtuigen dat hij indertijd een goede keuze heeft gemaakt; van- daar bijvoorbeeld het curieuze argument dat je door ontslag te nemen aan de universiteit je alcoholisme beter kunt opbouwen. En nog meer: hij wil een boek schrijven, en hij gebruikt jou als stof voor dat boek.

diverser publiek

Hoe dan ook stelt hij de zaken overdreven voor. Je kunt dat zelf al zien als je zijn brief goed analyseert. Er blijken allerlei geleerden te zijn voor wie hij wel degelijk waardering heeft, al zijn die van een oudere gene- ratie: zijn promotor Sicking, en taalkundigen als Beekes en De Rijk, bij- voorbeeld. Hij bewondert hen juist omdat zij zich nergens iets van aan- trokken en op hun dooie akkertje de onderwerpen bestudeerden die hen interesseerden, omdat ze eigenzinnig waren en zich van niemand iets aantrokken behalve van de waarheid.

Van niemand.

Niet van hun stupide, autistische en wereldvreemde collega’s. Maar ook niet van alle barmannen en serveersters.

Het is van tweeën één, Ilja. Je moet ervoor kiezen om helemaal je eigen gang te gaan, en dat kan betekenen dat je je eega je pyjama’s laat strijken terwijl jij verbluffende ontdekkingen doet die niemand be- grijpt en de meeste mensen ook niet interesseren. Of je moet compro- missen sluiten en dan brieven schrijven aan je jongere zelf die eigenlijk gericht zijn aan een veel groter en diverser publiek. Je moet dat goed beseffen: dat het bestaan als academicus je juist ook vrijheid kan geven die je leven als schrijver niet heeft.

niet vol

Het is een probleem dat ook in mijn leven een rol speelt. Ik ben na 2002 wél wetenschapper gebleven, en als ik eerlijk ben, betekent dit dat ik af en toe horendol word van de wereldvreemde snuiters die me omrin- gen. Het valt niet mee om met zulke lieden om te gaan, vooral niet als je zelf ook zo iemand bent.

Maar dat ik dat werk doe, betekent ook dat ik eindeloos kan pluizen in de taal, tot ver voorbij het moment dat iemand nog wil meepluizen. En dat af en toe zelfs via een boekje kan delen met de barmannen en serveersters van Nederland en België. Jouw eigen uitgever wil dat boekje niet uitgeven voor je vijftigste verjaardag omdat het ‘niet com- mercieel genoeg’ is.

Je houdt van taal, Ilja. Je hebt al laten zien hoe gevoelig je ervoor bent en je zult dat in je literaire werk ook ongebreideld tentoon kunnen spreiden. Maar je hebt ook een groot analytisch talent – en dat kun je het beste met dat taalgevoel combineren in de wetenschap.

Blijf op de universiteit, Ilja. Ik smeek het je. De sfeer kan de ko- mende vijftien jaar alleen maar achteruitkachelen zonder jou. We kun- nen wel wat mensen gebruiken die echte geleerdheid combineren met de vaardigheid om een boek als De Antieken te schrijven.