• No results found

Er zijn maar weinig zo hartstochtelijke odes aan het schrijven, verstopt in praktisch advies, als Pfeijffers ‘zelfhulpboek’ Hoe word ik een beroemd

schrijver? De titel is provocatief en verneukeratief – alsof je allerlei tips

krijgt over hoe je met de uitgever Oscar van Gelderen moet onderhan- delen, met de succesauteur Heleen van Royen borrelen en met de tv- presentator Mathijs van Nieuwkerk slijmen. En dan staat ook nog het silhouet van Harry Mulisch op de omslag.

Het boek begint ook nog eens misleidend, namelijk met de gebrui- kelijke klacht van de schrijver dat hem altijd maar gevraagd wordt door ‘matige interviewers’ waarom hij eigenlijk schrijft. Ik lees misschien de verkeerde matige interviews, maar ik kan mij niet herinneren die vraag ooit ergens gesteld te hebben gezien, al ken ik wel heel veel klachten over die vraag. Als antwoord geeft Pfeijffer bovendien wat iedereen vol- gens mij zegt na die nooit gestelde vraag: dat hij niet anders kan, dat schrijven voor hem net zoiets is als ademhalen.

honderdduizenden mensen

Binnen een paar zinnen gooit de schrijver het dan ineens zonder enige waarschuwing over een heel andere boeg, namelijk dat schrijven een ‘beroep is als ieder ander’, en, erger nog, dat je het doet ‘voor de klant’, net als een ‘meubelmaker’. Dat is moeilijk serieus te nemen, bijvoor- beeld omdat het een paradox oplevert: voor welke ambachtsman is din- gen voor de klant doen zoiets als ademhalen?

Er is er ook een groot verschil tussen een meubelmaker en een schrijver: iedereen heeft thuis zijn eigen stoelen en tafels staan en omdat die dingen kapot gaan, moeten ze steeds opnieuw gemaakt wor- den. Nieuwe, ambachtelijk gemaakte boeken zijn eigenlijk nauwelijks nodig, want honderdduizenden mensen kunnen allemaal best het- zelfde boek lezen. En ik krijg in ieder geval zelfs als alle schrijvers nu ophouden met lezen nooit meer alle boeken uit die ik nog zou willen

lezen. In die zin is het dus helemaal niet nodig dat mensen nog nieuwe romans schrijven.

maakt niet uit

In Hoe word ik een beroemd schrijver? komt een bonte parade van allerlei tips voorbij over vragen zoals of je moet rijmen, wat je van de kritiek moet vinden, en of je veel alcohol moet drinken. Ik geloof dat iedereen de antwoorden op die vragen zelf wel kan verzinnen (je moet alleen vormvast dichten als je het technisch kunt; de kritiek is onbelangrijk; er zijn misschien wel schrijvers die niet drinken, maar in 2012 kende Ilja Pfeijffer ze nog niet).

Het kan dus bijna niet om die antwoorden gaan, ook als ze recht- streeks ingaan op de vraag hoe een beroemde schrijver te worden. Het gaat om iets anders. Het gaat eigenlijk alleen maar om het schrijven. Het maakt eigenlijk niet uit wat er geschreven wordt, als de woorden maar aaneengeregen worden.

drijfveer

Het boek geeft vooral een lange lijst met allerlei genres (columns, to- neelstukken, poëzie, romans, korte verhalen) en de beste manier om het schrijven daarvan aan te pakken. Daarbij blijkt hij bij ieder genre uit de eigen praktijk te kunnen putten. Zo’n beetje ieder modern lite- rair genre bleek Pfeijffer vijf jaar geleden, toen Hoe word ik een beroemd

schrijver? verscheen, al beoefend te hebben. Als er nu een nieuwe druk

van het zelfhulpboek zou verschijnen, zou hij daar wat nieuwe vormen aan kunnen toevoegen, zoals de sonnettenkrans, het brievenboek, en natuurlijk het zelfhulpboek.

Want dat lijkt een belangrijke drijfveer te zijn in Pfeijffers schrij- verschap: alle genres beoefenen. Experimentele gedichten schrijven én alexandrijnen. Politieke columns én toneelstukken. Postmoderne ro- mans én feuilletons in de krant. Ik geloof er niks van dat hij dat voor ‘de klant’ doet. Hij doet dat voor de vorm.

scheppingsdrift

Er is slechts één restrictie, en dat is dat het werk ‘literair’ moet zijn. Maar ook dat ‘literaire’ lijkt de schrijver als een kwestie van techniek te zien. Er zijn bepaalde eisen waaraan je je kunt houden en dan ben je li-

terair. Je dient op je taal te letten én te ‘ontwortelen’. Dat woord komt in dit zelfhulpboek net als elders in het oeuvre een paar keer voor, maar als een opdracht aan de aspirant-schrijver, niet als een noodzaak. De schrijver ontwortelt de lezer niet omdat hij de wereld op zo’n rare ma- nier ervaart en de lezer daarmee verontrust, maar omdat hij het klap- pen van de ontwortelende literaire zweep kent. Over thrillers is Pfeijffer bijvoorbeeld niet negatief, hij noemt ze ‘te maken’. Ze ontwortelen al- leen niet, en pasten daarom in 2012 niet binnen zijn programma om literaire teksten te schrijven. Nu hij de laatste jaren afstand van dat ont- wortelen neemt, gaat hij er misschien nog wel een schrijven, denk ik dan.

De praatjes over ademhalen en klanten tevreden houden lijken me daarmee alleszins secundair. Het gaat de schrijver alleen om het intense plezier van dingen maken, iedere dag iets te maken dat er niet was. Sommige mensen zetten die scheppingsdrift om in baby’s, anderen in thrillers, maar Ilja Leonard Pfeijffer zet haar om in literaire (ontworte- lende) teksten.

Iedereen die schrijft zal dat herkennen; ook als het geen romans zijn maar bijvoorbeeld boeken over de taal van romanschrijvers. Het is een algemeen menselijke behoefte: creatief zijn. Voor een prettig, zin- loos leven is weinig anders nodig: geen roem, geen literaire kritiek, geen alcohol en geen klanten. Af en toe wat woorden aan elkaar rijgen is genoeg.