ende omdat tusschen Littoijen ende Lit veel velts drooch lach, dede hij naer Lit
trecken de compagnien ruyteren van Onsta ende Panier (uyt Thiel doen commen)
om daer te logeren ende wacht te houden, die desen nacht eenige peerden tot Os
toesonden om te vernemen wat den viant maeckte. Die vande schantse staken van
dage alle heure vendelen op de wallen, tsij om te braveren ofte dattet sondach was.
Tsavonts quam bij sijn Ex
ciede heere Sidnei, Gouverneur van Vlissingen, om tleger
te besichtigen.
[Den 24
enAprilis]
Den 24
enAprilis was schoin weder. Sijn Ex
cieging mette de heere Sidnei wederom
naer Littoijen, om daer plaetse te maken om eenich geschut te stellen tot afkeeringe
vanden viant, indien hij mocht trachten daer deur te booren, daertoe hij mits de
cleynheit vande plaetse geen metalen geschut en dorste wagen, maer laste twee ijseren
gotelingen daer te brengen ende te stellen voor aen tgat, daer hij tot sulcx de wal wat
hadde doen esplaneren. De ruyteren te nacht naer Os geweest, denuncieerden hem
dat den viant noch te Vechel ende Erp stille lach, ende dat se wel op wech waren
geweest om naer Os te commen, maer wedergekeert waren. Ende omdat hem niet
en dochte, dat men bij noot den viant te recht te Littoijen soude konnen steuyten,
indien hij met gewelt aendronge, liet hij te meer de wercken te Kessel verhaesten,
die groot, breet ende menichfuldich waren, omdat daer wel 400 roeden advenue was,
meest over hart ende drooch lant, nu twater bestont te vallen, op de welcke men staet
most maken den viant te keeren ende thooft te bieden, ende daerom dede hij tegenover
Kessel op de Mase in tquartier vande Schotten een cleyn schantsken maken ende
over de uyterlanden met trencheen trecken tot Kessel toe ende vougen aen tgroote
werck aldaer op den dijck naer Lit gemaeckt, hebbende voor een groote starcke
poincte ende daer achter een proper schantsken beslooten om in deselve poincte te
commanderen. Van tschansken af werde weder een groote trenchee getogen naer
thuys te Kessel toe ende voorsien met een degelijcke batterie. Thuys te Kessel werde
binnen sijn grachten mede beschantst ende van daer wederom met een trenchee
getrocken naer een cleyn schantsken toe, gemaeckt tusschen den Nollerwech ende
Kessel, ende van daer een ander trenchee getogen naer de Nollerwech met last metten
eersten de trencheen oick te trecken totte kercke van Maren toe, die mede beschantst
werden snachts eenich geschut in ponten derwerts gevoert, om daer ende in de voors.
poincte gebruyckt te werden ende de 5 resterende compagnien van Huchtenbrouck,
mits de anderen te Crevecueur, te Empel ende op de Knolschantse lagen, werden
mede derwerts gesonden.
[Den 25
enAprilis]
Den 25
enAprilis was schoin weder. Bij Sijn Ex
ciequam een vanden viant over, seggen,
dat heur leger noch te Vechel ende Erp lach, dat La Bourelotte op wech was geweest
om te besichtigen, hoe men best dese schantse soude konnen ontsetten, ende siende
dat hij om twater nergens deur en konde, was wedergekeert ende nu vertogen naer
Bruessel, ende dat men in heur leger seide dat onmogelijck was dese plaetse te
ontsetten. De Heere Sidnei vertoogh vrouch naer Nieumegen om daer ende op de
Voorne alle de wercken mede eens te besichtigen.
[Den 26
enAprilis]
Den 26
enAprilis was schoin weder. Men arbeide noch seer aende wercken van buyten
om die in volle defensie te brengen, te meer omdat twater so laech viel, dat men nu
de approchen wel soude konnen beginnen, om aen dewelcke te mogen vallen Sijn
Ex
ciegaerne gesien hadde, dat de bnytenwercken al waren gemaeckt geweest. De
heere Sidnei quam desen avont weder in tleger, ende in de Bommelerweert quam
mede de compagnie van Smeltsing, die eenige dagen meer als de anderen getardeert
hadde. Tot Bommel sterf van hertsweere ende sieckte den capitein Swam, seer
gedepiteert dat den Generael Vere hem sonder merckelijcke redenen, so hij meynde,
gecasseert hadde, dewijle hij alleen begeert hadde sijn afreeckentnge te hebben ende
dat hij tegen tverbot van Vere uyten Hage vertoogen ende sijn compagnie in den
leger vervolcht hadde. Sijn Ex
cieontfing ontrent dese tijt een brief vanden Almiral
Nassau, daerinne lach een cleyn briefken hem uyt Brabant gesonden, geteyckent B.
S. innehoudende dat sonder twijffel een groot verraet op eenige quartieren van Zeelant
gedreven worde, daerop den Almiral versocht, dat Sijn Ex
ciewilde doen letten eer
de sake in Zeelant ruchtmaer werde ende meer verslagentheit mocht causeren onder
de gemeenten.
[Den 28
enAprilis]
Den 28
enAprilis was stormich ende regenich weder. Vrouch quam een man van Os
bij Sijn Ex
cieseggen, dat den viant noch tot Vechel ende Erp lach, omdat hij over
tbrouck van Hees niet en konde commen. Dese meynde indien twater voorts viel alst
begonst te doen, dat tbrouck in twee dagen drooch genouch wesen soude om te
gebruycken, ende dat den viant uytgaf dan naer de Mase te willen commen. Sijn Ex
cieging naer de Alemse sluyse, Knolschantse, Empel ende Crevecueur om de wercken
te besichtigen ende die te doen verhaesten, ende vresende voor aencomtste
vanden viant, laste tot Kessel in de schantsen 8 stucken te planten so op de poincte
In document
Anthony Duyck, Journaal. Deel 2, boek 5 · dbnl
(pagina 86-89)