• No results found

Ontrent dese tijt cregen de Staten Generael brieven van Caron vanden 19 en nieuwes stijls, houdende dat de Coninginne van Engelant in tstuck vanden Grave van Essex

654

met 4 Graven, vier banderen ende 4 hooftjusticiers van Engelant om in desselfs

Graefs sake, naerdat bij gehoirt soude wesen te oirdelen, sulcx sij in de gerechticheit

souden bevinden te behoiren. Dat dien volgende op den 15

en

deser in thuys vanden

grooten Cancelaer in de groote sale van dien vergadert waren geweest den Cancelaer,

den Aertsbisschop van Cantelberch, den grooten Tresorier, den grooten Almiral ende

de Graven van Serosbery, Cumberlant, Huntington ende Woester, ende de banderen

Milord North, S

r

Robert Cicil, Knoulleys ende Fortiscue met de voors. 4 hooftofficiers

geseten aen een lange tafele, dwelcke met open deuren ende naerdat veel heeren ende

edelluyden ende ander personen in de sale gecommen waren daer oick hadden

commen den Graef van Essex, dwelcke met groote reverentie ende humiliteit

naerderende tboven eynde vande tafel hem op sijn kniede hadde geset ende daerop

was gebleven tot dat den sergiant vande Coninginne (die d’eerste aenclachte ende

accusatie tegen den Graef dede) wel 1½ uyre hadde gesproocken, doch dat eenige

vande heeren met malcanderen spreeckende den Graef hadden doen opstaen, alleer

den sergiant noch al geeyndicht hadde, omdat den Graef flauachtich was. Dat hij

opstaende ende lenende aen een want daer ontrent was gebleven, totdat den voors.

sergiant, den advocaet, den procureur ende de solliciteur vande Coninginne alles tot

sijn accusatie d’een naer den anderen geseit hadden, dat heur goet docht, twelcke

wel 5 uyren hadde geduyrt, bestaende meest daerinne dat de Coninginne den voorleden

somer in handen vanden Graef naer sijn eigen begeren geset hadde een seer royael

leger, wel van 18.000 man te voet ende 1400 peerden, immers so vele als hij selfs

prescribeerde te hebben om in Irlant een eynde vanden oirloge te maken, so hij selfs

geseit hadde die forcen bestant te wesen, niet alleen om daer een eynde te maken,

maer andere landen noch te conquesteren. Dat men tselve volck van tijt tot tijt so

wel hadde doen voorsien, dat hij selfs bij geen van sijne brieven van gebreck geclaecht

hadde. Dat de Coninginne voor sijn vertreck dickwils in den raedt gecommen metten

selven raedt ende hem hadde geresolveert, dat hij d’eerste exploicten van oirloge

dirigeren soude tegens thooft selve, ende dat hem sulcx belast was, recht toe recht

aen te gaen naer den Grave van Teron. Dat den Graef misprisende dselve last naer

lang vertreck met sijn forcen getogen was in de provincie van Munster ende daer

oick weinich uytgerecht. Dat hij diverse vande rebellen (die veel wreedtheiden hadden

bedreven tegen de Engelsen ende den ridder Harington met wel 500 Engelsen hadden

verslagen) in gratie hadde genomen ende met pensioenen ende schenckagien

gebeneficieert,

hem noch van denselve latende bedriegen. Dat hij sonder voorder te trecken weder

naer Dublijn is gecommen, hebbende geconsumeert t’merendeel van tvolck ende

van des Coninginne tresoir, daerom de Coninginne hem hadde moeten last op last

senden om naer den rebellen Teron te trecken; dat hij ten laesten hadde gedaen, doen

hij so swack was, dat hij qualijck 4.000 mannen bijeen hadde, so dat hij selfs

gerapporteert heeft dat den viant wel 4 tegen een was. Dat hij daernaer mettet hooft

vande rebellen getracteert hadde sonder der Coninginne wete ofte consent mont tegen

mont ende alleen sonder datter yemant bij was, ofte hoiren mochte watter passeerde.

Dat hij selfs dickwils Jan Norreis geblameert hadde, omdat hij (mer een hant vol

volcx hebbende) metten viant hadde moeten tracteren ende in vollen rade geseit, dat

Norreis punitie weerdich was van metten viant te handelen sonder wete vande Ma

t

.

Dat hij oick in handen genomen hadde om aende Ma

t

te brengen sulcke onredelijcke

conditien vande rebellen, dat sij liever soude willen sterven, dan die alles te

consenteren, als streckende tot hare oneere ende prejudicie. Dat hij uyt Irlant selfs

de Coninginne hadde gescreven, dat den Coning van Spangien een groote armade

van volck ende schepen bereide, om op Irlant ofte Engelant te commen, ende so de

Ma

t

verstont, dat hij daerom in Engelant wilde commen, hadde sij hem gelast van

daer niet te vertrecken, maer daer alle goede ordre te stellen, indien den viant daer

yet mocht voornemen. Dat de Coninginne noch vernemende dat hij evenwel wilde

commen, hem belast hadde, op peine van haer indignatie ende van desobedientie

daer te blijven, tot dat se hem ontbieden soude. Dat hij al tselve misprijsende tot

Londen was gecommen, latende alle saken in sulcke desperatie ende desordre in

Irlant, dat den viant terstont in de provincie van Munster was gevallen ende hem daer

meester gemaeckt hadde. Dat hij in verachtinge van der Coninginne bevel den Graef

van Suythampthon gemaeckt hadde Generael van cavalerie ende tegen alle manieren

van doen rydders met groote menichte gemaeckt hadde, sommigen des niet

meriterende ende die geen 10 pont steerlings weerdich en waren, ofte middel hadden

heur te onderhouden. Dat hij met incivile comportementen, meer auctoriteyts vande

Coninginne hadde geextorqueert om naer Irlant te gaen dan oit Conings broeders

ofte soinen te voren hadden gehadt, met meer andere cleine actien, smakende

verachtinge ende desobedientie. Ende naerdat dese vier officiers hadden geseit, dat

den Graef doen wederom gevallen was op sijn knieden voor de tafel ende met groote

oitmodicheit geseit, dat hij niet van meininge en was hem te

656

purgeren ofte van dselve fauten te excuseren, die hij moste bekennen, dat wel geschiet

waren. Dat hij God danckte gebooren ende subject te wesen vande misericordieuste

Coninginne vande werelt, die sijn joncheit wat soude toegeven, die hij beclaechde

te seer gevolcht te hebben ende dat hij geen beter raedt en hadde gehadt. Seide op

sijne misdade dat hij altoos een getrou subject van hare Ma

t

was geweest ende voorts

sijn leven lang wesen soude, dat hem noit valsheit in thart was gecommen, dat hij

daeromme de Coninginne ende de heeren daer present badt, dewijle de fauten niet

en waren geschiet door malitie, dat men sijn ignorantie wat soude willen toegeven

ende hem ten besten helpen excuseren, gemerckt men hem de commissie van Irlant

genouch hadde opgedrongen als meermaels geprotesteert hebbende tot dien last niet

genouch bequaem te wesen. Dat hij voorts sijne antwoorde wel een uyre lang hadde

gecontinueert ende bijgebracht alle excusen die hij konde. Dat daernaer den groten

Canceler een lange harangue hadde gedaen tot faveur vande Coninginne ende blasme

van Essex, die den Ertsbiscop met corter redenen volchde. Dat den Tresorier mede

seer lang hadde geharangeert op tselve subject ende daernaer oick den Almiral, die

opnemende tpoinct dat hem de commissie opgedrongen soude wesen, seide dat de

Coninginne naer dode van Norreis daertoe genomineert hadde den Baron van

Montjoie, dat hij daertegen seer gearbeit hadde ende gesustineert dat mender behoirde

te senden een personnagie van sulcke qualiteit ende so afgebeelt, dat de Coninginne

selfs geseit hadde, dat hij heur wilde wijsen als met een vinger, dat se hem Graef

behoirde te seinden. Dat de reste vande heeren elcx op heur tour hadden gesproocken

ende elcx redenen geseit, duyrende van alles weder wel 4 uyren ende concludeerden

ten lesten elcx naer sijn advys, dat den Graef van Essex niet meer en soude wesen

vanden Raet vande Coninginne, dat hij gesuspendeert soude wesen vande Staten als

Marischal van Engelant ende Generaelmeester vande artellerie ende alle andere

administratien, dat hij daermede wederkeeren soude naer sijn huys onder bewaernisse

als vooren, totdat de Coninginne anders soude hebben geordonnert, refererende also

theele stuck aende voordere dispositie vande Ma

t

, die mogelijck het advoyeren of

desadvoyeren aen haer gereserveert hadde. Dat dese geheele actie sonder dat yemant

vande heeren uyt sijn plaetse ging, wel hadde geduyrt van smorgens ten 8 uyren tot

tsavonts over 6 uyren. Hij schreef mede dat de extraordinarise demoedicheit bij den

Graef in alles gethoint de Coninginne seer scheen beweeght te hebben ende dat sulcx

mettertijt wat goets van sijn sake soude wesen te hoipen.