• No results found

Wenselijkheid van een nieuw instrument

In document Sturen van sportbesturen (pagina 48-50)

36 Tabel 4.1: Meta-analyse Good Governance-instrumenten in de sport

4.2 Belangrijke elementen volgens sportbonden

4.2.1 Wenselijkheid van een nieuw instrument

Naar aanleiding van de interviews met sportbonden valt het op dat bestuurlijke incidenten zoals wanbestuur, corruptie en mismanagement niet een punt van zorg lijken te zijn voor sportbonden. “Het zijn over het algemeen bijzonder betrokken mensen die ontzettend veel passie instoppen bij het reilen en zeilen van hun club” (interview KNZB) en sportbesturen bestaan “voornamelijk uit bijzonder nette mensen met een goed opleidingsniveau” (interview KNLTB). Bestuurlijke incidenten vinden dan ook nauwelijks plaats, “met 3200 verenigingen mogen we in onze handen knijpen dat daar zo weinig gebeurt” (interview KNVB). Echter, geen van de bonden kan dit met cijfers onderbouwen. Bovendien wordt benadrukt dat het optreden tegen corruptie niet een taak van sportbonden is, maar van de overheid. “Wij zijn er om onze verenigingen te ondersteunen in advies en hoe goed mogelijk ze het kunnen inrichten. Maar als er fraude of andere wantoestanden zijn, vind ik dat duidelijk een taak van de overheid” (interview KNVB). Waar het volgens de sportbonden bij kwaliteit van bestuur wel aan schort, is het gebrek aan modernisering en visie. Verenigingen worden voornamelijk nog traditioneel bestuurd, terwijl dit niet meer past bij de veranderende maatschappij. Verandering is noodzakelijk indien verenigingen willen overleven. Mensen blijven niet vanzelfsprekend meer lid van een vereniging en hier moet het bestuur op inspelen (interview KNZB). Dit probleem blijkt inherent te zijn aan het gebrek aan visie (interview KNLTB). Sportverenigingen zijn voornamelijk met vandaag bezig en kijken te weinig naar morgen, wat het voortbestaan van de vereniging in gevaar brengt. “Niet heel veel verenigingen zijn bezig met 2030. Het is echt komende zaterdag of zondag” (interview KNVB). Het verbeteren en waarborgen van de bestuurlijke kwaliteit van sportverenigingen blijkt bij sportbonden een belangrijk aandachtspunt te zijn. Verschillende maatregelen zijn ingevoerd en diverse programma’s zijn ontwikkeld gericht op het verbeteren van de bestuurlijke kwaliteit, zoals het houden van visiebijeenkomsten (interview KNZB, KNLTB, KNGU en KNVB), het hebben van een helpdesk waar verenigingen met vragen terecht kunnen (interview KNVB), het sturen van verenigingsondersteuners die bij verenigingen langs gaan (interview KNLTB, KNZB en KNVB), online platforms waar alle informatie voor verenigingen en goede voorbeelden worden gedeeld (interview KNLTB en KNVB) en het verwijzen naar de code Goed Sportbestuur (interview KNZB). Echter,

48

ondanks dat de maatregelen effect lijken te hebben (interview KNZB, KNLTB en KNVB) en door deelnemende clubs positief worden gewaardeerd (interview KNLTB en KNVB), blijken de huidige maatregelen niet optimaal succesvol te zijn. Ten eerste worden lang niet alle sportverenigingen met de maatregelen bereikt (interview KNZB, KNLTB en KNGU). Kleine clubs en clubs die niet willen, worden overgeslagen (interview KNLTB, KNGU en KNZB). “Onze aandacht gaat uit naar de 60 procent die te beïnvloeden is” (interview KNZB), “verenigingen die niet willen, daar houdt het voor op” (interview KNGU). Ten tweede is met de huidige maatregelen en programma’s weinig kennisuitwisseling tussen sportbonden onderling en met andere bestuurlijke sectoren. “Ja, we praten wel veel met elkaar, maar doen niet zoveel met elkaar” (interview KNGU). Gesprekken en bijeenkomsten tussen sportbonden blijven oppervlakkig, waardoor kennisuitwisseling in beperkte mate tot stand komt en sportbonden het gevoel hebben dat ze opnieuw het wiel moeten uitvinden als het gaat om het verbeteren van het bestuur van sportverenigingen. Ten slotte wordt de code Goed Sportbestuur achterhaald bevonden. “Hij zou misschien nog passen bij een hele traditionele club [...] maar de wereld ziet er gewoon anders uit” (interview KNGU). Bovendien wordt de code niet specifiek genoeg bevonden voor de sportvereniging. Andere toelichtingen, passende formuleringen en duidelijke handvaten ontbreken (interview KNZB).

Ondanks de kritiek op de huidige maatregelen en programma’s wordt ontwikkeling van een nieuw instrument gericht op het verbeteren van de bestuurlijke kwaliteit niet zonder meer wenselijk geacht. Sportbonden geven aan dat een nieuw instrument alleen ontwikkeld dient te worden als het een probleem oplost. En bij met name de grote sportbonden (interview KNLTB en KNVB) leeft het gevoel dat het huidige palet aan maatregelen doordacht en veelomvattend is. “Een nieuw instrument, ik zou niet zo goed kunnen bedenken hoe dan een nieuw instrument dat er nu nog niet is, waar we met z’n allen van zouden zeggen, ook de verenigingsbestuurders, wat fijn dat dat er komt” (interview KNVB). Ook de andere sportbonden geven aan dat veel ondersteuning voor bestuurders bestaat en dat dit het moeilijk maakt voor bestuurders om het passende instrument te kiezen als er behoefte bestaat aan bestuurlijke ondersteuning. “Het is voor een club best wel zoeken om oplossingen te vinden als ze problemen hebben” (interview KNGU) en “clubs zien soms al door de bomen het bos niet meer” (interview KNLTB). Echter, een instrument dat de bestuurlijke kwaliteit succesvol kan verbeteren wordt door alle sportbonden wenselijk geacht. “Als het de kwaliteit van besturen kan verbeteren, dan zou het heel raar zijn als je daar op tegen zou zijn” (interview KNVB). Bovendien wordt aangegeven dat ontwikkeling van een nieuw instrument een log en omslachtig proces is, waardoor het gevaar bestaat dat het instrument eenmaal ontwikkeld, alweer achterhaald is (interview KNGU). “Als het vijf jaar duurt voordat het op de markt komt, is het weer achterhaald” (interview

KNGU).

Kortom, de bestuurlijke kwaliteit van sportverenigingen is voor sportbonden een aandachtspunt, niet vanwege huidige bestuurlijke incidenten, maar vanwege de angst dat het voortbestaan van de vereniging in gevaar is. Maatregelen gericht op verbetering van de kwaliteit van bestuur zijn aanwezig, maar kennen tekortkomingen. Een nieuw instrument is daarom wenselijk zolang het vernieuwend, effectief en actueel is.

49

In document Sturen van sportbesturen (pagina 48-50)