• No results found

7 Conclusies en reflectie

7.3 Welk effect heeft excellentiebeleid op de rest van het onderwijs?

Wat zijn de effecten van de excellentieprogramma’s op keuzes in de onderwijsloopbaan van studenten?

Wat zijn de effecten van de excellentieprogramma’s op de motivatie van studenten?

Wat zijn de effecten van de excellentieprogramma’s op het reguliere onderwijs?

Hebben de ervaringen met de excellentieprogramma’s geleid tot veranderingen in de vorm- geving van het reguliere onderwijs (zoals de wijze van instructie)?

Wat zijn de effecten van de excellentieprogramma’s op de cultuur binnen de instellingen voor hoger onderwijs?

Onderwijsloopbaan en motivatie

Ondanks het relatief korte bestaan van excellentieprogramma’s genieten ze toch al een redelijke bekendheid onder schoolverlaters die naar het hoger onderwijs doorstromen, met name bij wo- instromers. Het lijkt aannemelijk dat de meeste eerstejaars pas van excellentieprogramma’s horen als ze eenmaal met hun bacheloropleiding zijn begonnen, zeker in het hbo. Excellentie- programma’s spelen op dit moment nog geen doorslaggevende rol bij de studiekeuze. Deze resultaten van het schoolverlatersonderzoek werden bevestigd in de focusgroepgesprekken waarin de meeste studenten vertelden pas tijdens de studie over de programma’s te hebben gehoord. Als het gaat om de profilering van excellentieprogramma’s is er dan ook nog een wereld te winnen voor de onderwijsinstellingen, zowel onder werkgevers als onder studiekie- zers. Overigens kwam uit de gesprekken wel het beeld naar voren dat er inmiddels meer actieve werving plaatsvindt binnen de instellingen en dat de honoursprogramma’s en –studenten zicht- baarder worden.

Verder bleek dat afgestudeerden die een excellentieprogramma hebben gevolgd vaker door- stromen naar een vervolgopleiding. Dat geldt zowel voor hbo-bachelor- als wo-master- afgestudeerden. Het is echter mogelijk dat een deel van dit effect van de excellentieprogram- ma’s op (zelf-)selectie berust en door andere factoren kan worden verklaard.

Ook in excellentieprogramma’s komt vanzelfsprekend uitval voor en dit wordt door studenten en docenten veelal verklaard vanuit de concurrentie die er bestaat tussen excellentieprogram- ma’s en andere extracurriculaire bezigheden van honoursstudenten; honoursstudenten vallen vooral uit, omdat ze teveel hooi op hun vork nemen of uiteindelijk toch andere prioriteiten in hun studieloopbaan kiezen. Wanneer de resultaten van de reguliere opleiding eronder lijden, wordt vaak in overleg besloten om met het excellentieprogramma te stoppen. Of deelname wordt stopgezet als de studieresultaten in de reguliere opleiding een hard criterium voor het honourspredikaat zijn. Aan de andere kant zijn er studenten bij wie het excellentieprogramma er door extra uitdaging of meer vrijheid juist voor heeft gezorgd dat ze niet gestopt zijn met hun studie (retention).

Motivatie lijkt de kerneigenschap van de honoursstudenten te zijn. Met deze eigenschap onder- scheiden honoursstudenten zich van de studenten die geen excellentieprogramma volgen, blijkt

uit onder andere de focusgroepgesprekken, de literatuur, het scriptieonderzoek en de directe meting onder studenten (in het laatste onderzoek alleen aangetoond voor hbo-studenten). Daar- bij spreken zowel studenten als docenten van een soort zelfversterkend effect. Studenten worden vaak op motivatie geselecteerd. Voor docenten is het werken met gemotiveerde studenten pret- tig en voor beiden is het excellentieprogramma met de vaak kleinschalige opzet en grotere vrijheden dan het reguliere programma een zeer stimulerende omgeving. De honoursstudenten zijn ook vaak de wat mondigere studenten, die vragen stellen en actief meedoen in het onder- wijs. Bij sommige instellingen wordt hiervan bewust gebruikgemaakt door de honoursstudenten in het reguliere onderwijs strategisch te verdelen over de werkgroepen of door honoursstudenten in te zetten als leiders van werkgroepen waardoor zij daar hun medestudenten kunnen stimule- ren.

Uitwerking op regulier onderwijs

Bovenstaand is slechts een van de vele manieren waarop het excellentieonderwijs doorwerkt op het reguliere onderwijs. Zowel de instellingen als studenten geven aan dat de excellentiepro- gramma’s ruimte bieden voor onderwijsinnovaties. Deze vernieuwingen worden vaak eerst uitgeprobeerd in excellentieprogramma’s, waarna ze hun weg kunnen vinden in het reguliere onderwijs (spin-offs). Dit wijst op de rol van honoursonderwijs als proeftuin voor onderwijsver- nieuwingen. De spin-offs kunnen bestaan uit gehele of delen van programma’s of innovaties in didactiek die hun weg vinden in het reguliere onderwijs.

Naast de rol van honoursstudenten in het reguliere onderwijs en de genoemde spin-offs hebben honoursdocenten een effect op het reguliere onderwijs. Ze proberen de honoursdidactiek uit in reguliere programmaonderdelen, zien zichzelf als ambassadeurs en proberen ook andere docen- ten mee te krijgen in onderwijsinnovaties. De uitwisseling, zo blijkt bij enkele instellingen, lukt het best als honoursdocenten actief blijven in het reguliere onderwijs. Excellentieonderwijs kan ook ingezet worden als een soort breekijzer voor het reguliere onderwijs, dat soms onvoldoende flexibiliteit bezit om op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. Nieuwe aanpakken om bijvoor- beeld het werkveld meer te betrekken komen via het excellentieprogramma bij de reguliere opleiding terecht.

Niet alle innovaties die met succes geïntroduceerd zijn in het excellentieonderwijs zijn zonder- meer geschikt voor het reguliere onderwijs. Vaak gaat het om onderwijs dat kleinschalig is georganiseerd waardoor het te kostbaar en lastig toepasbaar is in opleidingen met grote studen- tenaantallen. Meer inhoudelijke argumenten zijn dat het kan leiden tot overlap en vooral dat het soort onderwijs niet aanslaat bij / geschikt is voor reguliere studenten. Ook accreditatie- en visitatieprotocollen (die niet gelden voor excellentieprogramma’s) worden soms als een belem- mering gezien om niet-traditionele wegen te bewandelen in reguliere onderwijsprogramma’s.

Cultuur

Het aanwezig zijn van een excellentiecultuur in de instelling is een belangrijke randvoorwaarde voor de inbedding van excellentieprogramma’s in onderwijsinstellingen. Immers, zonder zo’n cultuur ligt het minder voor de hand dat studenten en ook docenten willen en kunnen presteren, dan wel excelleren. De excellentieprogramma’s spelen volgens betrokkenen een rol in de ont- wikkeling van een cultuur waarin ruimte bestaat voor excellentie. Honoursstudenten, zo geven

sommigen zelf aan, worden steeds minder vaak gezien als de strebertjes uit de klas, waardoor meer studenten makkelijker enthousiast zijn te krijgen voor excellentieonderwijs. De instellin- gen werken op verschillende manieren ook actief aan het bevorderen van een excellentiecultuur. Voorbeelden zijn het inzetten van honoursstudenten als ambassadeurs, het vergroten van de bekendheid in het voortgezet onderwijs en ondersteuning door het management en bestuur van de instelling via het uitdragen van een visie op excellentieonderwijs en het aanjagen van de ontwikkeling ervan.

Ook heeft het excellentieonderwijs ervoor gezorgd dat docenten en onderzoekers zijn gaan nadenken over hun eigen onderzoek en hoe studenten – ook niet-honoursstudenten – hieraan kunnen bijdragen. Door de excellentieprogramma’s zijn in sommige hogescholen de banden met kenniscentra en lectoraten hechter geworden.

Soms kleeft er een negatief imago aan excellentieonderwijs, waardoor studenten terughoudend zijn en zich niet graag als honoursstudenten profileren. Niet alle docenten zijn overtuigd van het nut en de noodzaak van excellentieonderwijs; ze vinden het soms elitair of spreken studenten in negatieve zin aan op hun honoursachtergrond.

Doceren in een excellentieprogramma kan een bepaalde (informele) status geven. Toch lijken honoursdocenten voornamelijk intrinsiek gemotiveerd. Ze spelen graag een rol in de ontwikke- ling van studenten, tonen ambitie, en zien het als een vorm van persoonlijke ontwikkeling. De hogescholen die aan het onderzoek deelnamen, bieden leergangen (training) in honoursdidactiek aan voor hun docenten. Daarbij bieden de excellentieprogramma’s aan docenten vaak wat ze ook aan studenten bieden: meer vrijheid dan in het reguliere curriculum en inhoudelijke ruimte om het programma in te vullen met de eigen interesse.

Cultuur en communityvorming vormen samen een van de koersbepalende elementen van het Sirius Kompas. Instellingen zien een belangrijke rol voor de studenten in het opzetten en in stand houden van een community. Sommige hogescholen proberen de communityvorming te verbreden door ook het werkveld, alumni en andere instellingen in de community te betrekken. Communityvorming kan op verschillende niveaus plaatsvinden. Vanuit de instellingen lijkt vaak de wens te bestaan om een instellingsbrede community van excellente studenten (en docenten) te ontwikkelen. Dit gebeurt echter met wisselend succes of bevindt zich nog volop in de ont- wikkelfase. Vanuit sommige instellingen wordt aangegeven dat het lastig is op dit niveau com- munityvorming tot stand te brengen. Wel zijn er bij enkele instellingen verenigingen van ho- noursstudenten opgestart en deze zijn in de regel instellingsbreed. Op wellicht meer organische wijze vindt er op een lager niveau communityvorming plaats: binnen de afzonderlijke pro- gramma’s, in de werkgroepen, in de projecten of meer los van het programma in groepen ge- lijkgestemde studenten die elkaar in een excellentieprogramma treffen, maar evenzogoed ook in andere extra- of cocurriculaire activiteiten.

7.4 Hoe wordt excellentie bereikt en waar kunnen universiteiten en hogescholen zich