• No results found

Water Op Maat-programma

5. WATER IN HET LANDELIJK GEBIED

5.2. Naar duurzame watersystemen

5.2.2 Water Op Maat-programma

Het realiseren van GGOR, WB21 en KRW doelstellingen kan in sommige gevallen leiden tot

onevenredige schade bij grondeigenaren, denk bijvoorbeeld aan gewassenschade. Ter ontlasting van een bepaald gebied zal elders een bepaalde vorm van wateroverlast moeten worden gedoogd.

Bij schade kun je kiezen voor het betalen van een schadevergoeding, maar het nemen van technische maatregelen die schade in de toekomst moeten voorkomen, is ook een mogelijkheid. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, maken we hierin een (duurzame) keuze. Het is voor ons van groot belang een deugdelijke schaderegeling vast te stellen: op het moment dat er daadwerkelijk gronden voor waterberging zullen worden aangewezen, moet voor alle partijen duidelijk zijn welke

schadevergoedingsregeling er van toepassing is.

Actie: In 2007 nemen we een besluit over een ‘Schaderegeling Reest en Wieden’. Daarin nemen we op wanneer en op welke wijze we schade gaan vergoeden.

5.2.2 Water Op Maat-programma

Het waterschap stemt met het Water Op Maat-programma de waterhuishouding in het beheersgebied af op de functies.

We kennen verschillende functies met verschillende doelen. De hoofdfuncties zijn stedelijk gebied, landbouw en natuur. We streven ernaar de waterhuishouding, de inrichting en de waterkwaliteit af te stemmen op de functie. Dat is een opdracht die we ons zelf geven. Maar er komen enkele aspecten bij, namelijk de relatie met de klimatologische ontwikkelingen vanuit WB 21, doelen vanuit de KRW en de inrichting van natte ecologische verbindingen.

Uit de functiekaart blijkt duidelijk dat de functies versnipperd zijn: verschillende belangen komen naast elkaar voor en doorsnijden grenzen van bestaande watersystemen. Iedere maatregel die wordt genomen, heeft invloed op de omgeving. We willen graag de gevolgen van voorgestelde maatregelen op de omgeving snel kunnen bepalen. Grondwaterstromingen met processen als kwel en wegzijging zijn daarbij belangrijk. Sinds eind 2006 hebben we de beschikking over het Grondwatermodel Noord Nederland waarmee we het grondwater regime in ons hele beheersgebied kunnen berekenen. Het Grondwatermodel is daarmee een belangrijk hulpmiddel om het GGOR te kunnen vaststellen.

De Reest

Met behulp van het Grondwatermodel en de operationele peilenkaart (OPK paragraaf 5.3.1 en kaart 4) maken we begin 2007 een kaart die de hoofdrichting van het dagelijks waterbeheer aangeeft. We willen de gebieden aanduiden waar we optimaal graslandgebruik nastreven en waar we de

omstandigheden optimaal willen hebben voor andere vormen van landbouw of natuur. We kunnen die kaart prima gebruiken als startpunt van het ontwerp van een WOM-project. Als basiskaart gebruiken we het kader voor het GGOR dat beide provincies hebben vastgesteld.

Actie: Het waterschap maakt in 2007 een gebiedsdekkende kaart met daarop de hoofdrichting van het dagelijks waterbeheer.

Al eerder in dit plan is gesteld dat we de wateroverlast willen beperken en het watersysteem minder gevoelig voor bijzondere omstandigheden willen maken. Ook willen we het watersysteem zo inrichten dat we daarmee de doelen van de KRW kunnen halen. Met die filosofie in het achterhoofd gaan we aan de slag: knelpunten in het waterbeheer oplossen volgens de principes van Waternood (zie ook hoofdstuk 2.3 aspect inrichting), gericht op de doelen van de KRW. Dat kunnen we niet alleen. We hebben de medewerking nodig van de grondeigenaren en andere belanghebbenden in het gebied, bijvoorbeeld een gemeente. De grotere knelpunten vragen om een planmatige aanpak. Deze

knelpunten gaan we oplossen in gebiedsgerichte projecten. We noemen dit Water Op Maat-projecten die gezamenlijk het Water Op Maat-programma vormen. Een Water Op Maat-project stellen we op in samenwerking met alle betrokkenen. We kiezen daarbij voor vroegtijdige communicatie met

belangenorganisaties, burgers, bedrijven en gemeenten. We hebben een meerjaren

WOM-programma dat we elk jaar bijstellen. Zie kaart 3. De voorgenomen plannen zoals die kaart 3 staan vermeld zijn gebaseerd op de inzichten van juli 2006. Ieder jaar bekijken we of het verstandig is de prioriteiten te veranderen en te schuiven in de uitvoeringsvolgorde van de Water Op Maat-projecten.

De hoofddoelen, zoals de integrale aanpak van de WOM-projecten en het realiseren van de

wateropgave, blijven wel gehandhaafd. In 30 jaar werken we zo het gehele beheersgebied door. De wateropgave (zie hiervoor ook de paragrafen 3.7 tot en met 3.10) is ingevuld in 2015.

Actie: Het waterschap raamt jaarlijks € 500.000 voor de voorbereiding van de Water Op Maat-projecten.

Actie: Het waterschap heeft vanaf 2007 gedurende 10 jaar in totaal € 60.000.000 beschikbaar voor de uitvoering van het Water Op Maat-programma. Daarmee is de wateropgave in 2016 ingevuld.

Intermezzo Werk in Beeld, kaart 3 van het Waterbeheerplan

De kaart Werk in Beeld is een overzicht van de werken en doelen uit het Waterbeheerplan (WBP). De gebiedsindeling is gebaseerd op de 9 waterlichamen van de Europese kaderrichtlijn Water (KRW). Op de kaart heeft het gebied dat afwatert op een onderscheiden waterlichaam, het stroomgebied van het waterlichaam, een eigen kleur gekregen. Ieder stroomgebied kent een wateropgave. Dat is het berekende wateroverschot dat we in extreem natte omstandigheden als gevolg van de

klimaatverandering per stroomgebied een plaats moeten geven (zie hiervoor ook paragraaf 3.7 en verder). De totale wateropgave is berekend op 26 miljoen m3. Een deel daarvan is lokale berging:

water dat we zoveel mogelijk willen vasthouden in de hogere delen van de peilvakken en van ons beheersgebied in (verbrede)sloten, watergangen, de bodem en lokaal op het maaiveld. De hoeveelheid lokale berging hebben we berekend op 11 miljoen m3. We hebben ook regionale bergingsgebieden nodig. Dat zijn gebieden waar we water tijdelijk kunnen opvangen om dit op een later tijdstip langzaam te laten afstromen. Bij voorkeur gebruiken we hiervoor de beekdalen en de van nature natte gebieden. We streven ernaar de regionale bergingsgebieden in te passen in gebieden waar andere doelen een bergingsgebied mogelijk maken, bijvoorbeeld de ontwikkeling van natte natuurgebieden. De regionale berging hebben we berekend op 15 miljoen m3.

We gaan de lokale en de regionale berging realiseren in de Water Op Maat-projecten. Op de kaart staat een overzicht van het WOM-programma zoals dat gepland is juli 2006. Bij een deel van de WOM-projecten is de mogelijke regionale waterberging ingepast. De hoeveelheid lokale berging kunnen we pas berekenen als bekend is welke maatregelen we precies gaan nemen in dat WOM-project. De volgorde van uitvoering van de WOM-projecten en de verdeling tussen de regionale en de lokale berging zijn indicatief. Steeds zijn we op zoek naar kansen die er liggen in de uitvoering en in de combinatie van doelen. We zoeken naar oplossingen waarmee wij onze GGOR, WB21 en KRW doelen bereiken en die tevens kosteneffectief zijn en maatschappelijk draagvlak hebben. Bij de uitwerking van het ontwerp van een WOM-project stellen we vast hoeveel regionale en lokale berging we in dat WOM-project kunnen realiseren. Uiteindelijk gaat het erom dat we in 2015 de wateropgave in elk stroomgebied hebben gerealiseerd. Om goed te kunnen inspelen op de mogelijkheden die er liggen voor realisatie van het WOM-programma, bekijken we ieder jaar of het verstandig is de prioriteiten te veranderen en te schuiven in de uitvoeringsvolgorde.

In het WOM-programma realiseren we tevens de andere doelen, zoals de inrichtingsmaatregelen aan watergangen en oevers. Op de kaart zijn die andere doelen zichtbaar gemaakt. De doelen zijn gebaseerd op de beschrijving van de functies in paragraaf 2.4 van het WBP.

We willen ervoor zorgen dat in het jaar 2010 99 % van onze zuiveringstechnische werken voldoet aan de afnameverplichtingen die we met de gemeenten hebben afgesproken. Dat betekent dat onze gemalen en zuiveringen voldoende capaciteit hebben om het aangeboden afvalwater te kunnen verwerken. We willen ook dat het gezuiverde afvalwater voldoende schoon is: in 2012 willen we tenminste 80 % stikstof en fosfaat verwijderen. Een overzicht van de werken die nodig zijn om aan de afnameverplichting te kunnen voldoen en om voldoende zuiveringsrendement te kunnen halen, staat ook op kaart 3.

Kaart 3 geeft tenslotte een overzicht van de werken die zijn uitgevoerd of in de nazorgfase verkeren.

Ieder jaar werken we de kaart bij aan de hand van de meest recente inzichten.

We proberen bij de uitvoering van onze WOM-projecten financiële bijdragen te krijgen van andere partijen. Dat lukt meestal wel: er zijn diverse bijdrageregelingen waarvan we gebruik kunnen maken en bovendien hebben alle partijen in min of meerder mate belang bij een goede waterhuishouding.

Vanaf 2007 zijn de verschillende regelingen samengebracht in het ILG, het Investeringsbudget Landelijk Gebied.

Intermezzo ILG

In juli 2004 hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gezamenlijk afspraken gemaakt over het ILG (Investeringsbudget Landelijk Gebied): Die afspraken gaan over de wijze van

samenwerking, realisatie van doelen en financiering voor het landelijk gebied. Het komt erop neer dat de verschillende subsidiepotjes die het Rijk nu heeft voor het landelijk gebied, bij elkaar worden gevoegd in één budget voor alle doelen. Over de inzet daarvan maakt elke provincie straks afzonderlijk afspraken met het Rijk, voor een zevenjarige periode.Binnen die afspraken heeft de provincie zelf de vrijheid om te beslissen hoe, wanneer en voor welk doel het geld wordt gebruikt. Het gaat erom dat de afgesproken doelen worden bereikt, samen met gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties.

De kern van het ILG is dat het Rijk met elke provincie een meerjarige prestatieafspraak

maakt. Bij de beoogde prestaties valt te denken aan verwerving en beheer van gronden voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), aanleg van recreatievoorzieningen en sanering van vervuilde bodems. De provincie heeft vervolgens de volledige zeggenschap over het geld en voert de regie over de uitvoering door gemeenten, waterschappen en andere organisaties. Pas na zeven jaar legt de provincie verantwoording af aan het Rijk.

Gebiedsgericht ontwikkelen vraagt om een samenwerking op maat. Die kan verschillen, afhankelijk van de aard en schaal van het gebied en de problemen die zich voordoen. De regie van de provincie betekent niet dat zij in elk gebied zelf de leiding heeft.Voor gemeenten en waterschappen is van belang dat het ILG kansen biedt voor een integrale aanpak van projecten.Het bedrag dat het Rijk beschikbaar stelt voor het ILG, is gebaseerd op het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland (MJP). Het MJP kent acht hoofdthema’s:

- meer natuur

- ruimte voor recreatie - mooi landschap

- vitale en duurzame agrarische sector - vitaliseren plattelandseconomie - betere milieukwaliteit

- ruimte voor water

- reconstructie zandgebieden (deze gebieden komen binnen ons waterschap niet voor).

Wij hebben ons Water Op Maat programma en de andere projecten die passen in de thema’s van het ILG bij de provincies aangemeld. We proberen voor onze projecten zoveel mogelijk medefinanciering te krijgen. Wij gaan ervan uit dat we, op grond van de gemaakte afspraken, aanspraak maken op een deel van de ILG gelden. Het ILG gaat in op 1 januari 2007.