• No results found

Wachttijd tussen aanmelding en begin van de hulpverlening

5 In contact komen met het AMW

5.8 Wachttijd tussen aanmelding en begin van de hulpverlening

Vaak is het voor cliënten een grote stap om zich aan te melden bij een hulpverleningsinstantie.

Veel mensen hebben er moeite mee om toe te geven dat zij niet in staat zijn om met de pro-blemen om te gaan of ze op te lossen. Wanneer zij eindelijk de stap hebben gezet om toch hulp in te schakelen, kan de nood al erg hoog opgelopen zijn. Het is dan ook zaak dat na het aan-meldingsgesprek zo snel mogelijk met de daadwerkelijke hulpverlening begonnen wordt.

De uitvoering van dit principe wordt in de praktijk echter geregeld bemoeilijkt door de scheve verhouding tussen de vraag naar en het aanbod van hulpverlening. Het gevolg is dat bij vele AMW-instellingen wachtlijsten bestaan.

Bij het overgrote deel van de respondenten (88%) werd de hulpverlening binnen een maand na het aanmeldingsgesprek de hulpverlening gestart. In 5 gevallen (2%) ligt de wachttijd hoog:

tussen de 3 en 6 maanden.

Tabel 5.8 Wachttijd aanmeldingsgesprek - hulpverlening

26 27% 40 33% 26 32% 92 31% 248 24%

54 56% 67 56% 50 61% 171 57% 592 58%

15 15% 11 9% 5 6% 31 10% 147 14%

2 2% 2 2% 1 1% 5 2% 24 2%

5 0%

97 100% 120 100% 82 100% 299 100% 1016 100%

<1 week 1 week - 1 maand 1 maand - 3 maanden 3 maanden - 6 maanden

6 maanden - 1 jaar Totaal

aantal % Assen

aantal % Platteland

aantal %

Haren/Hooge-zand De Noordermaat

aantal % Totaal

aantal % AMW Algemeen

Er is verschil tussen objectieve en subjectieve maatstaven voor wat nog een aanvaardbare tijd is van wachten op hulpverlening. Ook cliënten onderling kunnen van mening verschillen over wat zij al dan niet als aanvaardbare wachttijd beschouwen. Dit heeft enerzijds te maken met de ernst van de problemen, anderzijds met de verhouding tussen draagkracht en draaglast van cliënten. Bij een 'gelijk' probleem kan de ene cliënt hier nog redelijk mee omgaan, terwijl dit bij de andere cliënt kan betekenen dat hij in een diepe, niet meer overzienbare, crisis terechtkomt.

Tabel 5.9 Mening wachttijd aanmeldingsgesprek – start hulpverlening

22 23% 19 16% 12 15% 53 18%

65 67% 90 75% 64 78% 219 73%

2 2% 1 1% 1 1% 4 1%

1 1% 1 1% 2 1%

8 8% 9 8% 4 5% 21 7%

97 100% 120 100% 82 100% 299 100%

Ik moest (te) lang wachten Ik werd gelijk geholpen en dat vond ik prima

Ik werd gelijk geholpen maar dat vond ik niet prettig Anders

Wachttijd redelijk Totaal

aantal % Assen

aantal % Platteland

aantal %

Haren/Hooge-zand

aantal % Totaal

Het overgrote deel van de respondenten (73%) vond het prettig dat zij snel geholpen werden.

Vier respondenten zijn hierbij een uitzondering: zij vonden het niet prettig dat zij zo snel gehol-pen werden. Ze hadden liever gehad dat er meer tijd tussen het aanmeldingsgesprek en de aanvang van de hulpverlening had gezeten. Echter, bijna een vijfde van de respondenten, na-melijk 18%, is van mening dat zij te lang hebben moeten wachten op de start van de hulpverle-ning. Dit betekent dat ook een deel van de respondenten waarbij de hulpverlening binnen een maand na aanmeldingsgesprek gestart is, vond dat zij te lang moesten wachten.

Er zijn een aantal respondenten die vinden dat ze lang moesten wachten, maar daar wel begrip voor konden opbrengen:

"Ik had er wel begrip voor. Er zijn zoveel mensen met problemen, en ik denk dat er niet genoeg maatschappelijk werkers zijn."

Cliënten blijken het vaak wel te waarderen als hen verteld wordt hoe lang ze nog moeten wachten, zodat ze weten waar ze aan toe zijn.

Maar over het geheel genomen is wel duidelijk dat voor de cliënt geldt: "Hoe sneller, hoe beter."

Prompte bediening scoort hoog.

6 Problematieken

6.1 Inleiding

Bij het AMW kunnen cliënten met uiteenlopende problemen terecht. Dit kunnen problemen zijn op het persoonlijke vlak (verwerking, identiteitscrisis etc.). Ook in interacties met anderen kun-nen problemen ontstaan (partner, kinderen/ouders, familie, vrienden, collegae, buren, etc.). In dit hoofdstuk gaan we nader in op de problematieken die door de cliënten ervaren worden en in de hulpverlening behandeld worden.

Door de jaren heen zijn er verschillende ontwikkelingen geweest in het maatschappelijk werk.

Deze hebben ervoor gezorgd dat er een wisselende nadruk ligt op de verschillende problema-tieken en de visie op hoe deze problemen behandeld dienden te worden in de hulpverlening.

In 1980 stelde Achterhuis in 'De markt van welzijn en geluk' dat het maatschappelijk werk met haar eigen aanbod de vraag genereerde. De kritiek in die jaren gold dat maatschappelijk wer-kers de problemen van cliënten vaak 'verpsychologiseerden'. Dit is bijvoorbeeld het geval wan-neer maatschappelijk werkers veel dieper ingaan op het probleem en veel meer aspecten bij de hulpverlening betrokken worden (bijvoorbeeld de hele familiegeschiedenis) dan in eerste in-stantie door de cliënt gewenst is.

De relatieve omvang van de verschillende probleemcategorieën waarmee het maatschappelijk werk geconfronteerd wordt, varieert tussen verschillende tijdsperioden. Zo was in de jaren tach-tig tijdens de economische recessie een duidelijke stijging waar te nemen in het aantal concrete problemen en problemen met instanties. Er volgde daarop een hevige discussie over de plaats en de missie van het maatschappelijk werk. De verhouding cliënt / maatschappelijk werk / maatschappij werd hierbij aan de orde gesteld.14

Ook heden ten dage is het duidelijk dat AMW-instellingen in Nederland verschillende accenten leggen in hulpverlening, afhankelijk van hun eigen visie op hulpverlenen. Die accenten bepalen ten dele hoe men moet aankijken tegen de in de praktijk gevonden problemen.

In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de problemen waarmee de onderzochte cliënten naar het maatschappelijk werk kwamen. We proberen te achterhalen of er een relatie bestaat tussen achtergrondkenmerken van cliënten en de aard van hun problemen. Tevens wordt na-gegaan of deze problemen ook door de maatschappelijk werker overgenomen zijn in het hulp-verleningsproces.