• No results found

Waarnemingen van individueel gemerkte vogels (halsbanden)

Bij veel ganzenpopulaties zijn individuele ganzen gemerkt met halsbanden of pootringen waarop een unieke code is gegraveerd. Honderden vrijwillige waarnemers zoeken met hun telescoop de groepen ganzen af en noteren waar de gemerkte individuen zich bevinden. Deze waarnemingen worden doorgegeven via de website www.geese.org waar met behulp van Google-maps de precieze locatie van de waargenomen individuen wordt aangegeven, evenals de datum waarop de waarnemingen plaatsvonden.

De waarnemingen van gemerkte individuen kunnen we opvatten als steekproeven uit de aanwezige ganzengroepen, en als deze gemerkte individuen zich goed mengen door de gehele populatie, dan is een duidelijk verband te verwachten tussen het aantal waargenomen gemerkte ganzen en het totaal aantal aanwezige ganzen van een bepaalde soort.

De bruikbaarheid van deze onafhankelijke maat is in dit project onderzocht door naar de ruimtelijke verspreiding van gemerkte Kolganzen en Kleine Rietganzen rond een bepaalde teldatum te kijken. Belangrijke aannames zijn dat de gemerkte ganzen overal de zelfde kans hebben om waargenomen te worden, en zoals eerder gezegd dat ze goed gemengd zijn door de gehele populatie.

Hoewel er ook veel Grauwe Ganzen met halsbanden zijn gemerkt zijn er bij die soort duidelijke aanwijzingen dat er geen sprake is van een goede menging met alle in Nederland voorkomende Grauwe Ganzen. Waarschijnlijk komt dit doordat Grauwe Ganzen in Nederland hoofdzakelijk bestaan uit lokale broedpopulaties die nauwelijks buiten bepaalde gebieden komen (Voslamber persoonlijke communicatie). Zo vind je in plaatsen waar Grauwe ganzen zijn geringd (bijvoorbeeld de Ooijpolder, bij Schiphol, op Wieringen en op Texel) grote aantallen gemerkte Grauwe Ganzen, maar op andere plaatsen nauwelijks gemerkte exemplaren.

De mate van menging is bij Kolganzen en Kleine Rietganzen geheel anders, en eigenlijk overal waar deze ganzensoorten voorkomen, treffen we gemerkte individuen aan. Dat komt zeer waarschijnlijk doordat dit allemaal echte trekvogels zijn, die op de doortrek (bij Kolganzen) uit de lucht zijn gelokt en gevangen, of op plaatsen waar zich dan vrijwel de hele populatie concentreert (Kleine Rietganzen) zijn gevangen. De Kleine Rietganzen zijn vrijwel allemaal eind maart in Jutland gevangen, en voor een deel op Spitsbergen, en van de Kolganzen is de overgrote meerderheid op een aantal plaatsen binnen Nederland geringd, maar is ook een deel als ruivogel in Noord-Siberië en Kolguyev en op

doortrekgebieden in Centraal-Rusland geringd.

In deze analyse zijn de door Sovon getelde aantallen vergeleken met de in dezelfde gebieden

waargenomen gemerkte ganzen in een periode van vier of tien dagen rondom de teldatum. Daarbij is de aanname dat er in zo’n korte periode weinig verplaatsingen van de gemerkte ganzen optreedt. Zowel het aantal unieke individuen dat in een dergelijk tijdvak rond de teldatum is gezien als het totaal aantal aflezingen (waarbij één individu dus meerdere keren gezien is, zijn berekend. In gebieden waar veel waarnemers actief zijn is te verwachten dat het totaal aantal waarnemingen gedeeld door het aantal unieke waargenomen ganzen hoger uitkomt. Deze verhouding is een maat voor de intensiteit waarmee waargenomen wordt. Waarschijnlijk zouden we voor de Grauwe Gans in de winter de in Scandinavië aangelegde blauwe halsbanden die in Nederland opduiken kunnen gebruiken, maar gezien het relatief lage aantal van deze halsbanden is dat binnen deze studie niet uitgeprobeerd.

5

Vogelsoorten

De bij deze studie geanalyseerde vogelsoorten zijn in drie groepen te verdelen. Allereerst standvogels die het gehele jaar door in Nederland verblijven en alleen lokale verplaatsingen vertonen om

bijvoorbeeld de slagpennen te ruien. Bij de ganzen spreekt men voor deze groep vaak over 'zomerganzen'.

Dan zijn er de trekvogels, die Nederland alleen buiten de broed- en ruitijd bezoeken. Hierbij wordt vaak over 'winterganzen' gesproken. De 'zomerganzen' zitten echter ook ’s winters in Nederland. En tenslotte een gemengde categorie van soorten waarvan de individuen soms uit trek- en soms uit standvogels bestaan.

5.1

Standvogels

Standvogels zijn het hele jaar door in Nederland aanwezig, zodat de aantallen binnen een jaar constant zijn, afgezien van verandering door aanwas en sterfte. Dat de datum van de te vergelijken tellingen vaak verschilde levert bij standvogels daarom in de winter geen grote problemen op. Canadese Gans

De Canadese Gans is uitgezet als broedvogel in Nederland en België en neemt de laatste jaren spectaculair in aantal en verspreiding toe. Oorspronkelijk is het een Noord-Amerikaanse soort, die voor de jacht in Engeland en Zweden is uitgezet, en tot voor kort niet in grote aantallen in Nederland voorkwam. Van een populatie van ca. 1200 Canadese Ganzen bij Purmerend is in 2003 en in 2005 wegens overlast een groot aantal gevangen en op diverse plaatsen in Nederland weer losgelaten. Om te tellen is het een gemakkelijke soort, omdat het om grote vogels gaat die in niet erg dichte groepen voorkomt. Een probleem kan zijn dat gezien de recente aantalstoename deze soort ook voorkomt in gebieden die niet in de bestaande telprogramma’s zijn opgenomen .

Nijlgans

De Nijlgans een van oorsprong Afrikaanse soort, die is ontsnapt uit een hertenkamp bij Wassenaar, en zich vandaar over geheel Nederland heeft verspreid waarbij vooral rivieren en beken gevolgd werden (Gyimesi en Lensink, 2012).

De Nijlgans broedt in boomnesten en komt over het algemeen niet in grote groepen voor. Steeds vaker worden in het rivierengebied echter ook Nijlganzen gezien die zich bij andere ganzensoorten aansluiten. Dit kan het tellen soms bemoeilijken. Ook de veel diffusere verspreiding in vergelijking tot andere ganzensoorten, maakt het waarschijnlijk dat van de Nijlgans relatief veel vogels over het hoofd worden gezien. Uit een vergelijking met waarnemingen die via de website waarneming.nl zijn

verzameld blijkt dat bij de Sovon-tellingen 20 % van de Nijlganzen gemist worden omdat ze zich buiten het netwerk van Sovon-telgebieden bevinden (persoonlijke communicatie Koffijberg en Van Turnhout).

Knobbelzwaan

De Knobbelzwaan is een opvallende en gemakkelijk herkenbare soort, die goed te tellen is. Afgezien van de ruitrek door niet-geslachtsrijpe vogels en niet-broeders naar grotere wateren als het

IJsselmeer, de randmeren, maar ook het Noordzeekanaal, vertoont deze soort een door het jaar heen vrij constante verspreiding.

In de winter als ook Kleine en Wilde Zwanen zich in Nederland vertonen, kan zonder het gebruik van een telescoop gemakkelijk verwarring met deze soorten optreden waardoor Kleine Zwanen of Wilde Zwanen soms voor Knobbelzwanen worden aangezien. Te meer omdat er ’s winters ook sprake is van gemengde groepen met diverse zwanensoorten. Uit een vergelijking met waarnemingen die via de

website waarneming.nl zijn verzameld blijkt dat bij de Sovon-tellingen 10% van de Knobbelzwanen gemist worden omdat ze zich buiten het netwerk van Sovon-telgebieden ophouden (persoonlijke communicatie, Koffijberg en Van Turnhout).