• No results found

Eindnoten:

131. Bij het vertrek van een gepensioneerde collega schreef De Haan (als ‘d.H.’) ‘Een afscheid’ in De Volksschool van 4 februari 1903: ‘'t hoofd der school, de heer J.W. van Dalfsen, sprak wat vriendelijke woorden van dank en afscheid’.

132. Over Troelstra en Van Bruggen, zie: Rob Delvigne, ‘Het ontslag van Kees van Bruggen bij Het Volk’.

133. over dit onderwerp schreef Van Eeden in: De blijde wereld (1903); zie ook: Walden in droom

en daad, p. 54/5.

134. zie: brief nr 43

135. Brieven aan een jongen, p. 12

136. zie: brief nr 52

137. Pijpelijntjes, 1904, p. 31/2; 19822

, p. 50/1

138. Aldus het Woningboek. De straf ging in feite op 30 januari 1902 in. 139. Pijpelijntjes, 1904, p. 31; 19822, p. 51

140. Open brief aan P.L. Tak, 1905, p. 6; 19822

, p. 41 141. zie: ‘Lezing van den heer Jacob Israël de Haan’

142. De twee schetsjes in Het Volk zomer 1901 waren met ‘J. de H.’ gesigneerd. 143. gegevens uit: A.J.C. Rüter, De spoorwegstakingen van 1903

144. Van Eeden, Dagboek, IV, p. CXXIII

145. Michel van der Plas, p. 260 (jeugdherinnering van Gerlof Verwey)

146. Had baron Van Imhoff misschien het in 1898 verschenen boek Vincent Haman van W.A. Paap gelezen? De daarin optredende figuur Floris van Wheele, ‘met talent getekend naar het model’ Frank van der Goes, aldus Ter Braak in de inleiding van zijn uitgave van de roman, was volgens Paap ‘in staat, op de vraag: “Floris, hoe laat is 't?” een artikel te schrijven van twintig pagina's druk. Je las het artikel; hoe laat het was, werd je niet gewaar; je kwam in een soort van soes; in één deun, in één draaierige deun door, slenterden daar die zinnen achter elkaar; geen enkele uit de soes opwekkende verrassing was er in 't hele stuk. Behalve aan 't eind: daar was je inderdaad verrast, want je vroeg met verwondering: waarom gaat die man niet door, waarom scheidt hij nou uit? Maar ook die verrassing raakte je kwijt in het volgende nummer van het tijdschrift, want, jawel, daar had je weer Floris; daar kwam Floris weer niet vertellen, hoe laat of 't was’.

147. De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr. p. 322

148. Men kan slechts raden wat Van Hall hier bedoeld zal hebben. In De Gids was, na de ‘Sonnetten’ en de ‘Koningsverzen’ in 1901, geen poëzie van De Haan meer afgedrukt. Misschien is de zienswijze van Martinus Nijhoff verhelderend, waar hij spreekt van de ‘diepte der ontroering,

waardoor [De Haan] schrijvend tot slordigheid zwichtte’, ‘de volkomen (en opzettelijke) afwezigheid van metrum’ in zijn poëzie en De Haans ‘van ontroering onregelmatige ademhaling’ (zie: Nijhoff, p. 189 en 190).

149. Rüter, p. 534

150. Van het Haagse weekblad Lente ging bijvoorbeeld een actie uit om bij een Comité tot inzameling van geld voor de slachtoffers een ‘kwartjesregen’ te doen neerdalen (1 augustus 1903); de actie werd ondersteund door o.a. mevrouw J. Aletrino-Van Stockum en Dr. Johanna van Maarseveen. 151. In Het Volk van 2 juli 1903 heet het: ‘Ontvangen door den partijsekretaris van 22 tot en met

29 Juni. [...] Voor de slachtoffers der algemeene werkstaking: Hongarije 22, 23, 24 en 25 f 20, [...] Hongarije 26 f 5, Hongarije 27 f 5 [...]’. ‘Hongarije’ lijkt het codewoord voor de bijdragen die De Haans actie opleverde. De aanduiding kan gesuggereerd zijn door de poppen van Giza Ritschl.

152. Mendels daarentegen, die op 4, 11 en 18 juli 1903 in De Kroniek een serie nabeschouwingen over het proces publiceerde, ervoer Boissevains volte-face als een waardering ‘die klonk als een klok. Maar als een klok met valsch geluid’ en door hem ‘als hoon gevoeld’. Mendels is helemaal zeer ontevreden over de gang van zaken: de aanklacht was van een ‘soeperige vaagheid’, de getuigen à charge waren partijdig, de verklaringen van Verwey en Van Deyssel waren ‘litteraire boter gesmeerd aan de galg waaraan de socialist nu eenmaal hangen moest’ omdat de rechtbank aan ‘ordinaire margarine’ de voorkeur gaf, het vonnis was gesteld in ‘brabbeltaal’ en was ‘Kuyperiaans’, politiek van karakter.

153. Van Eeden in een vergadering op 1 mei 1903, geciteerd bij Kalff, p. 235 154. Van Eeden, ‘Vae victis!’ (1903) p. 18

155. Diamantair en aandeelhouder van De Nieuwe Gids. Over Van der Goes' vriendschap met Batavier schreef Van Eeden op 12 december 1889 aan Kloos: ‘ik vind dat hij zich verschrikkelijk met die diamantslijpers encanailleert. [...] Iederen Zaterdag eet hij bij een - bij den rijksten natuurlijk. Hoe iemand zich zoo tot jodenluis vernederen kan begrijp ik niet’ (in: Mededelingen Frederik van Eeden-Genootschap nr X, p. 36). Arthur van Schendel bezingt Batavier in het gedicht ‘Mast’ als: ‘Ook hij een swell, het hoofd gemillimeterd, / Een goede vriend en een fidele vent’. Ook Van der Goes droeg ‘het hoofd geschoren’.

156. De Wet op het Hoger Onderwijs liet zelfs ten aanzien van hoogleraren ontslag wegens ‘wangedrag’ toe. Naar mededeling van Propria Cures, 24 september 1904, was er een minderheid in de senaat, waaronder de Rector, prof. Bakhuis Roozeboom, die het ‘wel oorbaar achtte den staatsgevaarlijken leeraar te ontslaan’.

157. Levensrecht 1907, p. 109; Nerveuze vertellingen, p. 58/9

158. De onderwijzer P.C. Kappetein verspreidde als reserve-korporaal te Den Helder strooibiljetten onder de soldaten, zoals Het Volk op 30 mei 1903 meldt, en werd wegens opruiing in eerste aanleg tot acht, later tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld, uit te zitten te Haarlem, en als onderwijzer ontslagen.

159. In de bundel Poèmes Saturniens (1866) staat het sonnet ‘Résignation’, met de regels:

‘Aujourd'hui, plus calme et non moins ardent, / Mais sachant la vie et qu'il faut qu'on plie, / J'ai dû refréner ma belle folie, / Sans me résigner par trop cependant.’

160. Van der Goes' stuk in De Nieuwe Gids: ‘Vermaak in de Hoofdstad’, december 1889; over Netscher: ‘Een boek van Netscher’, ib. februari 1890

161. Willem van Doorn, in zijn jonge jaren actief binnen de SDAP, eerst onderwijzer, later leraar Engels, medewerker van De Beweging, toonde zich in 1943 in het tijdschrift Levende Talen voor zijn publicatie in Het Volk allerminst dankbaar jegens De Haan. Met name diens proza moest het ontgelden: De Haan ‘klemde zich vast aan z'n eenens en zijnens, totdat eindelijk in Jeruzalem de dood daar 'n eind aan maakte. Boze tongen hebben beweerd, dat ie, met al z'n overbodighedens de ijle inhoud van z'n geschrijf voor 't oog poogde aan te vullen’ (p. 17). 162. Jaren later, in 1911, kwam De Haan nog op Betsy Perk terug, in een bespreking in Den Gulden

Winckel van Confessions de ma vie van Wanda de Sacher Masoch. Onder de schuilnaam René de With schreef hij: ‘Ik heb niets op de vrouwen van belangrijke mannen tegen, dan dat ze vaak in eene bijna ongeoorloofde mate onbeduidend zijn. [...] Mejuffrouw Betsy Perk [...] was een dame met nette manieren, die te Nijmegen woonde, en menigen roman heeft geschreven, die niet meer gelezen wordt. Doch als tante van Jacques Perk, die nu eenmaal een uitmuntend dichter is, heeft zij ongeoorloofde dingen gedaan’.

163. De onderwijzers A.H. Kroes en mej. A. Sluyters te Hilversum werden wegens hun ‘aandeel in de spoorwegstaking’ door de gemeenteraad op 23 april ontslagen, nadat op 22 april de stemmen nog ‘gestaakt’ hadden; het hoofdbestuur van de Bond van Nederlandse Onderwijzers protesteerde

Raden der gemeenten’ (aldus Het Volk van 25 juli 1903); Kroes stelde zich kandidaat voor de gemeenteraad van Hilversum. Sluyters werd boekbindster.

164. niet gevonden

165. Ko Doncker, medewerker van het satirisch weekblad De Ware Jacob, maakte naam met zijn illustraties van de Schoolmeester.

166. J.D. van der Waals jr. (dit ‘junior’ ter duidelijke onderscheiding van zijn beroemde vader, Nobelprijswinnaar in 1910) werd in 1903 hoogleraar in de theoretische natuurkunde in Groningen en volgde zijn vader op in 1908 in Amsterdam.

167. ons onbekend

168. Pijpelijntjes 1904, p. 171; 1982, p. 192

169. In de kinderrubriek van 19 juli 1903 had gestaan: ‘Marietje v.d. G. te Hilversum (met twee foute raadsels, o schande!)’; vgl het begin van brief nr 29.

170. Frans Groot en P.A. Muiselaar waren geruchtmakende criminelen in 1903. Beiden werden wegens moord veroordeeld.

171. Spiekman, Mendels en Helsdingen waren in die tijd bekende socialisten. 172. soit

173. Met de kleuren zwart, blauw en rood werden respectievelijk de confessionelen, de liberalen en de socialisten aangeduid.

174. Dirk Troelstra, gestorven op 12 mei 1902 (Henriëtte Roland Holst herdacht hem in Het Volk, 18 mei 1902), was de jongere broer van Pieter Jelles. Hij leverde enkele bijdragen aan De Kroniek van Tak, schreef strijd- en propagandaliederen (zoals ‘Morgenrood’ en ‘Moeder ga voor je kindje staan’) en vertaalde Multatuli's Vorstenschool in het Duits. Op de beloofde ansicht staat z'n portret als een ‘in memoriam’.

175. De nieuwe Amstelbrug verbond bij de Ceintuurbaan de Amsteldijk met de Weesperzijde, vlak bij de St. Willibrordusstraat waar De Haan woonde, en werd op 5 juli 1903 in gebruik genomen. Blijkens een schetsje van De Haan, ‘Koppige bootsman’, gepubliceerd in het Zondagsblad van Het Volk van 1 januari 1905, was De Haan, althans de ‘ik’ van het verhaal, vóór de voltooiing van de brug ‘die prachtig de breedvloedende rivier in de stad overbogen ging’, gewoon met een veerbootje over te steken: ‘Met mijn bootsman ging ik telken dag óver naar school, telken middag huis toe terug’. Hij had een soort abonnement: ‘een dubbeltje in de week voor twaalf keer’. Ook toen de brug klaar was, bleef De Haan, aldus het schetsje, de ‘bootsman’ trouw, die bleef. Pas toen na maanden het veerbootje plotseling verdween, ging hij ‘de brug maar over, even met 'n vreemd gevoel, dat ik nou voor 't eerst over de nieuwe brug ging, die haast al niet meer de nieuwe brug was, waar al prentkaarten van waren, in vier soorten maar liefst’. 176. zie p. 193

177. ‘Het eerste geld dat een (straat)koopman op de dag ontvangt’ (Van Dale). Aletrino woonde Den Texstraat 50.

178. Jacob Batavier

179. Voor een overzicht van ‘de toekomst van de homoseksualiteit anno 1900’, zie het gelijknamige stukje van Rob Delvigne.

180. Troelstra, p. 217 181. Dienstweigeraars, p. 27

182. M. Nijland-Verwey schreef haar levensbericht: ‘Christina Ligtenberg (1878-1965)’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde 1967 p. 98/109.

183. Vergelijk onze beoordeling van Brieven aan een jongen: ‘Een correspondentie van Jacob Israël de Haan’.

184. Caesar las men op het Barlaeus in de tweede klas. 185. J.F. Heijbroek en A.A.M. Vis, Verlaine in Nederland 186. op de kweekschool in Haarlem

187. ‘mandolienen’ en ‘carricaturen’ op te vatten als: mandolien spelen en caricaturen tekenen 188. De Haan besprak de bundel Lueurs et flammes van Hélène Vacaresco in 1908 in De

Amsterdammer, onder het pseudoniem René de With (16 augustus). 189. De tussen haakjes staande zin is later toegevoegd.

190. het Rijksmuseum

191. Dr F.L. Abresch, conrector, doceerde oude talen.

193. Leo Bornhaupt, ‘Ervaringen en beschouwingen van een Russischen arts in den tijd van het Bolsjewisme’, p. 858

194. 1982, p. 35

195. Collectie C.J. Aarts. Aldaar ook het opdrachtexemplaar van haar Gedichten (1905): ‘Voor Johanna van Maarseveen / en Jopie de Haan / van / Giza Ritschel / 1905 Blumendaal’. 196. de goedkope, de slechtere scholen, met een nummer aangeduid

197. waarschijnlijk Giza Ritschl

198. Th. Swart Abrahamsz, p. 81: ‘Hij [Multatuli] was zelf zóózeer ingenomen met zijn oplossing van het theorema van Pythagoras, dat hij de daarbij behoorende figuur op een zegelring als wapen liet aanbrengen. Die ingenomenheid komt ons voor als een begin van erkenning van zijn eigen gebrek’.

199. Ritschl kwam in 1896 in Nederland. 200. Carmen Sylva

201. In het Hélène Vacaresco-archief in de Academia Republicii Socialiste Romania te Boekarest bevindt (of bevond) zich één brief van Van Hamel, gedateerd 12 juni 1886. Van Hamel schreef over Lueurs et flammes in De Gids in 1902.

202. volgens Omega (pseudoniem van J.F.L. de Balbian Verster) in De Sumatra Post van 15 februari 1904

203. Geneeskundig jaarboekje 1901, p. 10

204. In zijn opstel ‘Over Woordkunst’, gepubliceerd in De XXe Eeuw, september 1902, speelde Van Eeden de nieuwe kunst van Giza Ritschl tegen de ingeburgerde Tachtiger woordkunst als troefkaart uit. Zijn aanval richtte zich met name op de redactie van De Gids, ‘het literaire Gidspersoneel’, Van Hamel en Van Hall (die hem al op 13 september 1901 had gevraagd: ‘Zoudt U niet uw gunstige meening over Giza Ritschl's verzen in ons tijdschrift willen uiteenzetten?’). Van Eeden erkende Van Hall als ‘uitmuntend wethouder’ (men vergelijke De Haans opmerking over Van Hall: ‘br. 'n wethouder’, in brief nr 9), maar vond hem iemand die niet ‘echt van onecht, goed van slecht [kon] onderscheiden in woordkunst’. Verder keerde Van Eeden zich tegen jongeren zoals Carel Scharten alsmede tegen Van Deyssel, die ‘nog niet is geworden wat hij wilde zijn’, omdat hij ‘het woord meer [heeft] liefgehad dan God en het had andersom moeten zijn’, en tegen Hélène Swarth, het ‘pronkpaard’ van De Gids, wier verzen ‘hol gerijmel en ijdel woord-schuim’ bleken naast de ‘simpele, naïve deuntjes’ en de ‘slavische weemoed’ van Giza Ritschl. Zelfs Giza's ‘stations-wachtkamer-verzuchtingen’ (‘tot mijn grooten spijt / is hij nooit op tijd’) nam Van Eeden in bescherming als ‘de klacht der minnares die niet begrijpt hoe een man de liefde-seconden verwaarloost’. Die tegenstelling Swarth - Ritschl zien we bij De Haan terugkeren.

205. brief nr 79

206. Leeszaal en bibliotheek op het Rokin. De Haan was op 28 oktober 1903 lid geworden, op voordracht van Mej. Joh. v. Maarseveen.

207. Hading en Coquelin: twee Franse toneelspelers; Hading speelde niet in Plus que Reine maar in

Le Maître des Forges van Georges Ohnet.

208. Nachtasyl werd gespeeld in de vertaling van Henri Hartog.

209. Saalborn plaatst in zijn boekje bij deze passage op p. 45 een voetnoot: ‘Ik had hem geschreven, dat mijn moeder een boek met verzen van Kloos had gekregen, op oud-hollands papier gedrukt en in perkament gebonden. Ik verbeeldde mij toen blijkbaar, dat hij “het voor haar had gemaakt”!’.

210. Arnold Marc Gorter werd in het begin van deze eeuw tot de belangrijkste landschapschilders gerekend. De Ware Jacob van 20 augustus 1904 dichtte: ‘Geen enkel schilder wordt er / Zoo zeer gekocht als Gorter’.

211. het Stedelijk Museum

212. Het verhaal verscheen onder de titel ‘De Meeuwenrots’ als feuilleton in afleveringen in het Kinderweekblad van De Echo, in 1904.

213. Bedoeld is: De Gids. Wat De Haan toen voor De Gids deed, is ons onbekend. Er zijn in 1903 en 1904 geen bijdragen van De Haan in dat tijdschrift verschenen.

214. toneelstuk van Felix Philippi

215. Hein Boeken, dichter uit de omgeving van Kloos 216. Saalborn vergist zich hier dus opnieuw.

217. Op het gymnasium moest men in de vierde klas een keuze maken tussen ‘a’, de talenkant, en ‘b’, de wiskundekant.

‘weekblad voor de leerlingen van gymnasia, hoogere burgerscholen en instituten’, Parsifal geheten.

219. ‘De terugkeer van Sherlock Holmes’ van A. Conan Doyle stond in De Prins vanaf 2 oktober 1903 en vanaf 24 oktober in De Echo.

220. De Echo was gevestigd aan de Keizersgracht (in Felix Meritis).

221. Een Zondagsblad van De Echo was er al; op 2 oktober 1903 lanceerde het blad een vrijdags ‘kinderweekblad’.

222. 12 november 1903 223. Alexander Boersstraat

224. Aletrino was toen 45 jaar en Van Eeden 43.

225. P. Hoekstra, Romeinsche antiquiteiten. Schets der staatsinstellingen van het Romeinsche rijk, Zwolle 18973; C. Wilde, Latijnsche oefeningen voor de hoogste klassen der gymnasia, Leiden 18982. NB In 1907 zou Saalborn bij zijn eindexamen ten gevolge van een onvoldoende (een 1) in het onderdeel ‘Romeinsche Antiquiteiten’ een ‘verlengd examen’ opgelegd gekregen hebben, als niet de gecommitteerden de onvoldoende hadden laten passeren (blijkens de notulen van de lerarenvergadering van 22 juni 1907).

226. De laatste dag van De Haans Staatsexamen was 18 augustus 1903; de kindertentoonstelling besprak hij in Het Volk van 14 augustus, vóór het ‘eindex. gym’, dat hij dus deed nadat hij Arnold Saalborn al had leren kennen.

227. November 1905 deed De Haan het kandidaatsexamen rechten.

228. De Haan was van plan zijn kamer met alkoof tijdens zijn voorgenomen afwezigheid te laten bewonen, blijkens de advertentie die in Het Volk van 22 januari 1904 verscheen: ‘Gevraagd tegen 1 April Menschen zonder kinderen, waarvan de vrouw bereid is het huiswerk te doen tegen genot van vrij wonen, vuur en licht en eenige geldelijke vergoeding. Brieven franco aan Jacob de Haan, St. Willibrordusstraat 29, te Amsterdam’.

229. Zondagsblad van Het Volk 12 juli

230. De Haan publiceerde in die tijd verscheidene ziekenhuisschetsjes in Het Volk, o.m. op 25 oktober 1903.

231. Het sonnet, geestig blijspel van Van Eeden uit 1883

232. Disciplina Vitae Scipio, aanvankelijk gymnastiekvereniging, later ook ‘letterkundige gymnasiasten-vereeniging’ van het Barlaeus

233. Dr F.A. Stoett

234. De Haan was aan de universiteit niet ingeschreven: ‘Wegens persoonlijke omstandigheden zou ik de lessen aan de Hoogeschool niet kunnen volgen’, aldus De Haans herinneringen In Memoriam ‘Professor Meester G.A. van Hamel’ (‘bloemen, die ik op zijn doodsbed leg’) in 1917.

235. brief nr 30

236. “humoristisch-satyriek weekblad” 237. ons onbekend

238. C.H. Hugenholtz was 10 jaar ouder dan De Haan en sinds 1894 apothekeres aan het Wilhelmina Gasthuis. De Haan gaf haar een overdruk van ‘Spel van verwoest Jeruzalem’ in 1903: ‘Aan m'n beste Cor’ (zie veilinghuis Bubb Kuyper veiling 62, mei 2015). Ook van Het Joodsche

Lied (1915) had ze een exemplaar ‘van den Dichter’ (Bibl. Ros. archief Jacob Israël de Haan

85

1904

Over Giza Ritschl en haar werk werd uiteenlopend geoordeeld en op uiteenlopende