• No results found

mededeelingen aan den Wethouder van het Onderwijs naar aanleiding van de klachten van ouders van leerlingen over het optreden van den tijdelijken onderwijzer J. de

Haan, blijkt ons dat genoemde onderwijzer, in het eerste geval, den leerling Witte

een paar klappen om de ooren heeft gegeven en, in het tweede geval, tegenover den

leerling Webbers hardhandig is geweest. / Al moge derhalve de voorstelling door de

ouders gegeven overdreven zijn, het staat vast dat de heer de Haan zich heeft schuldig

gemaakt aan handelingen, welke - naar ook hem bekend moet zijn - op de school

niet geduld kunnen worden. / Wij zien ons genoodzaakt U op te dragen den heer de

Haan hierover onze ontevredenheid kenbaar te maken en hem te waarschuwen, dat

eene herhaling der handelingen als de thans gepleegde ernstige gevolgen voor hem

zoude kunnen hebben.’

Eindnoten:

80. zie brief nr 16 81. H.D. Grobben, p. 66

82. p. 133. ‘Een vinnig artikel tegen me in de Nieuwe Tijd’, noteerde Van Eeden op 15 maart 1902 in zijn dagboek.

83. zie: Open brief aan P.L. Tak, 1905, p. 16; 19822

, p. 61/2 84. 1902, III, p. 228

85. Niet duidelijk wat hier bedoeld wordt

86. Van Maarseveen was negen jaar ouder dan De Haan.

87. Joob is een figuur uit Van de koele meren des doods, een zieke man, invalide, zijn handen beven, hij lijdt aan een ruggemergaandoening die als gevolg van een geslachtsziekte kan optreden (H.C. Rümke p. 95). G. Kalff jr noemt Joob in zijn Van Eedenbiografie (p. 200) een

‘epileptischen revolutionair’. Het is opmerkelijk dat De Haan zich door de schrijfwijze van zijn roepnaam Joop met deze figuur lijkt te identificeren.

88. Dagboekaantekening van Frederik van Eeden op 19 januari 1902: ‘Hans heeft zijn voet gebrand aan loog bij een brand van een zeepfabriek’, en op 1 en 2 februari: ‘Hans nog thuis om zijn voet’ en ‘Hans zijn voet nog niet beter’.

89. Van Eeden begon zijn medicijnenstudie in september 1878. Rector van het Studentencorps werd hij in oktober 1882.

90. Een strafzaak tegen de arts J. Pieters Anema in 1902, wegens abortus, hebben we niet kunnen vinden, wèl in 1904 en in 1907. In het satirisch weekblad De Ware Jacob publiceerde Dr. Ari Stophanes op 1 juli 1905 een versje ‘Op Dr. Pieters Anema’ met het refrein: ‘Dr. Pieters Anema / Eng'len vriend, Halleluja!’ (Dr. Ari Stophanes, of ook Dr. Ari Stop, was een pseudoniem van hoofdredacteur Johan Siedenburg.) Vanaf 1905 wordt Anema niet meer vermeld onder de ‘praktizeerende geneesheeren’ in het Geneeskundig jaarboekje voor Nederland. In 1907 komt zijn naam voor in de klapper op het register van strafzaken bij het Amsterdamse Parket. Verdere gegevens ontbreken in dit archief.

91. Hector Treub, hoogleraar in de verloskunde en gynaecologie te Amsterdam, was voorstander van abortus op medische indicatie, maar niet van abortus op verzoek.

92. Wij citeren één van de verzen die De Haan aan Van Eeden zond: ‘Ben ik dan niet thuis, / In ons volle vader-huis, / Vader en moeder gaan om, / Druk, en ik bedroefd en stom, // Och ze kennen mij niet, / Weten niets van mijn verdriet, / Maar ik weet, dat ik ben, / Een vreemd kind onder hun kinderen’.

93. over Giza Ritschl o.a.: A.L.I. Sivirsky

94. Het bezit van de hoofdakte werd in 1901 voor onderwijzers in Amsterdam verplicht gesteld. Met hoofdakte was het minimumsalaris f 800 per jaar ofwel f 66 per maand.

95. Voorzitter van de Amsterdamse examencommissie was een schoolopziener uit Haarlem, G. Roodenburch. Secretaris was P.H. van der Ley. Op 2 juli was het schriftelijk, twee weken later het mondeling examen.

96. zie Gijsbreght van Aemstel, vers 518: ‘O Iesus, sta ons bij, dit is een mislijck teecken’ 97. B&W van Amsterdam verboden in juni 1902 de scholen eerste klasse, zoals school nr 12, om

schoolreisjes buiten de gemeentegrenzen te organiseren. 98. Het handschrift van de brief eindigt in vreselijke hanepoten. 99. De Vrolikstraat keek uit op de spoorbaan.

100. Vrije en Ordeoefeningen

101. Primavera, tragedie in verzen, geschreven in 1900 en gepubliceerd in De XXe Eeuw, oktober

1902. Van Suchtelen woonde op Walden en studeerde scheikunde.

102. Op 18 mei 1902 publiceerde Het Volk een gedicht ‘Nieuw Evangelie’ van Nico van Suchtelen. Wij citeren de laatste strofe: ‘Staat op! mijn volk is opgestaan, / Mijn volk zal zich bevrijden; / In vlammen-zangen zal het gaan, / In gloed en brand / Naar 't blinkend land / Der

nieuw-geborene tijden’.

103. Het eerste nummer van De Pionier, een tweewekelijkse periodiek, ‘orgaan van de vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit’, kwam uit op 7 juni 1902. Het blad kostte 50 cent per kwartaal. 104. Het is beproefd, bewezen.

105. zuinig

106. Nellie van Kol richtte een socialistisch maandblad De Vrouw en een kindertijdschrift Ons Blaadje op. ‘Nellie’ schreef ook als een der eersten over seksuele voorlichting aan kinderen:

Moeder en kind, hoe men kiesche onderwerpen met kinderen kan behandelen (1898).

107. Bedoeld moet zijn de Bloemlezing uit 1899, niet Van de koele meren des doods, dat hij dus ondanks zijn dringend verzoek niet van Van Eeden ontvangen blijkt te hebben.

108. Later dacht De Haan daar negatiever over. In het Weekblad van het Recht, 26 juni 1912, spreekt hij van ‘een afkeurenswaardig stelsel’. ‘Mijn ervaring als onderwijzer is, dat het huichelaars maakt en oogenkijkers’.

109. Van Dalfsen woonde Marnixstraat 102. 110. orgaan der christen-anarchisten

111. Het gaat hier om het Gereformeerd Jongelingsblad, orgaan van den Nederlandschen bond van Jongelings vereenigingen op gereformeerden grondslag. De Haan citeert uit de afleveringen van 10 augustus tot en met 2 november 1900. Elke aflevering bevatte genummerde vragen (zonder antwoord) als ‘Leiddraad bij de behandeling der Gewijde Geschiedenis op de Jongelingsvereeniging’. Het artikel waarin ‘zoetjes gekeuveld’ wordt, is niet van F.C. Meyster, die aan dit blad wel meewerkte.

112. zie voor Elout: de Literatuurlijst 113. Bedoeld is wel het omgekeerde.

114. The Sorrows of Satan, or The strange experience of one Geoffrey Tempest, millionaire, a Romance, van Marie Corelli, verschenen in 1896 en al snel in het Nederlands vertaald. Romein

zegt in Op het breukvlak van twee eeuwen (p. 308) van deze ‘grandioze kitschroman’, dat ‘heel

Satansfiguur van Prince Lucio Rimânez doet uit de verte aan De Haans Sótòn denken, in de bekende nerveuze vertelling, die zich als Viscount van Chelsea in een exclusief hotel in Parijs ophoudt. Beide duivelsgestalten staan in een romantic agony-traditie.

115. Van Davids volkstelling wordt in 2 Samuel 24 verhaald. Daar wordt niet duidelijk gemaakt wat David verkeerd deed. In I. Waterman, Kort begrip der Bijbelsche geschiedenis, in vragen en

antwoorden; ten dienste der Israëlitische jeugd, vindt men in de vierentwintigste les, p. 82:

‘Vr. 10. Waarom liet David eens zijn volk tellen? Antw. David liet eens, waarschijnlijk met het doel om weder een oorlog te voeren tot uitbreiding of bevestiging zijner staten, eene volkstelling doen, die evenwel door God niet goedgekeurd werd’. Het Spreekwoordenboek der Nederlandsche

Taal van P.J. Harrebomée komt met twee spreekwoorden dichter in de buurt van De Haans

antwoord: ‘De wolf eet wel getelde schapen’ (p. 237) en ‘Getelde schapen gaan uit 't hok’ (p. 238).

116. De zomervakantie van Johanna van Maarseveen zal ongetwijfeld in de maanden juli of augustus zijn gevallen. Omdat sprake is van ‘in 't laatst van deze maand en 't begin van de volgende’, dateren we deze brief op juli 1902. De volgende brieven aan Verwey volgen elkaar kort op, reden voor ons om brief nr 17 en 18 ook op juli 1902 te dateren. De ontmoeting met Van Eeden in augustus 1902 (waarvan in brief nr 18 sprake is) is in brief nr 19 ‘al drie maanden geleden’, zodat die brief aan Van Eeden van november 1902 moet zijn.

117. A.G. van Hamel, de romanist uit Groningen, zwager van Aletrino

118. Over Verwey's drama in verzen Johan van Oldenbarnevelt (1895) schreef Kees van Bruggen in het tijdschrift Nederland, februari 1896. Hij vergeleek het met een Engels treurspel uit de 17de eeuw, The tragedy of Sir John van Olden Barnavelt, dat wordt toegeschreven aan Fletcher en Massinger en dat in 1884 in een Nederlandse vertaling van C.W. Opzoomer was verschenen, met een inleiding van Fruin. ‘Aan een toevallige overeenkomst’, aldus een bespreking van het opstel in de Hollandsche Revue, februari 1896, ‘kan niet gedacht worden, en ofschoon [Van Bruggen] zich zeer zacht uitdrukt, merkt men toch wel, dat hij Verwey van plagiaat beschuldigt’. De NRC publiceerde op 5 februari 1896 een verdediging van de ‘niet uit het veld geslagen’ Verwey: hij had het oude stuk gebruikt als ‘een even opmerkelijke bron als b.v. brieven en remonstranties voor de wetenschap van Barnevelts werkzaamheden en bedoelingen’. 119. Carry en Kees van Bruggen trouwden op 6 januari 1904. Carry stond toen bij de Burgerlijke

Stand ingeschreven op St. Willibrordusstraat 29, waar haar broer vanaf 25 februari 1903 de officiële huurder was.

120. Zelf scheidde Troelstra najaar 1907 van zijn vrouw, de schrijfster Nienke van Hichtum. 121. haar, hen

122. Cornélie Huygens, vooraanstaand lid van de SDAP, zelfs een tijd lang lid van het Partijbestuur, propageerde in boeken als Barthold Meryan (1897) de vrije liefde. Op 2 oktober 1902 trad zij in het huwelijk, 31 oktober pleegde ze zelfmoord door zich in een vijver van het Vondelpark te verdrinken.

123. ? Lange Houtstraat was een straat in de Amsterdamse jodenbuurt, dichtbij de vlooienmarkt op het Waterlooplein.

124. In het verhaal ‘Verhuizen’ in Het Volk van 10 april 1904 wordt niet de hoofdpersoon, maar zijn vriend Sam om zijn lange haren uitgescholden: ‘Straatjongens begonnen te schelden, [...] Sam omdat-ie lang haar had. [...] “haardief”...“haaie haardief”’. Het verhaal keert in de roman

Pijpelijntjes terug, maar Sam trekt daar, in de corresponderende passage in het derde hoofdstuk,

de aandacht door zijn donkere huidskleur: ‘wij bennen door deze zwarte meneer angenomen’ zeggen de kruiers. In de tweede, omgewerkte versie van de roman greep De Haan naar de lange haren van vroeger terug: ‘De menschen dichter om ons heen [...] schelden Hans [=Sam] voor haaie haardief...’

125. Een woord van De Haan. We komen het later ook tegen in ‘De schoonouders’, hoofdstuk van het vervolg op Pijpelijntjes, verschenen in De Nieuwe Gids 25 (1910), II, november, p. 591/611. Juffrouw Mens heeft problemen met haar man: ‘Het ging de buren niet aan. Het was haar man. Zij moest met hem doedeldaaien’ (p. 604). Men denkt zowel in de brief als in de roman aan iets als: er met vallen en opstaan iets van maken, zich er doorheen slaan.

126. De producten van de Waldense bakkerij werden ook in een winkel in de Amsterdamse Borgerstraat verkocht.

127. Berlitz introduceerde de ‘directe’ methode in het talenonderwijs. Vandaar waarschijnlijk dat De Haan van ‘lezen’ spreekt en niet van ‘leren’ (of ‘leeren’).

128. François Coppée, dichter en toneelschrijver, lid van de Académie française. Zijn lijkrede op Verlaine fungeerde als voorwoord in de bloemlezing uit het werk van Verlaine: Choix de poésies (1896).

129. In 1903, op 9 augustus, zal dit schoolverhaal in iets gewijzigde vorm in De Haans kinderrubriek in het Zondagsblad van Het Volk terugkeren: ‘De juffrouw vraagt naar insecten. Er zijn er al heel wat genoemd, 't laatst 'n bij. “Wel“ zegt de juffrouw, “wie weet er nog een. Jij Saartje?” “Ja, juffrouw”, zegt Saartje, “nog 'n bij”’.

130. Een leerjaar telde toen twee klassen van een half jaar.

1903

Het jaar 1903 bracht in het leven van Jacob Israël de Haan ingrijpende veranderingen.