• No results found

De waardering van ruimten

3. De personages in de schijnwerpers

3.4 De waardering van ruimten

De meisjesboeken spelen zich op verschillende locaties en in verschillende ruimten af. Toch zijn er duidelijke overeenkomsten aan te wijzen. Het ouderlijk huis, de school en de natuur spelen in vrijwel alle boeken een rol. In deze paragraaf zal worden uiteen gezet hoe deze ruimten in de verschillende meisjesboeken worden gewaardeerd.

De veilige haven?

Het thuis van de hoofdpersonages wordt op twee verschillende manieren gewaardeerd. In ongeveer de helft van de meisjesboeken is het huis waarin de hoofdpersonages wonen een warm thuis. Suze ontvangt veel liefde van zowel haar vader als haar broer en wordt door hen een beetje verwend. Eenmaal op de kostschool denkt ze vaak aan thuis en als haar jaar in Engeland erop zit en ze naar huis gaat, is ze erg blij haar vader en broer weer terug zien. Ook Babs en Wil hebben een warm thuis. Babs heeft door haar gedrag strubbelingen met haar ouders, maar de relatie tussen de familieleden is goed. Ook Wil heeft het getroffen. Zowel haar oom en tante in Nederland, als haar oom en tante in Amerika hebben haar na de dood van haar ouders een warm thuis geboden. Haar Amerikaanse familieleden hebben haar opgenomen in het gezin en hoewel ze Wils verlangen naar Nederland begrijpen, zien ze haar niet graag vertrekken. Ruut is degene die haar thuis het meest expliciet waardeert. Het huis van haar vader en moeder is als een verlicht baken in de donkere stad en de grauwe straat waarin ze wonen. Na school verlangt Ruut naar huis:

Zomers was voor dat smalle raam aan den buitenkant een hekje met bloeiende planten, rose hanggeraniums en witte margrieten. Een klein plekje bekoorlijkheid en blijheid was het tenmidden der grauwe huizen-gevels. En nooit waren in deze donkere middagen de gordijnen van dat raam dicht. Er was altijd een schijnsel van licht. […] als het laat in den middag buiten somber was en nat, dan snorde daarboven de kachel en de thee stond er klaar. En Moeder draafde op dat oogenblik nooit door het huis, maar zat er rustig achter het theeblad, met verstelwerk naast zich. Maar soms kwam ineens haar hoofd voor ’t zijraampje, en tuurde de lange, nauwe straat af, om te zien, of soms één van die donkere, naar-huis-gaande gedaanten Ruut was, Ruut die – na een goeden of een slechten dag – altijd met verlangen verwacht werd, daarboven in de gezelligheid. En zoo’n heerlijk gevoel van veiligheid kwam er over haar, als ze in de naargeestige duisternis dat altijd-verlichte bovenraam zag[.]163

Niet alle hoofdpersonen verlangen net als Ruut naar huis. In de andere helft van de meisjesboeken is sprake van een kil en koud thuis, waar de hoofdpersonen maar weinig genegenheid kennen. Zo is de woonkamer van de oom en tante van Jet kil en ouderwets en lijken oom en tante Jet liever kwijt dan rijk te zijn. Ook Dona voelt zich niet welkom in het huis van oom Alve. Het huis is statig en deftig, heel anders dan het gezellige huisje van haar moeder. Ook voelt Dona dat haar tante het maar niets vindt dat haar man zijn halfbloed nichtje in huis heeft gehaald. Beugeltje voelt thuis de spanningen tussen vader en moeder, waardoor ook haar huis niet langer een veilige en prettige plaats is. Alleen in de apotheek van vader voelt ze zich echt op haar gemak. Tenslotte is ook het huis van Inger alles behalve warm. Ze woont in het grote, kille huis op de buitensingel. De stijve en weinig gezellige eetkamer die tante Mathilde er heeft ingericht, symboliseert de sfeer in het huis.

In de warme gezellige huishoudens is een moederfiguur aanwezig, terwijl in de kille huishoudens deze moederfiguur ontbreekt. Met een moederfiguur wordt een vrouw bedoeld die als ‘vrouwelijk’ kan worden bestempeld, waarbij het van belang is dat ze voldoet aan de zo belangrijk geachte ‘vrouwelijke’ emotionaliteit en het vermogen tot beminnen. De moederfiguur hoeft dus niet de daadwerkelijke moeder van de hoofdpersoon te zijn, maar

163

dient als liefhebbende moeder te fungeren. Zo is Ruuts eigen moeder zorgzaam en houdt ze veel van haar kinderen, maar ook Wils tante is als een moeder voor Wil. Zowel Ruut als Wil voelen zich dan ook geborgen en zien het huis waarin zij wonen als een warm thuis. Het citaat waarin het thuis van Ruut wordt omschreven illustreert treffend de invloed die een moeder op het gezin zou hebben en toont een ideaal beeld: de moeder als rustpunt van het gezin achter haar theeblad. Ze brengt warmte en heeft voor iedereen een luisterend oor, waardoor de gezinsleden zich geborgen voelen. Deze moeder achter het theeblad vormt een ideaal om naar te streven. Wanneer de plaats van de moeder in het gezin leeg blijft of wanneer deze wordt ingenomen door een vrouw die niet voldoet aan de typisch ‘vrouwelijke’ emotionaliteit en het vermogen tot beminnen, verwordt het huis waarin het gezin woont tot een kille plaats. Zo lijkt Jets tante niet om Jet te geven en is Dona’s tante niet te spreken over Dona’s komst. Ook Beugeltjes eigen moeder vervult haar moederrol niet, waardoor ook het thuis van Beugeltje geen warme plek is. In De Bikkel komt tante Mathilde na de dood van Ingers moeder bij hen inwonen. Zij neemt de opvoeding van Inger op zich. Tante Mathilde toont geen genegenheid voor Inger en voedt het meisje hard op. Als gevolg wordt Ingers thuis een kille en weinig gezellige plaats. Of er sprake is van een warm en veilig thuis lijkt dus samen te hangen met de aanwezigheid van een ‘vrouwelijk’ moederfiguur. Wanneer er een typische ‘vrouw’ in huis is, is het huishouden gezellig. Het thuis van Suze vormt de enige uitzondering op de regel. Zij woont alleen met haar vader en broer, maar vindt er toch een warm en veilig thuis.

Voor velen de plaats voor kattenkwaad

In veel van de geanalyseerde meisjesboeken wordt de schoolsituatie van de hoofdpersonages besproken. In het geval van Jet en Joop is school de plaats om kattenkwaad uit te halen. De juffrouwen, meesters en directrices komen er niet altijd even goed vanaf. De leraren reageren soms zodanig dat de grap die de leerlingen uithalen alleen maar groter wordt en ze er plezier in scheppen hun leraar opnieuw in het ootje te nemen. Zowel in School-idyllen als in De

h.b.s.-tijd van Joop ter Heul wordt er weinig lovend over de directrice van de school

gesproken. Juffrouw Prior zou met een vertroebelde blik oordelen en haar fouten niet durven toegeven. Ook de ‘Generaal’ neemt niet de tijd om de waarheid te achterhalen en gaat uit van haar eigen opvattingen. Joop weet hoe deze directrice te werk gaat en haalt een grap met haar uit. Wanneer ze met Kees en Pop onder een paraplu naar school wandelt en ze ziet dat de directrice achter hen loopt, kruipt ze Kees innig aan en loopt zo verder. Eenmaal op school wil Joop niet vertellen wie de man was met wie ze zo ‘schandelijk’ over straat liep en daarom schrijft de directrice een brief aan Joops vader. Wanneer de grap uitkomt moet Paps er hartelijk om lachen. In Een Hollandsch meisjes op een Engelsche kostschool en De plaats

waarop gij staat worden school en opleiding wisselend gewaardeerd. Suze blijkt baat te

hebben bij de Engelse kostschoolopleiding, maar is niet altijd te spreken over de Engelse normen en waarden. Ook Ruut klaagt over de handwerkopdrachten van de kweekschool:

O, en als je nooit meer eerst een lapje hoeft te breien, om er als ’t klaar is met een gloeiende breinaald een gat in te branden, alsof je je eigen konijn ging slachten – en dan dat gat weer te moeten dichtmazen! – En er dan nog een onvoldoende voor te krijgen, omdat je de mindering een toer te hoog hebt gemaasd! Als ik eens in plaats van al die opzettelijke gaten mijn bloed-eigen kousen had mogen maken, zou ik dan een voorbeeldig net meisje zijn.164

Toch ziet Ruut het nut van haar opleiding in: een diploma betekent vrijheid. Een baan als juffrouw zorgt ervoor dat ze zichzelf kan onderhouden en vrij is om haar eigen leven in te richten. In De Bikkel wordt het gymnasium vooral positief gewaardeerd. Het klaslokaal is de plaats waar de groep wordt voorbereid op het volwassen leven en waarin de leerlingen

164

groeien in hun vaardigheden en kennis. Op het gebied van scholing en onderwijs is er in de meisjesboeken sprake van een ontwikkeling. Het onderwijs neemt in de loop der jaren een meer prominente rol in. In sommige gevallen volgen de hoofdpersonages een vervolgopleiding die hen moet voorbereiden op een baan als verpleegster of onderwijzeres. In latere boeken volgen de hoofdpersonages ook hoger onderwijs. Zo studeert Babs Frans, gaat Inger naar het gymnasium en heeft ook Wil een studie afgerond. Met name in De Bikkel speelt het onderwijs een belangrijke rol. Het gymnasium moet de leerlingen voorbereiden op een vervolgstudie en de toekomst die hun te wachten staat. Wat ze op het gymnasium leren draagt dan ook bij aan hun ontwikkeling naar volwassenheid.

De schoonheid der natuur

In de meisjesboeken waarin aandacht aan de natuur wordt besteed, wordt er altijd lovend gesproken over het platteland. Vaak wordt de rust en de schoonheid van het platteland afgezet tegen het rumoer van de grote stad. Zo vindt Suze Londen een interessante stad en kijkt ze haar ogen uit, maar zou ze nooit in zo’n grote stad willen wonen. Ze zou er de rust van de natuur erg missen.165 Ook Beugeltje vindt Den Haag maar niets. Ze mist het dorp waar haar vader huisarts is en verlangt naar het rustige leven dat het gezin daar leidt. Ruut, die in een stad woont, ziet in hoe mooi het plattelandsleven is wanneer ze bij familieleden mag komen logeren. Ze voelt zich er dadelijk thuis en geniet met volle teugen:

Het was een nieuwe, overweldigende vreugde je hoofd te leunen tegen den zachten bast van den berkestam en met je handen gevouwen in je schoot uit te zien over de oneindige schoonheid – de fijne eenzame boompjes, werden donkerder en scherper, de ondergaande zon weerkaatste in de vierkante ruitjes van de lage huisjes met de geitenstalletjes en de vlierheggetjes rondom de tuintjes; het leken sprookjeshuisjes met gouden vensters. Uit een schoorsteen kronkelde een recht blauw rookzuiltje. Het zou goed zijn hier te blijven zitten in den wijden avondvrede.166

De natuur heeft op veel van de hoofdpersonen een gunstige invloed. Zo ziet Ruut in hoe mooi de wereld eigenlijk is. Voor Suze betekent een natuurlijke omgeving dat ze zich kan ontspannen. Zo ebben haar woedeaanvallen weg wanneer ze een tijdlang naar een schaapskooi zit te kijken en trekt ze zich op de kostschool graag terug in de tuin om haar emoties onder controle te krijgen. Ook op Babs blijkt een natuurlijke omgeving een positieve invloed te hebben. Wanneer haar affaire met André uitkomt, mag ze met de familie van Deetje op vakantie om los te komen van André. Aan een meer in Italië ontmoet ze Frank en lijken Babs problemen te zijn opgelost. Tegenover de positieve invloed van een natuurlijke en landelijke omgeving, wordt in sommige meisjesboeken de slechte invloed van de stad geplaatst. Tonnies moeder en zus gaan vaak naar de stad om het plattelandsdorp voor even te ontvluchten en vermaken zich daar met het kopen van kleding, terwijl ze zich thuis nuttig hadden kunnen maken. De invloed van de stad wordt nog duidelijker uitgedrukt in Het

Beugeljong, waar Beugeltjes moeder naar oma in de stad verhuist. Daar vermaakt moeder zich

met late feestjes en vergeet ze de plichten die ze als moeder heeft. Wanneer Beugeltje en Joop bij haar komen wonen, wordt ook Joop beïnvloed door de stadse gewoonten van haar moeder. Joop gaat ’s avonds laat uit en kan de volgende ochtend maar met moeite opstaan. Haar prachtige cijferlijst weet ze niet op te houden en Joop lijkt niet echt gelukkig. Bij Dona en Wil valt op hoe dicht zij bij de natuur staan. Dona trekt er graag ’s ochtends vroeg met haar paard op uit en trekt dan de bergen in. De geluiden die zie onderweg tegenkomt klinken voor haar als muziek die door haar lichaam zingt. Tante Alve is bang voor het vertrouwen dat de Javanen in de natuur stellen. Ze is woedend wanneer Dona kruiden onder het kussen van haar nichtje legt die haar zouden doen helpen genezen. Pas wanneer Dona’s moeder voor enige tijd

165

Een Hollandsch meisje, 75.

166

overkomt, kan tante Alve meer respect opbrengen voor de inlandse gebruiken. Ook Wil staat dicht bij de natuur. Ze weet zichzelf te redden in de woeste natuur rondom het bedrijf van haar oom en ze heeft geleerd om op de instincten van haar paard te vertrouwen.

De sterke waardering voor de natuur in de meisjesboeken kan worden gekoppeld aan de opvattingen over ‘vrouwelijkheid’. ‘De vrouw’ wordt expliciet met het natuurlijke verbonden en zou dichter bij de natuur staan dan ‘de man’. ‘Vrouwelijkheid’ wordt daardoor in verband gebracht met eigenschappen als een sterke intuïtie. Dat de hoofdpersonen de natuur zo sterk waarderen kan dan ook als een ‘vrouwelijk’ kenmerk worden gezien. De voorliefde voor de natuur ligt in het karakter van ‘de vrouw’ verankerd. Dit is ook zichtbaar in de karakters van de hoofdpersonages. De ‘natuurlijke’ hoofdpersonages voelen zich verbonden met de natuur en functioneren dan ook beter in een natuurlijke omgeving, terwijl de gekunstelde personages een sterke afkeer van het plattelandsleven hebben. Zij zouden het liefst naar de stad trekken, om zich daar te laven aan alle geneugten die het stadse leven met zich meebrengt.

Samenvattend

In de geanalyseerde meisjesboeken spelen het huis, de school en de natuur een belangrijke rol. Deze plaatsen worden op verschillende manieren gewaardeerd en kunnen op verscheidene manieren met ‘vrouwelijkheid’ worden verbonden. Voor een veilige en prettige thuissituatie lijkt een moederfiguur in vrijwel alle gevallen een essentiële voorwaarde. Hieruit blijkt hoe sterk men ervan was overtuigd dat een vrouw thuis hoorde. De aandacht voor de scholing van de hoofdpersonen valt te bezien in het licht van de nog relatief nieuwe opleidingsmogelijkheden voor meisjes. De rol die het onderwijs in de meisjesboeken speelt wordt in de loop der jaren steeds groter. Tenslotte is de duidelijke waardering van de natuur als ‘vrouwelijk’ te zien, omdat ‘vrouwelijkheid’ sterk met het natuurlijke wordt verbonden.