• No results found

Tot slot dient de rechter te komen tot de waardering van zijn onderzoek over de bewijsbeslissing. Al het voorgaande tezamen benomen: is volgens de rechter buiten redelijke

217 Lettinga, Proces 2015 (94) 1, p. 53. 218 Lettinga, Proces 2015 (94) 1, p. 55. 219 Zie paragraaf 4.3.2.

220 Zie daarvoor de zaken uiteengezet in paragraaf 4.3 en in het bijzonder paragraaf 4.3.1. 221 Zie paragraaf 4.3.1.

222 Lettinga, Proces 2015 (94) 1, p. 55. 223 Stevens, Strafblad 2017/19, onder punt 4. 224 Stevens, Strafblad 2017/19, onder punt 4.

Pagina 47 van 52

twijfel vast komen te staan dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd? Ik meen dat, gelet op het belang van het afwegen van scenario’s, deze bewijsstandaard niet te veel is gevraagd.

Paragraaf 5.6: Conclusie

Met het in dit hoofdstuk besproken redeneerschema kan naar mijn mening meer inzicht worden gekregen in de stappen die de strafrechter dient te maken in zijn bewijsbeslissing. Het is daarbij van belang dat de strafrechter bekend is met waarschijnlijkheidsredenatie. Dit kan namelijk de redenatie en motivering op een valide en controleerbare manier structureren.

Tot slot wil ik benadrukken dat de bewijsbeslissing een rechterlijke, maar ook vooral een menselijke taak blijft. Het is daarom onvermijdelijk dat er fouten worden gemaakt. We moeten erop vertrouwen dat het strafprocesrecht, motiveringsvereisten en inzichten in het redeneerproces zoveel mogelijk een juiste, waarheidsgetrouwe bewijsbeslissing in de hand werken. Verlies van dat vertrouwen in de rechterlijke macht zou chaos betekenen. Het belangrijkst is dat we kritisch blijven, vragen blijven stellen en leren van fouten uit het verleden. En daarbij de bewijsbeslissing vooral aan de strafrechter overlaten.

Pagina 48 van 52

Literatuurlijst

Literatuur

Aben, E&R 2011-2

D.J.C. Aben, ‘Trial and Guess’, Expertise en Recht 2011-2, p. 45-51.

Berger & Aben, E&R 2010-2

C.E.H. Berger & D.J.C. Aben, ‘Bewijs en overtuiging: Rationeel redeneren sinds Aristoteles’, Expertise en Recht 2010-2, p. 52-56.

Berger & Aben, E&R 2010-3

C.E.H. Berger & D.J.C. Aben, ‘Bewijs en overtuiging: Redeneren in de rechtszaal’, Expertise en Recht 2010-3, p. 86-90.

Berger & Aben, E&R 2010-5/6

C.E.H. Berger & D.J.C. Aben, ‘Bewijs en overtuiging: Een helder zicht op valkuilen’, Expertise en Recht 2010-5/6, p. 159-165.

Bex e.a., AI and Law 2010

F.J. Bex, P.J. van Koppen, H. Prakken & B. Verheij, ‘A hybrid formal theory of arguments, stories and criminal evidence’, Artificial Intelligence and Law July 2010 (online).

Borgers, DD 2012/82

M.J. Borgers, ‘De toepassing van de bewijsminimumregel’, Delikt en Delinkwent 2012/82.

Buruma, DD 2010/42

Y. Buruma, ‘Ongemakkelijke lessen van Lucia’, Delikt en Delinkwent 2010/42.

Buruma, NJ 2010, 315

Y. Buruma, annotatie bij HR 23 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6929, Nederlandse Jurisprudentie 2010, 315.

Cleiren, in: T&C Strafvordering 2019

C.P.M. Cleiren, commentaar op artikel 350 Sv, in: Tekst & Commentaar Strafvordering, Deventer: Kluwer 2019 (boek en online).

Cleiren, THEMIS 2010-5/6

C.P.M. Cleiren, ‘De rechterlijke overtuiging. Een sprong met hindernissen’, THEMIS 2010-5/6, p. 259-267.

Cleiren & Dubelaar, Strafblad 2014/6

C.P.M. Cleiren & M.J. Dubelaar, ‘De betekenis van het scenariodenken voor het bewijs op grondslag van de tenlastelegging en de rechterlijke onderzoeksplicht’, Strafblad 2014/6.

Corstens & Borgers 2014

G.J.M. Corstens en M.J. Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2014 (achtste druk).

Pagina 49 van 52 Crombag e.a. 2006

H.F.M. Crombach, P.J. van Koppen & W.A. Wagenaar, Dubieuze zaken: De psychologie van strafrechtelijk bewijs, Amsterdam: Olympus 2006.

De reeks waarschijnlijkheidstermen van het NFI en het Bayesiaanse model voor interpretatie van bewijs 2017

De reeks waarschijnlijkheidstermen van het NFI en het Bayesiaanse model voor interpretatie van bewijs, vakbijlage van het NFI, versie 2.2, mei 2017.

Derksen 2014

T. Derksen, De ware toedracht: praktische wetenschapsfilosofie voor waarheidzoekers, Zutphen: ISVW 2014.

Van Dijk & Sonnemans, Rechtstreeks 4/2009

F. van Dijk & J. Sonnemans, ‘Kansrekening en strafrechtspraak: fouten bij beslissen onder onzekerheid’, Rechtstreeks 4/2009, p. 7-48.

Dubelaar, E&R 2016-2

M.J. Dubelaar, ‘Vervanging van het begrip ‘rechterlijke overtuiging’ in het strafrecht?’, Expertise en Recht 2016-2, p. 49-51.

Dubelaar, E&R 2019-1

M.J. Dubelaar, ‘Nadere gedachten over de vervanging van het begrip overtuiging in strafzaken’, Expertise en Recht 2019-1, p. 1-3.

Dubelaar, in: T&C Strafvordering 2018

M.J. Dubelaar, commentaar op afdeling Derde Afdeeling Sv, in: Tekst & Commentaar Strafvordering, Deventer: Kluwer 2018 (boek en online).

Duker, DD 2012, afl. 6

M.J.A. Duker, ‘De verkorte bewijsmotivering bij bekennende verdachten: is er nog toekomst?’, Delikt en Delinkwent 2012, afl. 6, p. 550-567.

Enschedé, RMThemis 1966

Ch.J. Enschedé, ‘Bewijzen in het strafrecht’, RMThemis 1966, p. 488-518.

De Groot-Van Leeuwen e.a., Research Memoranda 2/2015

L. de Groot-van Leeuwen, M. Laemers, I. Sportel, ‘Het vonnis beter uitgelegd? Maatschappelijke effecten van beter motiveren in de strafrechtspraak’, Research Memoranda (Raad voor de Rechtspraak) 2/2015.

Gross, AR 2008.4

S.R. Gross, ‘Convicting the innocent’, Annual Review of Law and Social Science 2008.4, p. 173-192 (online).

Koopmans e.a. 2013

F.A.J. Koopmans, bewerkt door F.W. Bleichrodt, J.H.J. Verbaan & R.J. Verbeek, Het beslissingsmodel van 348/350 Sv, Deventer: Kluwer 2013 (dertiende druk).

Pagina 50 van 52 Van Koppen 2011

P.J. van Koppen, Overtuigend bewijs: indammen van rechterlijke dwalingen, Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2011.

Lettinga, Proces 2015 (94) 1

B. Lettinga, ‘Recht doen aan alternatieve scenario’s’, Proces 2015 (94) 1, p. 50-61.

Nijboer e.a. 2017

J.F. Nijboer, bewerkt door P.A.M. Mevis, J.S. Nan & J.H.J. Verbaan, Strafrechtelijk bewijsrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2017 (zevende, herziene, druk).

Pompe 1956

W.P.J. Pompe, ‘Het bewijs in strafzaken’. In: Vijf opstellen van Willem Pompe, Zwolle: 1956.

Prakken, E&R 2014-1

H. Prakken, ‘Strafrechtelijk bewijzen: met Bayes of met verhalen? Of is er een derde weg?’, Expertise en Recht 2014-1, p. 4-19.

Reijntjes, Strafblad 2014-6

J.M. Reijntjes, ‘Onbekend en onbemind. Het Nederlandse bewijsstelsel opnieuw ter discussie’, Strafblad 2014/6.

Rozemond, NJ 2014/328 en 329

N. Rozemond, annotatie bij HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:957 en HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, NJ 2014/328 en 329.

Schoep, in: T&C Strafvordering 2019

G.K. Schoep, commentaar op artikel 359 Sv, in: Tekst & Commentaar Strafvordering, Deventer: Kluwer 2019 (boek en online).

Sjerps 2012

M. Sjerps, Bewijskracht 10, volle vaart recht vooruit (oratie Amsterdam UvA), Amsterdam: UvA 2012.

Stevens, Strafblad 2017/19

L. Stevens, ‘Komt een verdachte met een alternatief scenario…’, Strafblad 2017/19.

Timmer e.a., INT J APPROX REASON 2017

S. Timmer, J.J. Meyer, H. Prakken, S. Renooij & B. Verheij, ‘A two-phase method for extracting explanatory arguments from Bayesian networks’, International Journal of Approximate Reasoning 2017, volume 80, p. 475-494.

Wigmore 1931

Pagina 51 van 52 Jurisprudentie

Rechtbanken

Rechtbank Amsterdam 15 oktober 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:7640. Rechtbank Rotterdam 12 juli 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:5584. Gerechtshoven

Gerechtshof Amsterdam 28 maart 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1219. Gerechtshof Amsterdam 24 juli 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3011. Gerechtshof Amsterdam 3 augustus 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3614. Gerechtshof Amsterdam 12 april 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1539. Gerechtshof Amsterdam 13 juni 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1969.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 maart 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2508. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3982. Gerechtshof Leeuwarden 16 mei 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BW5989. Hoge Raad

HR 20 december 1926, NJ 1927, 85 (De Auditu).

HR 1 februari 1972, NJ 1974, 450 ECLI:NL:HR:1972:AB3369 (Meer en Vaart). HR 16 februari 1982, NJ 1982, 411, ECLI:NL:HR:1982:AC7516 (Dakdekker). HR 21 december 1982, ECLI:NL:HR:1982:AC7813.

HR 28 februari 1989, ECLI:NL:HR:1989:AC3483 (Poppenmethode). HR 19 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0326.

HR 19 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0413.

HR 27 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0917 (Schoenmaker).

HR 19 oktober 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1600 (Moord en Doodslag). HR 5 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1947.

HR 19 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8873.

HR 25 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS1872 (Schiedammer Parkmoord). HR 24 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2897.

HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130 (Hennepkwekerij). HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0424 (Promis I).

Pagina 52 van 52 HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB3070.

HR 8 april 2008, NJ 2008, 231, ECLI:NL:HR:2008:BC5969 (Weerleggen Meer en Vaart- en Dakdekker-verweren).

HR 26 januari 2010, NJ 2010, 512, ECLI:NL:HR:2010:BK2094.

HR 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359 (Venrayse Moordzaak). HR 4 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4493. HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0060. HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3442, NJ 2012, 204. HR 8 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:848. HR 21 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:467.

GERELATEERDE DOCUMENTEN