• No results found

Dan komen we aan bij het meest ingewikkelde onderdeel van het schema: de falsificatie van de tenlastelegging. Hier komen de alternatieve scenario’s in het geding. De falsificatie is zowel van belang wanneer er een uitgebreid verweer is gevoerd wat opgevat kan worden als een alternatief scenario, als wanneer die er niet is.212 Dan zal de rechter zelf op zoek moeten gaan naar voor de hand liggende alternatieve scenario’s. Wanneer deze scenario’s niet te bedenken zijn – omdat het schuldig-scenario dusdanig sterk is en geen enkel bewijsmiddel wijst op een ander scenario – dan hoeft de falsificatie niet plaats te vinden. Wel is belangrijk dat de rechter niet al te gemakkelijk over deze stap heenstapt. Bij die vraag naar alternatieve scenario’s zijn twee vragen die Derksen stelt van belang:

1. Kan het schuldig-scenario überhaupt weerlegd worden, of is deze door zijn structuur geïmmuniseerd? Oftewel: wordt ontlastend bewijs zo uitgelegd dat dit ten onrechte belastend wordt voor verdachte?

209 Zie paragraaf 2.3.2; Conclusie bij HR15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600, r.o. 5.15.1. 210 Lettinga, Proces 2015 (94) 1, p. 56-57.

211 Conclusie bij HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0060, r.o. 10. 212 Zie ook Van Koppen 2011, p. 39 e.v.; Derksen 2014, p. 71 e.v.

Pagina 45 van 52

2. Was het mogelijk om bewijsmateriaal dat niet past bij het scenario aan te treffen? Oftewel: is er daadwerkelijk gezocht naar bewijsmateriaal wat het scenario zou kunnen ontkrachten en is dit ontlastende bewijs ook opgenomen in het dossier?213

Bij punt 1 verwijst Derksen naar de zaak Lucia de B., waarin al haar gedrag ten nadele van haar werd uitgelegd en zo het schuldig-scenario werd geïmmuniseerd. Wanneer zij ter zitting emoties toonde dan was dit geveinsd om haar ware aard te verhullen en wanneer zij emotieloos was, was dit blijk van haar meedogenloosheid.214

Wanneer het schuldig-scenario niet geïmmuniseerd is en ook gezocht is naar bewijsmateriaal wat het scenario zou kunnen ontkrachten, dan kan de rechter volstaan met het oordeel dat er geen relevante alternatieve scenario’s kunnen worden geconstrueerd. Wanneer het alternatieve scenario zijn weerlegging reeds vindt in de bewijsmiddelen, dan zal de rechter ook met die constatering kunnen volstaan.

Vervolgens hebben we dan de situaties waarin een alternatief scenario onwaarschijnlijk of ongeloofwaardig is, dan wel niet aannemelijk is geworden. Wat een gemis is, is dat de Hoge Raad in het Venrayse Moordzaak-arrest niet heeft uitgelegd wat hij nu met de begrippen ‘onwaarschijnlijk’, ‘ongeloofwaardig’ en ‘niet aannemelijk geworden’ bedoelt. In de volgende paragrafen zal ik mijn visie op de invulling van deze begrippen geven.

5.4.1 Alternatief scenario onwaarschijnlijk

Voor onwaarschijnlijke scenario’s heeft de Hoge Raad aldus in het Venrayse Moordzaak-arrest bepaald dat deze geen gemotiveerde weerlegging behoeven.215 Het lijkt mij alleen al om die reden van belang dat niet al te gemakkelijk wordt aangenomen dat een scenario onwaarschijnlijk is.216 Het lijkt mij dat het in deze situaties gaat om alternatieve scenario’s die a priori al zó onwaarschijnlijk zijn, dat verder onderzoek naar de aannemelijkheid van het scenario niet nodig is. Zie voor een voorbeeld van zo’n zaak de in paragraaf 4.4.1 beschreven zaak waarin een zódanig onwaarschijnlijk complotscenario werd geschetst, dat het hof daar verder geen onderzoek naar behoefte te verrichten. Daarbij kan van belang zijn de hoeveelheid aan onafhankelijke gebeurtenissen die nodig zijn, wil het scenario daadwerkelijk zijn

213 Derksen 2014, p. 72. Derksen stelt ook nog een belangrijke derde vraag: “Past het positieve bewijsmateriaal

ook bij een alternatief scenario?” Oftewel: discrimineert het bewijsmateriaal tussen het schuldig-scenario en het alternatieve scenario (LR)? Deze vraag is uiteraard zeer belangrijk in de weging van het alternatieve scenario ten opzichte van het schuldig-scenario.

214 Derksen 2014, p. 74. 215 Zie paragraaf 4.1. 216 Vgl. paragraaf 4.4.2.

Pagina 46 van 52

gebeurd.217 Ook bijvoorbeeld scenario’s die feitelijk onmogelijk zijn (op twee plaatsen tegelijk zijn) of zéér onwaarschijnlijk zijn (‘aliens hebben het gedaan’), zouden wat mij betreft onder deze noemer mogen vallen.

5.4.2 Alternatief scenario ongeloofwaardig

Lettinga spreekt in het kader van de ongeloofwaardigheid van de “plausibiliteit van het scenario”.218 Hier sluit ik mij bij aan. In de besproken jurisprudentie komt naar voren dat de feitenrechter de volgende factoren mag laten meewegen:

a) dat de verklaring telkens weer opnieuw lijkt afgestemd te worden op nieuwe onderzoeksresultaten gedurende het onderzoek;219

b) het niet onderbouwen van een verklaring waar dat wel logisch of geëigend is;220

c) het pas op een zeer laat tijdstip aanvoeren van het verweer, op een moment waarop het scenario niet meer verifieerbaar is.221

5.4.3 Alternatief scenario niet aannemelijk geworden

Bij de aannemelijkheid stelt Lettinga dat het gaat om een ‘(controleerbare) overeenstemming met werkelijkheid’.222 Het gaat hierbij voornamelijk om alternatieve scenario’s die

onvoldoende zijn onderbouwd.223 Stevens stelt zich daarbij de vraag: “is de onderbouwing (of weerlegging) van het scenario juist niet iets wat object van onderzoek zou moeten zijn?”.224 Enerzijds meen ik dat van de verdachte wel het een en ander mag worden verwacht ter onderbouwing, zeker wanneer hij gemakkelijk steunbewijs kan bieden voor zijn alternatieve scenario. Anderzijds brengt de onschuldpresumptie met zich dat de verdachte in beginsel geen bewijs voor zijn onschuld zou hoeven leveren; er rust immers geen bewijslast op hem. Het is dus aan de rechter hier een balans in te vinden en zelf zo nodig onderzoek te doen naar een (serieus) alternatief scenario.

GERELATEERDE DOCUMENTEN