• No results found

In naam van de waarachtige God bidt Hendrik alle mensen die dit boek horen voorlezen, om hem in hun gebeden te gedenken, opdat God zijn ziel genadig zij: hij

heeft immers vele misstappen begaan en is een zondig mens. Moge de goede Sint

Servaas zijn ziel uit de klauwen van de boosaardige duivels houden, zodat ze hem

niet kunnen kwellen. Moge de grote heer uit Maastricht zijn ziel geleiden naar het

eeuwige licht en waarlijk vrij maken. In Gods naam moge dat zo zijn. Amen.

239

121

Laatste pagina van de Servaaslegende door Hendrik van Veldeke (Bibliotheek Rijksuniversiteit Leiden).

122

Toning run het dubbelkruis tijdens de plechtige ingebruikneming van de Servaasbasiliek na de restauratie, 1990.

Eindnoten:

130 Elfduizend Maagden: volgens de legende ondernam Ursula, de dochter van een Brits

christenkoning, met 11,000 gezellinnen een bedevaart naar Rome; tijdens de terugreis werden ze in Keulen koelbloedig door de Hunnen vermoord, omdat Ursula weigerde met Attila in het huwelijk te treden.

Literatuur: Jacobus de Voragine 807-812 & Goosen (1992b) 312-314.

131 De toenmalige [...] beroofd: Volgens Jacob van Maerlant (Spiegel historiael Derde Partie,

vierde boek, hoofdstuk 2-4) stierven Nicasius en zijn zus Eutropia de marteldood in Reims tijdens invallen van de Vandalen. Vgl. Goosen (1902b) 247-249.

132 Botelungs zoon: zo wordt Attila o.a. in het Nibelungenlied aangeduid.

133 Net zoals God een heilige (of diens dienaren) kan bijstaan met licht (zie noot 101), kan Hij de vijanden van een heilige tegenwerken door een bepaalde streek plotseling in diepe duisternis te hullen. Een soortgelijk wonder vertelt Veldeke later <2,1492-1515> bij de ‘herovering’ van Servaas' stoffelijke resten door Maastrichtenaren uit Quedlinburg.

De historische Lupus (± 395-478) wist in 451 Attila ervan le weerhouden het bisdom Troyes te verwoesten; Lupus begeleidde de koning der Hunnen als gijzelaar naar de Rijn; later werd hij ervan beschuldigd Attila - ná diens nederlaag - te hebben geholpen te ontsnappen; daarom trok hij zich twee jaar lang als kluizenaar terug in de bergen

Literatuur: LexMA 6,15.

134 Karel [Martel]: letterlijk ‘koning Karloman’<2,194>.

In middeleeuwse teksten worden wel vaker de daden van een bepaalde vorst toegeschreven aan een andere, beroemdere vorst (epische concentratie). Het mag dan ook niet uitgesloten worden, dat Veldeke en zijn publiek meenden dat met deze koning Karel de Grote werd bedoeld. Daarnaast blijken de invallen van de Hunnen (5e eeuw) zo'n indruk gemaakt te hebben, dat later binnenvallende volksstammen Hunnen genoemd worden. Veldeke doet dat in dit ‘hoofdstuk’ - overigens in navolging van zijn Latijnse bron - zowel met de Saracenen als met de

Longobarden: de eersten werden in 732 bij Poitiers door Karel Martel verslagen; met de laatsten werd in 754 door Pepijn III de Korte in Italië afgerekend.

Literatuur: Jansen (1978) 71-77 & De BoEK/van Herwaarden/Scheurkogel (1989) 44-60. Voor

het verschijnsel van de epische concentratie zie Stuip (1988), Voorwinden (1989) & van DEN BERG/BEsAMUSCA (1992).

135 het liep [...] af: de historische Attila stierf in 453 een natuurlijke dood. In Oudnoorse teksten

wordt hij echter vermoord. Hoogstwaarschijnlijk verwijst Veldeke naar een dergelijke, mondeling overgeleverde traditie omtrent Attila's dood; zie ook noot 78.

Literatuur: Huisman (1990).

136 wie [...] worden: vgl. Matteüs 23,12 & Lucas 14,11 & 18,14.

137 metten: getijden die worden gezongen vóór het aanbreken van de dag (in de regel omstreeks 3

uur 's nachts).

138 De almachtige God [...] hemel: zie noot 101.

139 Gregorius van Tours is de eerste die melding maakt van een sneeuwwonder op Servaas' graf. Totdat Monulfus een stenen kerk bouwt boven het graf van de heilige Servaas (zie Inleiding 2.1), valt er op het oorspronkelijke graf nooit één vlok sneeuw. Jacob van Maerlant vertelt in de Spiegel historiael (Derde partie, vijfde boek, hoofdstuk 27, 53-60) een dergelijk voorval ná de dood van Attila: bij Maerlant is de kerk echter ingestort. Dat de graven van heiligen worden beschermd tegen weersinvloeden, is een veel voorkomend hagiografisch motief.

Literatuur: Loomis (1948) 39 & van Dam (1988) 75-67.

140 Urcisinus: het handschrift <2,482> heeft ‘maximijn’; volgens de Vita (19,7) was Urcisinus de

derde bisschop van Maastricht; hij zou op 9 maart 413 overleden zijn.

Literatuur: De la Haye (1985) 34.

141 omdat dáár [...] lag: in de Middeleeuwen mochten geestelijken in de erfenis van hun familie

delen. Soms stichtten ze op hun landgoederen een klooster; soms schonken ze delen ervan aan kerkelijke instellingen, bijvoorbeeld aan een kapittel. Zo stichtte Ansfridus, bisschop van Utrecht (940/2-1010) twee abdijen, nl. in het Limburgse Thorn en in Hohorst bij Amersfoort.

Literatuur: Monna (1988).

142 een klein gehucht [...] heette: volgens de Vita (19) zou Monulfus - zodra hij de naam van het

dorp vernomen had - opgemerkt hebben: Quam bene [...] Legia ut elegerit eam Dominus ad

servitutis divine congruam privilegia [Hoe mooi, Legia! Alsof de Heer het op passende wijze

zou hebben uitverkoren voor privileges ten behoeve van de godsdienst]. Veldeke heeft in zijn vertaling de woordspeling Legia-elegerit-privilegia niet kunnen opnemen.

143 Sint Cosmas en Damianus: volgens de overlevering waren deze tweelingbroers arts; zij genazen

zieken - soms op miraculeuze wijze - zonder daarvoor iets in rekening te brengen; ze zouden tijdens de vervolgingen van keizer Diocletianus (284-305) in 287 zijn onthoofd.

Literatuur: Jacobus de Voragine 737-740 & Goosen (1992b) 110-113.

144 Later [...] bloed: volgens de legende keurde Lambertus de verhouding van de hofmeier Pepijn

van Herstal met Alpaïs af en excommuniceerde hij hen; Alpaïs beraamde daarop een

moordaanslag: op 17 september 674 werd Lambertus door Alpaïs' handlangers in de Cosmas-en Damianuskerk te Luik vermoord. Zijn lichaam zou op wonderbaarlijke wijze in eCosmas-en bootje naar Maastricht gevoerd worden waar het in de huidige Onze-Lieve-Vrouwekerk ter aarde werd besteld.

Literatuur: Jacobus de Voragine 719-720, De la Haye (1985) 64-71 & Goosen (1992b) 225-227.

145 Ebregisus: het handschrift heeft ‘Euergijs’ <2,542>.

146 Johannes [...] Amandus: in de tekst <2,543> worden ze omwille van het rijm in omgekeerde

volgorde genoemd.

147 Sint Hubertus [...] ontnam: de verplaatsing van de bisschopszetel van Maastricht naar Luik zou

hebben plaatsgevonden in 687-688.

Literatuur: De la Haye (1985) 73-79.

148 elevatio: hieronder wordt verstaan het opgraven en tentoonstellen van de stoffelijke resten van

een heilige; dit werd in de vroege Middeleeuwen beschouwd als een heiligverklaring. Na de

elevatio werden de relieken naar elders overgebracht (translatio) en opnieuw ter aarde besteld

(depositio). In de tweede helft van twaalfde eeuw gingen de pausen het recht opeisen om heiligen te canoniseren; maar pas in 1634 werden door Urbanus VIII (1623-1644) strenge regels dienaangaande uitgevaardigd.

Literatuur: LexMA 3,707-708 & 3,1811-182, De Grijs (1983), Bredero (1987) 156-201 & Snoek

(1989) 11-32 & 181-233.

149 Karel [de Grote]: wanneer de elevatio van Servaas heeft plaatsgevonden is niet bekend, maar

hoogstwaarschijnlijk ten tijde van Karel Martel (overleden 741). In de loop der tijden is Karel Martel gesubstitueerd door zijn kleinzoon Karel de Grote (768-814; epische concentratie; zie

noot 134). Van de laatste is bekend dat hij zowel Saksen als Saracenen bevocht: de eersten onderwierp hij in 774; de laatsten bevocht hij in 778 in Spanje (het beroemde Chanson de

Roland is de literaire verwerking van die noodlottige tocht).

Literatuur: Einhard 61-65. Habets (1882) 59-64, De la Haye (1988) 108-113, Stuip (1988) &

Spijker (1992).

150 Willegisus: uit de tijd van Karel de Grote is geen Parijse bisschop met die naam bekend.

151 in een visioen [...] waarheid mee: in heiligenlevens komt het vaker voor dat iemand van een

droomverschijning (een engel of de heilige zelf) aanwijzingen krijgt waar gezocht moet worden naar de stoffelijke resten van een heilige. Zo verschijnt in een Middelnederlands Leven van

Jeroen van Noordwijk (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 129G8, fol. 7Va-13Vb) de martelaar

Jeroen van Noordwijk aan een zekere Nobodo: de heilige zegt exact waar zijn graf is. Vgl. van Herwaarden (1992) 53-55 & 149-150.

152 Sint Hubertus [...] gehad had: volgens de legende kreeg Hubertus in een droom opdracht het

lichaam van Lambertus van Maastricht naar Luik over te brengen.

Literatuur: Doppler (1902) 181-183 & De la Haye (1985) 73-79.

153 Sint Monulfus hem had verheven [en overgebracht]: Servaas werd volgens Veldeke

oorspronkelijk begraven in de door hem - ten behoeve van de Tongerense relieken - gebouwde crypte (zie 1,3074-3085 & 1,3158-3180). Volgens de zesde-eeuwse geschiedschrijver Gregorius van Tours zou Monulfus ter ere van Servaas een grote kerk hebben laten bouwen waar hij Servaas' gebeente bijzette; zie Inleiding 2.1. In zijn uitweiding over Monulfus <2,496-539> maakt Veldeke overigens geen melding van die eerdere elevatio en translatio.

Literatuur: Vlekke (1935) 119-123 & De la Haye (1985) 43-45.

154 muskaat: het handschrift heeft ‘muskus’ <2,801>; (noot)muskaat is een plantaardige reukstof

(en in de Middeleeuwen een kostbaar specerij); dit in tegenstelling tot het dierlijke muskus dat nog steeds in de parfumindustrie wordt gebruikt.

155 Zodra ze het [...] opsteeg: het is een ‘gemeenplaats’ in vitae dat zodra het graf van een heilige

wordt geopend, een hemelse geur opstijgt. Die geur ‘bewijst’ dat het juiste lichaam is gevonden. De genoemde reukstoffen zijn niet alleen kostbaar, maar worden ook in de bijbel genoemd (bijvoorbeeld Hooglied 4,13-14 & 5,1).

Literatuur: Jacobus de Voragine 349-358, 358-360 & 408-410 & Loomis (1948)54.

156 een kruis [...] lag: in de Schatkamer van de Sint-Servaas te Maastricht bevindt zich een

borstkruis; dit kruisje werd vermoedelijk in augustus 1039 door keizer Hendrik III aan het Servaaskapittel geschonken; zie ook noot 214.

Literatuur: Koldeweij (1985) 173-194.

157 monile: een klein, rond borstsieraad; de monile werd tot circa 1800 in de Schatkamer van de

Servaaskerk bewaard; hij dateerde waarschijnlijk uit de tiende of het begin van de elfde eeuw.

Literatuur: Koldeweij (1985) 161-173.

158 bisschopsstaf: de staf, die in de Schatkamer van de Sint-Servaas wordt tentoongesteld, dateert

uit het einde van de twaalfde eeuw. De ‘echte’ staf zou door keizer Hendrik I de Vogelaar (919-936) aan de stiftskerk in Quedlinburg zijn geschonken, zoals Veldeke later <2,1134-115> verhaalt; vgl. noot 173.

Literatuur: Koldeweij (1985) 132-144.

159 de sleutel [...] bewaard: de Servatiussleutel in de Schatkamer van de Sint-Servaas dateert uit

het begin van de negende eeuw.

Literatuur: Koldeweij (1985) 61-128.

160 het zijden kleed [...] zweetdoek: in de Servaaskerk werd - naast het lijkkleed en de zweetdoek

- nog een derde hemelse doek bewaard (vgl. Jacob van Maerlant: Spiegel historiael, Derde partie, vijfde boek, hoofdstuk 27, 61-64); alle drie de doeken zijn ná 1579 zoek geraakt.

Literatuur: Koldeweij (1985) 197-207.

161 Exsurge [...] niet meer!: deze zinsnede is ontleend aan Psalm 44,24; ‘O. ontwaak! waarom

sluimert Gij, Heer? ontwaak - verwerp ons niet voor immer’. 162 Een helder licht [...] wonder: zie noot 101.

163 een en ander [...] juni: Septimo ydus junij <2,944> is weggelaten, omdat Veldekes volkstalige

uitleg - en dus onze vertaling - nog volgt. Over het jaar waarin de elevatio plaatsvond, verschillen de bronnen van mening. Zie noot 149.

164 hofdag: in de Middeleeuwen riepen de vorsten (leenheren) hun vazallen (leenmannen) een

aantal keren per jaar bijeen om recht te spreken en wederwijds de belofte van trouw te hernieuwen. Het ‘officiële’ gedeelte werd meestal gevolgd door allerlei feestelijkheden. In de

(Arthur)literatuur worden gewoonlijk vier hofdagen per jaar gehouden: met Pasen, met Pinksteren, op Sint-Michaëlsdag (29 september) en met Kerstmis.

Literatuur: Bumke (1986) 257-295.

165 een vrouw: het handschrift heeft ‘man’ <2,963>, maar in 2,965 wordt daarnaar verwezen met

‘haer’.

166 In vitae is het genezen van zieken op of bij het graf van de heilige een traditioneel gegeven. Soms nam dit nogal bizarre vormen aan. Zo vertelt Gregorius van Tours dat mensen zelfs genazen op het graf van een vrouw die een sandaal van de martelaar Epipodius had opgeraapt. Ná de moord op Thomas Becket (29 december 1170) werd de kathedraal van Canterbury enkele dagen gesloten, opdat de kanunniken in staat waren de bloed- en hersensporen weg te poetsen; het ‘afval’ werd echter zorgvuldig bewaard en later - al dan niet vermengd met water - als (geneeskrachtige) relikwie verkocht.

Wat geesteszieken betreft nam men op grond van Matteüs 8,28-32 (Christus drijft duivels uit; vgl. Marcus 5,1-20 & Lucas H. 8,26-39) aan dat een geestelijk gestoorde door een duivel of boze geest bezeten was. De zieke was genezen, zodra de demon het lichaam verlaten had.

Literatuur: Loomis (1948) 103-106. Beek (1969) 129-138, Ward (1987) 33-30 & 89-109 &

van Dam (1988) 70.

167 In dit ‘hoofdstuk’ worden iwee episodes uit de geschiedenis van Lotharingen beschreven. De eerste <2,1008-1052> gaat over de invallen van de Vikingen: tussen 880 en 892 stroopten ze het gebied tussen Maas en Rijn af. Dit geschiedde na de dood van Karel de Kale (840-877); hem was bij het Verdrag van Verdun (843) het Westfrankische Rijk ten deel gevallen; vanaf 870 (Verdrag van Meersen) voerde hij bovendien het bewind over Lotharingen; in 880 (Verdrag van Ribemont) werd Lotharingen toegewezen aan Karel de Kales kleinzoon, Lodewijk III de Jongere, die reeds over het Oostfrankische Rijk regeerde (879-882).

De tweede episode <2,1053-1123> behandelt het aan-de-macht-komen van de Saksische hertog Hendrik. In 2,1124-1171 wordt verteld dat deze Hendrik de abdij te Quedlinburg stichtte, waar hij ook begraven werd. Op grond van dit gegeven kan deze Hendrik geïdentificeerd worden met Hendrik I de Vogelaar, die in 919 koning van Duitsland werd; hij overleed op 2 juli 936. Deze gebeurtenissen hebben zich afgespeeld ná de regering van Lodewijk het Kind (899-911). Doordat Veldeke - in navolging van zijn Latijnse bron - alleen de voornamen en niet de bijnamen van de Duitse koningen geeft <2,1053-1054; 2,1061 & 2,1106> en bovendien twee historisch te onderscheiden periodes (invallen van de Vikingen & de regering van Hendrik I) met elkaar verbindt, is zijn verhaal nogal verwarrend. Het moet bovendien niet worden uitgesloten, dat twaalfde-eeuwers Karel en Lodewijk identifeerden met Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome (epische concentratie; zie noot 134).

Literatuur: Jansen (1965) 45-46, Alberts (1972) 34-39, Jansen (1978) 79-87, Alberts (1979)

1-8, Linssen (1985) 1-8, De Boer/van Herwaarden/Scheurkogel (1989) 69-74 & LexMA 5,967-969.

168 Vikingen: letterlijk ‘het Deense volk’ <2,1009>.

169 Maastricht: de stad werd in 881 door de Vikingen geplunderd. Literatuur: Alberts (1972) 34-35.

170 weer anderen [...] misdaad: dat dieven of plunderaars blijven vastzitten op de plaats van de

misdaad of aan de voorwerp van hun diefstal is een bekend sprookjesmotief. In de vierde-eeuwse

Historia monachorum in Aegypto [Geschiedenis van de monniken in Egypte] wordt Theon, een

der woestijnvaders, 's nachts belaagd door rovers, maar dankzij zijn gebed blijven ze op de deurdrempel als vastgenageld staan; de volgende ochtend laat Theon hen weer gaan; daarop tonen alle rovers berouw en treden in een klooster in.

Literatuur: Grimm 183-184 & 478 (De gouden gans), Loomis (1948) 55-57 & 97-102 & Russell

(1981) 68.

171 De hertog [...] hof: het dragen van het koningszwaard tijdens officiële hofdagen was een

ceremoniële erefunctie. Hel zwaard maakte immers deel uit van de insignia (koninklijke waardigheidstekenen); het was het symbool van de koninklijke macht.

Literatuur: Bumke (1986) 206-211.

172 Deze hertog Hendrik: hij kan geïdentificeerd worden met Hendrik I de Vogelaar (919-936);

zie noot 167.

173 stola en staf: in de stiftskerk te Quedlinburg wordt de tiende-eeuwse ‘Sanct Cervacius Stap’

keizer Otto III in 999 aan zijn zus Adelheid, de abdis van het klooster, zijn geschonken. Over de stola is verder niets bekend.

Literatuur: Koldeweij (1985) 141-144, Leopold/Flemming (1988) 32 & Rienäcker (1990)

19-20.

174 Het ‘vrije’ [...] gesticht: Quedlinburg wordt in 922 voor het eerst genoemd in een oorkonde

van Hendrik I de Vogelaar (919-936). Het was zijn voornaamste verblijfplaats (Palts). In 936 werd hij er begraven; zijn weduwe Mathilde stichtte er een klooster voor adellijke dames (stift); hun zoon Otto begiftigde dit klooster royaal met landerijen en zorgde ervoor dat het een vrij kerkelijk gebied bleef. In 966 werd Mathilde, de kleindochter van Hendrik I, de eerste abdis.

Literatuur: Leopold/Flemming (1988) 1-6, Rienäcker (1989) 3-7 & 28 & Rienäcker (1990)

2-8.

175 Toen deze [...] besteld: Hendrik I de Vogelaar (919-936) overleed op 2 juli 936 en werd in

Quedlinburg begraven.

176 Zijn edele vrouw: Mathilde (de tweede vrouw van Hendrik I de Vogelaar en moeder van keizer

Otto I) stichtte het vrouwenklooster (stift) in Quedlinburg (zie noot 174). Zij overleed in 968 en werd naast haar man in de crypte bijgezet.

Literatuur: LexMA 6,390-391.

177 zijn geliefde kind [...] viel: Otto I (912-973) werd in 936 - ná de dood van zijn vader (zie noot

175) - in Aken tot koning gekroond; in 951 trok hij Italië binnen en liet hij zich tot koning der Longobarden kronen; de paus weigerde echter hem toen tot keizer te kronen; in 961 ondernam hij wederom een krijgstocht naar Italië; op 2 februari 962 werd hij door paus Johannes XII (955-964) alsnog in Rome tot keizer gekroond.

Literatuur: LexMA 6,1563-1567.

178 Kennelijk geschiedt deze translatio van Servaas' stoffelijke resten naar Quedlinburg met instemming van de heilige: enerzijds gebeuren er onderweg allerlei wonderen ten gunste van de ‘rovers’; anderzijds blijkt elders in het tweede boek dat Servaas zeer wel in staat was zijn eigendommen te beschermen (vgl. van Herwaarden (1992) 138 & 173). Wellicht is het ‘overbrengen’ van de relieken naar Quedlinburg door Jocundus opgenomen om daarna de gerechtvaardigde diefstal van de relieken door de Maastrichtenaren uitvoerig te kunnen beschrijven. In de negende en tiende eeuw ‘steeg’ een heilige ‘in waarde’ als zijn stoffelijke resten gestolen waren. Binnen de hagiografische traditie ontstonden zelfs ‘regels’ voor dergelijke

furta sacra (heilige diefstallen). Daar Veldeke zijn Latijnse bron nauwkeurig volgt, is zijn

beschrijving van de herovering van de Servaasrelieken ‘klassiek’ te noemen.

Literatuur: Geary (1990).

179 koster [...] uitgaan: tot de taken van de koster (van het Latijnse custos, bewaker) behoorde o.a.

het bewaken van de kerkschatten (boeken, liturgische gewaden, relieken en reliekhouders) en de zorg voor de verlichting (kaarsen en olielampen).

Literatuur: Tagage (1984) 419-422.

180 die hun zoveel licht gaf alsof het dag was: het handschrift heeft ‘Die haer herte verlichte als

der dach’ <2,1367: die hun harten verlichtte net als overdag>. Eerder (nl. in 2,1348) heeft Veldeke verteld dat alle lichten uit waren. Het lijkt dientengevolge logischer dat Servaas zijn dienstmannen met licht bijstaat, zodat ze uit Quedlinburg kunnen ontsnappen. Vgl. Frings/Schieb (1956); ‘de hen luchte alse der dach’ (vs. 4620). Zie ook noot 101.

181 en namen de stoffelijke resten van Sint Saraas mee naar buis: letterlijk ‘Ze lieten hetgeen

waarvoor ze gekomen waren, niet na’ <2,1377-1378>.

182 Toen men [...] luiden: naast lichtwonderen komen ook regelmatig geluidswonderen (vooral

klokgelui) voor in hagiografische geschriften.

Literatuur: Loomis (1948) 52-54.

183 Het zuivere licht [...] God: zie noot 101.

184 Hoe ze de heilige [...] gaan: zie noot 133.

185 Bovendien [...] benen: zie noot 170 & 196.

186 net zoals [...] leidde: zie Exodus 13,17-14,31.

187 keizer: letterlijk ‘koning’ <2,1544>. Ofschoon niet alle Duitse koningen tot keizer gekroond

zijn (zie noot 4), hebben we - zoals gebruikelijk is - hier (evenals in 2,1547, 1555 & 1563) het woord ‘koning’ vervangen door ‘keizer’.

188 Deze Otto [...] Grieken: Otto II (955-983) leidde - overigens met weinig succes - in juli 982

een veldtocht tegen de Saracenen en Byzantijnen in Apulië (Zuid-Italië); vandaar dat Veldeke hier spreekt over ‘Grieken’.

189 bleef [...] onbeschermd: een toespeling op het feit dat Otto III (983-1002) pas 3 jaar was toen

zijn vader overleed.

190 Vóórdat [...] gekozen: in principe was de Duitse koning de primus inter pares, gekozen door

de vorsten (de keizerkroning vond pas later plaats; zie noot 4). Veelal liet een koning bijtijds een van zijn zonen tot opvolger kiezen; dat lukte telkens vier of vijf generaties; clan werd er weer een telg uit een ander ‘huis’ gekozen.

Literatuur:Jansen (1978) 150-172 & 200-204 & De Boer/van Herwaarden/Scheurkogel (1989)

79-85 & 97-101.

191 een landgoed [...] is: uit oorkonden van het Servaaskapittel blijkt dat het kapittel beschikte over

verschillende landgoederen en wijngaarden aan de Moezel, o.a. bij het dorpje Güls; zie noot 195.

192 eer: in de Middeleeuwen heerste aan de adellijke hoven een schaamte-cultuur: men was beducht

om in opspraak te komen en zo doende zijn goede naam (= eer) te verliezen.

Literatuur: Van Oostrom (1987) 282-293.

193 ze lusten [...] stand: in de middeleeuwse rechtspraktijk moest als er een misdrijf gepleegd was

(ook na geweldsdelicten), een verzoening tot stand komen. Het was dan niet voldoende dat een benadeelde partij haar eigendommen terugkreeg; er moest ook zoen- of smartegeld betaald worden.

Literatuur: Hermesdorf (1947) 76-85 & Berents (1985) 95-104.

194 De heren [...] verzoek: het lichaam van Sint Servaas werd in 944 naar Duisburg gebracht om

de klacht, die de kanunniken van het Servaaskapittel tegen een opdringerige graaf hadden, voor Otto I (936-973) kracht bij te zetten.

Literatuur: Deeters (1970) 31-32 & 39.

195 Güls: in de oorkonden van het Servaaskapittel wordt enkele malen melding gemaakt van het

dorpje Güls. Zo ruilden de kanunniken van Sint-Servaas in 1126 hun landgoederen in Monesheim en Dienheim tegen de kerk in Güls, met al wat daarbij hoorde.

Literatuur: Doppler (1930) 224, 230, 239-242, 254-257, 305 & 307.

196 Als jullie [...] vinden: dat misdadigers de plaats van het misdrijf niet kunnen verlaten, is een

wijd verbreid sprookjesmotief (zie noot 170). Veldeke zelf vergelijkt de straf van de kinderen met die van Lots vrouw (zie ook noot 198).

197 tot ná drie uur 's middags: letterlijk ‘totdat de noen (d.w.z. het negende uur van de dag) voorbij

was’. Vgl. noot 124.

198 in een steen: volgens Genesis (19,26) veranderde Lots vrouw in een zoutpilaar, toen ze - tegen

het uitdrukkelijke bevel van God in - toch omkeek naar de verwoesting van Sodom en Gomorra. 199 Gijsbrecht: hij is te identificeren met de historische Giselbert (overl. 939); in 928 kwam de

Servaaskerk te Maastricht in zijn bezit; zie ook Inleiding 1.1.

Literatuur: Doppler (1930) 224-225, Linssen (1985) 14-25, van Leusden (1986) 145-147 & LexMA 4,1466.

200 keizer: letterlijk ‘koning’ <2,1765>. Vgl. 2,1767 (keyser) & 2,1774 (coninck). Vgl. noot 187.

201 de hooggeprezen [...] genomen: Giselbert was niet gehuwd met een dochter, maar met een

zuster van keizer Otto I (936-973). Veldeke volgt hier de Vita (34,12) waar Giselbert de schoonzoon van Otto de Grote (Ottonis Maioris gener) wordt genoemd en van zijn keizerlijke schoonvader (socero imperatore) Maastricht als leen omvangt.

Gerberga (ca. 913-968) was de dochter van Hendrik I de Vogelaar (919-936). Ná de dood van Giselbert (oktober 939) huwde zij met koning Lodewijk IV van Frankrijk. In oorkonden van het Servaaskapittel wordt zij genoemd als schenkster van het dorp Echt aan het kapittel.

Literatuur: Doppler (1930) 225 & LexMA 4,1300 & 4,1466.

202 [een paleis]: in de tekst <2,1775> worden Gijsbrechts bouwactiviteiten niet nader gespecificeerd.