‘Dat denk jij, omdat je geen flauw benul hebt wat godsdienst eigenlijk is. En laat
jij eens gelijk hebben, dan is er voor mijn gevoel het groote gevaar - wat voor jou
natuurlijk niets is, maar ik vind het vreeselijk - dat zij haar geloof verliest en dus
voor eeuwig ongelukkig wordt.’
‘Mijn hemel Frits! geloof jij dat werkelijk, van die eeuwige verdoemenis?’
‘Ja zeker, want het staat in den Bijbel.’
‘Ik weet niet wat en hoe 't in den Bijbel staat, maar je kunt toch met je gewone
gezond-verstand en billijkheidsgevoel wel nagaan dat dit nonsens is. Denk je nu
heusch dat God, die Liefde is - dat zeggen jelui immers - millioenen bij millioenen
menschen heeft geschapen alleen om ze bij massa's naar de hel te leiden? Dan zou
die Liefde-God erger barbaar zijn dan Nero. En dan de kinderen, die jong sterven,
waar komen die?’
‘Dit is weer echt zooals jelui altijd doen. Je gaat problemen stellen, die je weet
dat ik niet kan beantwoorden, en niemand. Wat weten wij menschen van 't Goddelijke
scheppingsplan? waarom God het zóó gedaan heeft en niet anders - dat kunnen wij
immers niet begrijpen. Maar we weten toch zooveel, dat God
niet Liefde alleen is, maar ook Heiligheid en Rechtvaardigheid; dat Hij als de Heilige
den eisch stelt van volkomen reinheid en zondeloosheid. Wij menschen zijn gevallen
door eigen schuld, dus de Rechtvaardigheid eischt straf daarvoor; de zonde is oneindig
groot, dus de straf moet dat ook zijn. Je zoudt gelijk hebben met God een Nero te
noemen, als Hij de menschen schiep om ze onherroepelijk te doemen tot eeuwig
ongelukkig zijn. Maar je weet toch dat Christus gekomen is op de wereld om aan de
verlorenen vèrlossing te brengen van de zonde en den vloek daarvan; en feitelijk zijn
ze allen verlost, de verlossing is algemeen, niemand behoeft dus verloren te gaan.
God heeft de menschen door Christus' zoendood allemaal behouden, niet één
uitgezonderd - noem je dat geen Liefde? Wij zondaars hebben maar één ding te doen:
de genade van Christus aan te nemen. 't Is zoo eenvoudig mogelijk. God heeft dan
van Zijn kant gedaan wat er te doen is, wij moeten alleen maar behouden willen
worden. 't Is net of iemand in 't water ligt en je gooit hem een reddingsgordel toe:
als hij zelfmoordenaar is, pakt hij dien niet, maar dan is 't zijn eigen schuld, niet die
van dengenen die hem wilde redden. Wil hij behouden worden, dan pakt hij den
gordel wèl. Zoo
is 't met de menschen ook. Maar er zijn veel menschen die niet gered w i l l e n worden
door Christus, die hoogmoedig zijn en zichzelf in den hemel willen brengen; en dat
kan niet. Jezus heeft zichzelf den Weg genoemd, en gezegd dat niemand tot den
Vader komt dan door Hem; ieder die eigenzinnig de toegestoken hand weigert en
een eigengekozen weg wil inslaan, moet dan maar de gevolgen dragen. God wil alle
menschen gelukkig maken, maar de zondaars willen niet. Er zijn natuurlijk ook
heidenen, die nooit van Jezus gehoord hebben, die dus niet in Hem konden gelooven,
maar er staat in den Bijbel dat die naar hun geweten geoordeeld worden. In elk geval
is 't onze plicht hun zoo spoedig mogelijk de blijde boodschap te brengen van hun
verlossing door Christus, en daarom moet elk waar Christen veel voor de zending
doen; als wij dat niet doen, zijn wij verantwoordelijk voor elke ziel, die die boodschap
niet ontvangen heeft en die verloren gaat door onze nalatigheid.’
‘Daar is die verloren ziel dan toch niet mee geholpen, met jou
verantwoordelijkheid!’ zei Willem even er tusschen door.
‘Stil nu, ik ben nog niet klaar. Dat zal trouwens God wel naar rechtvaardigheid
beslissen, daar hoeven
wij ons niet over ongerust te maken. En de kinderen, die komen zeker in den hemel,
zoolang ze niet met oordeel des onderscheids willens en wetens Christus hebben
kunnen verwerpen.’
‘Ben je klaar? Wel wel, wat een mooie theorie; is dat jelui orthodoxe leer? Dan
zou 't voor mij een zegen zijn geweest, als ik vóór mijn vijfde jaar doodgevallen was.
Denk er om, als je ooit kinderen krijgt, dat je ze verwaarloost en jong laat sterven,
dan breng je ze in den hemel, want laat je ze volwassen worden, dan komt zeker
negen tiende in de hel; er staat immers dat de weg nauw is, die ten hemel leidt, en
dat er weinigen zijn die hem vinden? Ik reken nu voor die weinigen één tiende,
ofschoon ik geloof dat er nog wel minder zullen zijn. Want ga eens na, wie hebben
volgens jou 't ware geloof in Christus? De heidenen niet, maar die kunnen 't niet
helpen, zeg je, dus daar praten we niet over; de Mohammedanen hebben Christus
verworpen, dus die gaan allen naar de hel; de Katholieken ook, want ze stellen Maria
en den Paus in de plaats van Christus, dus die volgen ook den waren weg niet...
Neen, dat beweer ik niet, er zijn wel degelijk oprecht geloovige Katholieken.’
In document
Felix Louis Ortt, Naar het groote licht · dbnl
(pagina 151-154)