• No results found

1923 was een roerig jaar. In januari kwamen de Fransen en de Belgen met troepen Duitsland binnen om het Ruhrgebied te bezetten zolang de Duitsers hun schulden niet betaalden.106 De

Duitse rregering besloot om daar op te reageren met een passieve vorm van verzet: zodra de Franse of Belgische troepen een fabriek binnenkwamen, moesten alle werknemers hun werk neerleggen en naar huis gaan. Hierdoor kwam de economie in het gebied in juni virtueel stil te liggen. Ondertussen bleef de overheid geld bij drukken om het passieve verzet te supporten: dit leidde tot de hyperinflatie. Tegen het einde van november 1923 was 1 US Dollar 4.2 triljoen Mark waard.107 Op dit hoogtepunt van de inflatie vond de beruchte

Bierkellerputsch van Adolf Hitler plaats. Deze staatsgreep mislukte, maar zorgde er wel voor dat Adolf Hitler bekend werd bij de bevolking. Gustav Stresemann en Paul von Hindenburg kregen als respectievelijk premier en rijkspresident de macht en wisten succesvolle hervormingen door te voeren om de inflatie tegen te gaan. Duitsland ging daarna een periode van relatieve stabiliteit in.108

De spanningen waren ook in de jeugdbeweging merkbaar. Grote idealen kwamen op en er was veel discussie over welke kant de jeugdbeweging op moest, zowel vanaf links, als rechts werd er op de jongeren druk uitgeoefend om een standpunt in te nemen. Ondanks, of juist door de crisis ontstond er ook een roep om weer gezamenlijke grondslag te vinden. Het 10-jarige jubileum van de Freideutsche Jugendtag was daar volgens vele een goed moment voor. Leiders en oud-leiders van verschillende jongerenbonden kwamen bij elkaar om een nieuwe Hohe Meißnertag te organiseren. In de uitnodiging voor het congres op de Hohe Meißner in 1923 staat het volgende:

106

Weitz, E.D., Weimar Germany. Promise and tragedy (Princeton 2007) 102.

107

Ibidem.

108

‘Aus dem Geiste des Hohen Meißner von 1913 rufen wir zu einer Kundgebung des neuen jungen Deutschlands auf. Das deutsche Volk droht in einem Chaos zu versinken, wenn nicht der Weg zu einem lebendigen deutschen Volksstaat gefunden wird.

Von den Wurzeln her muß die Gesundung kommen und das ungeteilte Leben des Volkes durchdringen: Erziehung in Elternhaus und Schule, selbständige Lebensgestaltung in Hochschule, Berufsausbildung und Gemeinschaft, Frauenleben und Manneswerk.

Die Erneuerung an Haupt und Gliedern muß nach einem klaren Plan mit gesammelter Kraft in Angriff genommen werden.

Es gilt das Bild der Erneuerung herzustellen:

Eine neue Jugend und Volkheit soll sich daran aufrichten und in der Verwirklichung des geschauten Bildes seine schöpferischen Kräfte entfalten und auswirken. Die gleichstrebenden Menschen in anderen Völkern sollen sich ihrer Verpflichtung gegenüber den verwandten Kräften auch in Deutschland bewußt werden und in ihrem Lande die zerstörende Gewalten, die von außen her den Aufbau des neuen Volksstaates bedrohen, unterdrücken.

Unser Deutschland, in die Händel einer ungeordneten, versinkende Welt verstricht, tief gedemütigt und mißhandelt, soll und wird aus seinem blutenden Herzen der aufkommenden, neuen Welt das Beispiel eines Volkes geben, das alle seine Kräfte werteschaffender, wahrhaft völkischer Arbeit widmet, die dem Aufbau einer besseren Menschheitsordung dient.

Das Feuer auf dem Hohen Meißner, damals Symbol des Aufbruchs und der Hoffnung einer Jugend, werde jetzt Wahrzeichen der beginnenden Erfüllung und des Zusammenschlusses der in seinem Geiste geeinten jungen und gereifte Menschen zu gemeinsamer Tat.’109

Voorafgaand aan de dag was er al voldoende kritiek op de organisatie en de haalbaarheid van deze dag, wat moest het doel worden van de bijeenkomst en misschien nog wel belangrijker: wie werden er uitgenodigd? Deze vragen waren voor de organisatie van elkaar afhankelijk. Moest er een gemeenschappelijke grondslag gevonden worden tussen de partijen? Moesten de verschillende groepen verbinding zoeken? Was het verstandig om de extreem linkse en extreem rechtse partijen uit te nodigen? Er werd aanvankelijk gekozen om een zo groot mogelijke groep, maar niet de uiterst links en uiterst rechtse bonden uit te nodigen. Dit kon op goedkeuring rekenen van de meeste betrokkenen. Maar vlak voor de bijeenkomst begon werd er een brief rondgestuurd door een aantal communistische leden: ‘Zum Hohen Meißner, ein politischen Rundbrief’.110 Dit pamflet kwam van Karl Wittfogel, een

leider van de Wandervogel in Lüneburg, Karl Bittel en Alfred Kurella, ook beiden betrokken

109

AdjB, A104, 6, 1.

110

bij de Wandervogel.111 De drie heren waren na de oorlog gaan studeren en hadden zich in

1920 aangesloten bij de Kommunistische Partei Deutschland. Vanuit hun communistische overtuiging probeerden zij op de Hohe Meißner de andere Vrij-Duitse jongeren ervan te overtuigen dat de revolutie onvermijdelijk was en dat ze zich zo snel mogelijk erbij moesten aansluiten.112 Wittfogel begon het betoog met een aantal besprekingen uit Dostojewski. Hij

schreef: ‘Warum leidet der Mensch? Das ist der Grundfrage.’113

Kurella kwam in het tweede stuk met een echte oproep tot het steunen van de Communistische Internationalen. Eén van zijn argumenten hiervoor is het noodlot dat Duitsland zal tarten:

‘Ja es tut not einen Blick auf die Zeitumstände zu werfen, unter denen der Meißner Tag stattfindet. Land und Volk in einer beispiellosen Not. Der “Friedens-Vertrag’ hat es den imperialistischen Großmächten erlaubt, Deutschland Schritt für Schritt immer tiefer in den Zustand einer Kolonie hinabzustossen. Wir sehen, wie unserem Volke sein Besitz, sein Land, seine Fabriken, seine großen technischen kulturellen Errungenschaften, sein Goldvorrat unter den Händen weggenommen und enteignet wird. Die Bestizer und Verwalter des riesigen deutschen Volksreichtums, nur bedacht, ihre Bankguthaben und Despots aufzufüllen, verkaufen und verschieben gewissenlos den deutschen Volksreichtum an die ausländischen Mächte.’114

De argumenten die de communisten hier gebruiken waren niet vreemd in de jeugdbeweging. De straffen die Duitsland kreeg toebedeeld van de grote mogendheden werden in Duitsland als onrechtvaardig gezien. Vele leden van de jeugdbeweging waren al in protest gekomen tegen de afpsraken in het vredesverdrag. Vlak na het Verdrag van Versailles had de leiding van de Wandervogelbond een brief geschreven aan de Franse Maarschalk Foch, met daarin het verzoek of hij het Rijnland niet wilde bezetten, vanwege de vele Duitse jongeren die daarin woonden en niets met het conflict te doen hadden.115 Maar het gezamenlijke doel om

Duitsland te redden van de ondergang die het vredesverdrag had ingezet zorgde niet voor veel saamhorigheid. De nationalistische rechtervleugel van de jeugdbeweging zag namelijk in de communisten ook een grote bedreiging. Deze rechtervleugel was het grootst onder voormalige Wandervogelleden, die zich vlak na de oorlog voornamelijk in het vrijkorps

111

Laqueur, Youn Germany, 103.

112

Kindt, Die Bündische Zeit, 1805.

113

Adjb, A104, 6, 1.

114

AdjB, A104, 6, 1.

115

Deutschnationaler Jugendbund verenigden.116 Maar zoals het gebruikelijk was geworden in

het begin van de Weimarrepubliek binnen de jeugdbeweging verviel de grote bond in veel verschillende kleinere verenigingen, zoals de Jungdeutscher Bund, de Adler und Falken en de Geusen en nog enkele andere.117 Deze groep wordt vaak gezien als een van de voorgangers in

het Nationaal-Socialisme, enkele jaren later.

In de voorbereidingen van de bijeenkomst op de Hohe Meißner was de rechtse groep er lastig in te passen. Ze riepen hun leden vaak op om zich te bewapenen en het Oostfront te bewaken tegen het oprukkende socialisme.118 Het was dus logisch dat het geen goed idee

werd bevonden om zowel de extreemrechtse als de extreemlinkse groeperingen uit te nodigen op de bijeenkomst, maar uiteindelijk mochten zij wel aanwezig zijn en vragen stellen, maar niet zelf spreken. Daarom kozen de communisten ervoor om zelf hun pamflet rond te sturen, wat niet bij iedereen op goedkeuring kon rekenen. De oproep tot de revolutie in het pamflet zorgde bij veel deelnemers voor een grote antipathie tegen de doelen van de bijeenkomst. De organisatoren waren van plan om een tweede ‘Meißnerformel’ op te laten stellen. Het is niet gelukt om dit voor elkaar te krijgen. Hermann Schaft, die als leider van de Freideutsche Bund deelnam aan de bijeenkomst blikte in het blad Neuwerk van terug op de Meißner-Tagung.119 Hij stelde daarin dat de verschillende belangen en ideeën te ver uit elkaar

liepen. Er was wel een gemeenschappelijk doel: Duitsland uit de chaos helpen, maar hoe dat moest en wat de uitkomst zou zijn lag te ver uit elkaar. Dat was in de Weimarrepubliek vaker het geval. Rüdiger Graf, een Duits historicus, schreef hier in zijn artikel ‘Anticipating the future in the present. “New women” and other beings of the future in Weimar Germany’ het volgende over:

‘In general, after World War I, political debates in Germany were highly futurized. Authors from all parts of the political spectrum were not content with the present but hoped for betterment and a fundamentally “new time.” Intellectuals and politicians overwhelmingly conceptualized the present as an epochal change of times, a Zeiten- or Weltenwende, and in this constellation they privileged short-term visions of break and renewal over long-term visions of continuous development. (…)

116

Kneip, Jugend der Weimarer Zeit, 108.

117

Laquer, Young Germany, 108.

118

Müller, Die Jugendbewegung als deutsch Hauptrichting neukonservativer Reform, 236.

119

Accordingly, all claims at anticipating the future in the present were highly contested: while some authors introduced anticipations of the future— often as self-fulfilling prophecies in order to promote their goals, others attacked them as dystopian scenarios that had to be prevented.’120

Deze theorie is goed toe te passen op de Freideutsche Jugend. Deze groepering had al voor de Eerste Wereldoorlog een gezamenlijk doel opgesteld: alle jongeren hebben recht op een autonome ‘Jugendkultur’, die los stond van het gezag van volwassenen.121 Vanwege de crisis

in de beginjaren van Weimar wilden ze dat nu opnieuw. Maar door het wegvallen van elke vorm van duidelijkheid en continuïteit was de ‘toekomst’ een concept waar iedereen vrij invulling aan kon geven. De Vrij Duitse jongeren lieten zich stuk door verschillende denkers beïnvloeden en daardoor kwamen de individuele ideeën mijlenver uit elkaar te liggen. Een lang weekend met elkaar van gedachten wisselen bleek niet voldoende om hier wederom een gezamenlijk statement uit te krijgen. Jakob Müller erkent in zijn werk Die

Jugendbewegung als deutsche Hauptrichtung neukonservativer Reform drie hoofdgroepen

binnen de Freideutsche Jugend: revolutionaire socialistische groep, liberaal gematigde linkse groep en de nationaalsociale neoconservatieve rechterflank.122 Het opeisen van het

nationalisme door rechts zorgde voor problemen. Moritz Föllmer stelt in zijn artikel ‘The problem of national identity in interwar Germany’123 dat nationalisme in de Weimarrepubliek

geen politieke, sociale of culturele eenheid voortbracht, maar juist conflicten verergerde.124

Deze stelling wordt dus ook duidelijk bewezen in de jeugdbeweging. Zowel de linker- als de rechterflank claimde het best te zijn voor Duitsland als geheel, maar zorgden ondertussen voor veel interne verdeeldheid. Beide probeerden de middengroepering naar zich toe te trekken. Maar waar lieten die zich door beïnvloeden?

Het Romanticisme is nooit ver weg geweest, zeker niet in de progressief liberale middengroepering van de Wandervogel. In 1926 schrijft Werner Kindt weer een brandbrief naar de leden: ‘Vom Sturm und Drang der Nachkriegwandervogels. Ein Beitrag zur

120

Graf, R., ‘Anticipating the future in the present. “New women” and other beings of the future in Weimar Germany’ Central European History 42 (2009) 647-673 aldaar 672.

121

Williams, ‘Ecstacies of the youth’ 163.

122

Müller, Die Jugendbewegung als deutsch Hauptrichting neukonservativer Reform, 168.

123

Föllmer, M., ‘The problem of national identity in interwar Germany’ German History 23 (2005) 202-231.

124

Bundesgeschichte des E.V.’125 De titel ‘Sturm und Drang’ is een verwijzing naar de Duitse

literaire stroming in de Verlichting waar onder andere bekende schrijvers als Goethe en Herder toe worden gerekend. Maar daarnaast had het begrip ‘Sturm und Drang’ ook een andere betekenis gekregen. In 1904 heeft de Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog G. Stanley Hall als één van de eerste een theorie over de adolescentie ontwikkeld. Hall zag in de fase van adolescentie gelijkenissen met de tijd dat de mensheid in een turbulente overgangsfase zat een tijd van veel ‘Storm and Stress (Sturm und Drang).’126 Hij gebruikte

deze term niet voor niets. In een studie uit 1994 over Hall ontdekte de Amerikaanse psycholoog Sheldon White elf belangrijke punten in de ontwikkeling van adoloscenten. Eén daarvan is de volgende: ‘adolescence is a time of oscillations and oppositions, between inertness and excitement, pleasure and pain, self-confidence and humility, selfishness and altruism, society and solitude, sensitiveness and dullness, knowing and doing, conservatism and iconoclasm, and sense and intellect.’127

Deze tegenstellingen in het gedrag en de denkbeelden van de jongeren worden sterk aangehaald in de tekst van Kindt. De tekst begint met een betoog over de samenvoeging van alle Wandervogelbonden tot een grote landelijke e.V. Kindt schrijft dat hier een groot draagvlak voor was maar: ‘ehe noch eine tiefer gehende Klarstellung der Bundesidee bewußt erreicht werden konnte, wurde die Blüte der jungen Mannschaft unter die Waffen gerufen.’128

Door de oorlog werd alles anders:

“Unmündige Knaben sprangen an anderen Orten in die Lücken und taten die Führerdienste, so gut wie sie es verstanden, um ihren Führern und Freunden im Felde den Bund zu erhalten, an dem sie so gehangen hatten. Es sollte alles bis zur Heimkehr der Soldaten so bleiben, wie es bei ihrem Auszug gewesen war.

Doch die Jahre vergingen, und die Rückkehr der Feldsoldaten blieb unerfüllte Hoffnung. Immer neue Jahrgänge junger Führer wurden zum Heeresdienste einberufen: in vielen Ortsgruppen blieb kein einziger Junge nach, der zur Führung der Fahrten befähigt gewesen wäre, so daß die Mädchen den kleinen Buben die Führer ersetzen mußten. Die Verbindung zwischen Heimatgruppen und den Soldaten einerseits, und den einzelnen Gruppen und Gauen des Bundes andererseits riss mangels persönlicher Fühlung und Bekanntschaft immer mehr ab, und bald wurden alle vorhandenen Kräfte durch den mühevollen Dienst verzehrt, wenigstens die

125

AdJb, A8, 2, 2d.

126

Koops, W., en M. Zuckerman, ‘A historical developmental approach to adolescence’

History of the family 8 (2003) 345-354 aldaar 347.

127

White, S.H., ‘G. Stanley Hall. From philosophy to developmental psychology’ in R. Park (ed.) A century of developmental psychology (Washington 1994) 103-125 aldaar 119.

128

bestehende ‘Organisation’ des Bundes und den herkömmlichen Betrieb aufrechtzuerhalten. Es konnte nicht ausbleiben, daß unter diesen Umständen auch die Auslese bei der Zufuhr von frischen Blut – die einst in der Vorkriegszeit entscheidend gewesen war – nicht mehr so streng gehandhabt werden könnte wie früher. Und je weniger Widerstand dem Eindringen von Fremdkörpern in das Bundesgefüge entgegensetzt wurde um so mehr begann das ursprüngliche Leben zu stagnieren.“129

In het begin ging het dus nog goed met de Wandervogel volgens Kindt, de jongere leden vulden snel de ‘Lücken’ van de dienstplichtigen op en wilden ervoor zorgen dat alles nog zo was als de ouderen terug zouden komen. Maar dit duurde veel langer dan verwacht en de nieuwe generatie raakte steeds meer het gevoel van de oude Wandervogel kwijt. Opvallend hierbij is dat Kindt, die zelf groot voorvechter was van het betrekken van vrouwen bij de groep, de vrouwen hier indirect ook de schuld gaf van het vervreemden van de Wandervogel. Zij waren blijkbaar toch te weinig betrokken geweest bij de ‘grote beweging.’ Iets verder in de tekst, als hij bespreekt dat de discussie over de zin van de Wandervogel naar de achtergrond wordt geschoven, plaatst hij de invloed van de meisjes ook in een negatief licht. Hij zegt eerst dat er weinig discussie meer was omdat de jongeren zich niet bevoegd voelden om moeilijke vraagstukken zonder ‘Mitwirkung der im Felde stehende Bundesbrüder zu lösen’ en omdat de jongere generatie de vraagstukken misschien niet meer als probleem zag. Daarna schrijft hij: ‘Wo sich aber dennoch Gegensätze und Zwiespältigkeiten ergaben, wurde durch die Scheu mancher – durch die Mädchen beeinflußten – Gau- und Bundesleitung ihre Austragung möglichst verhütet.’130

Waarom vond Kindt de Sturm-und-Drangtheorie van Hall over adolescentie zo belangrijk? De literaire stroming Sturm und Drang heeft belangrijke overeenkomsten met de idealen van de Wandervogel. Het waren jongen schrijvers die zich richtten op de tumult die ontstond door de grote maatschappelijke veranderingen en meer uiting gaven aan emotie dan aan de rede. Na de Verlichting en de opkomst van de middenklasse bleven de kinderen van de nieuwe middenklasse langer thuis wonen omdat zij langer naar school gingen. Hierdoor kreeg hun levensfase meer aandacht, zij waren immers niet meer verplicht om snel volwassen te worden en werden ze zelfbewuster. Romantische relaties met vrouwen waren nog niet mogelijk omdat ze geen geld hadden voor een huwelijk, waardoor de romantiek in vriendschappen met mannen gezocht werd. De Sturm-und-Drangschrijvers zetten zich

129

Ibidem.

130

daarnaast af tegen het rationalisme van de verlichting en zij hemelden sentimentaliteit en de natuur op.131 De historicus Philippe Ariès heeft daarnaast in zijn werk Centuries of childhood.

A social history of family life betoogt dat de adolescentie een algemeen geaccepteerde fase

werd na de Eerste Wereldoorlog.132 Vanaf toen drong de adolescentie zich op tussen

kinderen enerzijds en volwassenen anderzijds, omdat: ‘‘troops at the front were solidly opposed to the older generations in the rear.’’133 De Wandervogel en de Freideutsche Jugend

waren hierin dus vooruitstrevend geweest, maar het verklaart wel waarom na de Eerste Wereldoorlog er zo veel meer groepen zich aanmelden bij de Freideutsche Jugendtag. Ariès gaat zelfs zo ver door te zeggen dat vanaf dat moment de adolescentie de meest gewaardeerde fase werd in het leven.134 Ook dit is terug te vinden in de

Wandervogelbeweging. Na de oorlog wilden de leiders, die inmiddels de leeftijd van studenten en volwassenen hadden bereikt, geen afstand doen van hun Wandervogeltijd. Kindt heeft dat als volgt verwoordt:

“Die unorganische Trennung der Älteren von den knabenhaften Führern ließ die letzteren sehr bald selbstbewußt und selbstsicher werden, so daß Sie vielfach die Grenzen ihrer Kraft überschätzten und glaubten, auch ganz ohne die erwachsenen Führer fertig werden zu können. Es begann ein seltsamer „Verjüngungskult“ der zwischen den an Alter nur um ein Geringes auseinanderliegenden Generationen der Bewegung fühlbare und oft betonte Scheidewände aufrichtete. Das Idealbild des Wandervogelführers paßte sich unmerklich mehr und mehr den veränderten Verhältnissen an: aus dem Führer, der seinen Jungen mit seinem ganzen Leben als Vorbild verpflichtet war, wurde der Fahrten-Führer, der die technischen Belange des Wanderns besser beherrschte als seine Kameraden, diesen auch an idealer Begeisterung nichts nachgab, dem inneren Leben der Gemeinschaft aber nur in Ausnahmefällen etwas geben konnte (weil man, um etwas verschenken zu können, zunächst erst selbst einmal etwas haben muß). Die Tiefe des Erlebens in eigener Brust blieb vielen dieser jungen Führer verschlossen, und es dauerte lange, bis der heranreifenden Kriegsgeneration diese Unzulänglichkeit ihres von äußeren Einflüssen genährten „Führertums“ offenbar wurde.”

Hij geeft verschillende redenen waarom het beter was om oudere Wandervogelleden betrokken te houden bij de bond. De jongeren overschatten zichzelf, de leider als voorbeeld ontbreekt, de diepte van de beleving blijft voor de jongeren onbekend en het duurt langer