• No results found

Tot de poëtenkring van Wellekens hebben Pieter Vlaming (Amintas) en Katharina J. de With (Lycoris) behoord. Het is wenselijk een hoofdstuk aan deze jongere vrienden te wijden, ook al om Silvander wat beter in de achttiende-eeuwse dichterwereld te plaatsen en zijn beeld meer en sterker relief te geven; het facile primus inter pares kunnen we gerust op hem toepassen wanneer we, als dichter, hem met Vlaming en de With vergelijken. Is Jan Baptista Wellekens de dichter en weetgierig dilettant, Mr Pieter Vlaming is de letterminnende geleerde-koopman die ‘dichtlievende gedachten’ denkt; hij voelt voor de dingen des geestes en schrijft ‘de Koopzorg hebb’ haer tydt, haer tydt eischt ook de Ziel’. Dat zijn jeugdpoëzie in de

Dichtlievende Uitspanningen samen met werk van Wellekens werd gepubliceerd, is

een extra reden om zijn figuur hier nader te belichten. Heeft hij bedoeld met een gemeenschappelijke uitgave Silvander te helpen, of hoopte hij, onaardige gedachte, zijn eigen poëzie onder gecombineerde vlag makkelijker ingang te doen vinden? Zocht de bescheiden Wellekens steun bij de jongere? We kunnen aan het vragen blijven.

1. Mr Pieter Vlaming

Pieter Vlaming1.

werd op 29 Maart 1686 te Amsterdam geboren, toen Wellekens al weer bijna uit Italië terug kwam. Zijn grootvader was Willem Gerritszoon Vlaming, schoolmeester, het zal ook in die dagen geen lucratief vak zijn geweest. Pieters vader, de advocaat Mr Floris Vlaming, woonde op de Herengracht, en kocht reeds in 1684 de hofstede Hogerwoerd onder Schoten2.

, wat op zeer gestegen welstand lijkt te

1. Over Vlaming zie W.F.H. Oldewelt, Een verloren Stadsbeschrijving. In: Amsterdamsche

Archiefvondsten (Amsterdam 1942) p. 27 vlg. Ook natuurlijk te Winkel o.c.

2. Vriendelijke inlichting van de gemeentearchivaresse te Haarlem. Hogerwoerd hoorde tot de gemeente Schoten en gehuchten (Hogerwoerd, Noord- en Zuid Akendam, Schoterbos enz.). In de ‘inhoud’ van de Dichtlievende Uitspanningen, beide edities (1710, 1735), heet Hogerwoert ‘buitenplaats van Mr. Willem Vlaming’ d.i. Pieters broer.

wijzen. Pieters moeder was Christina v. Beek1.

. Ze sterft als hij nog een kleine jongen is; in 1696 hertrouwt de vader, die toen op de Singel woonde, met Agneta Blocq2.

, weduwe van Antonii Blocq, van de Herengracht. Mogelijk dat het gezin Vlaming daar heen verhuisde; bij haar derde huwelijk met Mr Paulus Verrijn in 1706, woont Agneta Blocq er nog3.

. Zij, Pieters ‘kunstbeminnende behoudmoeder’, heeft zich omringd met schilderijen4.

, waartussen de stiefzoon wel zal zijn opgegroeid. De jongen ging in Amsterdam ter Latijnse School; een zijner leermeesters (waar? wanneer?) was de bekende penning- en oudheidkundige Ludolphus Smids5.

. Ook was hij discipel6.

van David v. Hoogstraten, conrector aan het Amsterdams

Gymnasium, die hij naderhand een ‘amicus singularis’ noemt. De Vlamings waren een intellectuele familie; grootvader Vlaming, vermoedelijk een gematigd en geletterd man, citeerde gaarne de Hertspieghel7.

. Pieter en zijn broer Willem worden, als de vader, jurist; ze hadden een filosofische ongetrouwde zuster, die met vrucht Plato en Seneca las, we horen het uit Wellekens' lijkdicht van 17238.

. In 1704 komt Vlaming te Leiden aan9.

, een jaar voor de dichter Lucas Schermer, die een zijner ‘gemeenzame vrienden’ wordt10.

. Amsterdamse

1. v.d. Aa XVII 2 p. 281. C.H. Ebbinge Wubben in N. Nederl. Biogr. Wdb III kol. 1317; L. Calkoen [Calkoen] p. 6. Bij C.H. Ebbinge Wubben worden enkele door mij niet onderzochte gedichten genoemd.

2. Mededeling van het Gemeentearchief te Amsterdam. 3. Mededeling als boven.

4. De heer gemeentearchivaris van A'dam, die mij wegwijs maakte, wie deze Agnes Blok was, wees mij daarop, en op een inventaris van notaris Paulus uit 1719 van de ‘Goederen, middelen en effecten’ van Agneta Blocq.

5. Sannazarius, Arcadia, Benevens eene korte geschiedenis van den huize van Arragon. En het

leven des dichters door Pieter Vlaming (Amsterdam 1730) p. 28 n. 4. Over Smids v.d. Aa

XVII 2 p.

6. Vgl. D. Hoogstratanus, Poemata. Editio ultima (Amst. 1728) [voorrede blad 7b

]: ‘Discipuli etiam ejus omnes semper illius amici exstitere, propter indolem, nequaquam similem Orbiliorum gregi, sed cordatam e nihil fere Scholastici habentem, et gloriae illud calcar acre, quod semper currentibus addebat, ingeniorum elegans spectator et judex. hoc mecum possunt testari H.H. van de Poll.... J.Ph. d'Orville...Vgl. A.S. Sannazarius, Opera, Latine scripta ex

secundis curis Jani Broukhusii... Vitae Sannazarianae, et Notae Petri Vlamingii

(Amstelaedami 1728) *, 4b, waar van Hoogstraten behalve een ‘amicus singularis’ wordt genoemd een ‘poëta eximiae puritatis et exactarum aurium’, ook een ‘candidus et aperti pectoris vir’. Wellekens wijdde hem een Ter Gedachtenisse (Zed. en Ernst. Ged. p. 315 vlg.), en roemt zijn verzen aldus: ‘Gelyk een beek, omzet met bloemen/En kruiden langs den stillen boort,/Juist zo de dichters nektar roemen,/Heeft ons zyn zachte styl bekoort/Door

onvervalschte taal en spreuken:/Daar hy, als 't Attisch bytje, vloog/Op eêl gebloemt' op edle reuken, En 't lekkerste uit den tymhof zoog,/Om ons, door 't beste, te vermaaken’.

7. Zie Vlamings editie Hertspieghel.

8. Zed. en Ernst. Ged. p. 321: ‘Zy smaakte ook recht die kern, getuigen zyn haar zeden,/Noit

door den woesten storm van waan of wil bestreden,/Aan wrang aan zoet gewent,/Sleet zy haar leven zacht, en 't allerzachtst was 't endt.’ Of er met broer Willem narigheid is geweest? In 1713 correspondeert Gulielmus Vlaming ‘ex Musaeo Poenae’ met dominé Drost te Haarlem over klassieke en bijbelse onderwerpen. Zie Un. Bibl. A'dam Hs. G.I. 5a-hen I 1a-h. Wat dat ‘museum poenae’ was is mij bij vluchtige inzage van de brieven niet zo dadelijk gebleken. 9. Album studiosorum Academiae Lugduno-Batavae 1625-1875 (Hagae Comitum 1875) kol.

782. Hij heet daar 20 jaar oud.

10. Of ‘was’. Vgl. L. Schermer, Poëzy (Haarlem 1712) *, 4b

vrienden waren Gerard Muyser en Valerius Röver, Muyser waarschijnlijk levenslang de dierbaarste; achter Vlamings uitgave van de Hertspieghel, in 1723, wordt hem het gedicht op de vriendschap gewijd. Wat zijn zo speciaal beminnelijke

eigenschappen waren, zal nu moeilijk vallen te ontdekken, Wellekens bezong hem bij zijn huwelijk1.

als ‘eer-en-deugt-en Konstbeminner’ en had grote sympathie voor hem.

Wanneer Pieter in 1706 trouwt (volgens de Nederl. Leeuw 1919 kol. 84 op Hogerwoerd, volgens de genealogie Calkoen te Zuidakendam bij Haarlem, wat elkaar niet veel ontloopt) is ook zijn vader reeds overleden. Bij zijn huwelijk wordt hij geassisteerd met zijn broeder Mr Willem Vlaming en grootmoeders consent, ‘De voogt excuseert te consenteeren’. Noch Philip Moilives van der Noot, noch Valerius Röver, noch Pieter Vlaming, schijnen een familie of voogden welgevallig huwelijk te hebben gesloten. Maar Pieters voogd, Pieter Pieterse van Beek, gaf geen wettige redenen ‘alegerenden’ om het huwelijk te beletten, zodat commissarissen intekening toestaan ‘mits makende een behoorlijke huwelijxe voorwaarde ten genoege van de grootmoeder en voogt’2.

. Het huwelijk met Wijnanda Calkoen, een der zeventien spruiten van Gerrit Calkoen, brouwer in de Kalkoen op de Binnen-Amstel, wordt dus voltrokken; ook de bruid was in 1686 geboren. Het huwelijk werd in zeven zangen bezongen3.

, door J. Voordaagh, de graveur Jan Goeree, die ook Vlamings graveur wordt en in 1723 nog met hem is bevriend, L. Smids, Math. Brouërius, E. des Pommare, W.v.d. Hoeven, H.v.d. Burgh4.

. Wellekens is nog niet van de partij. Niet tevergeefs werd er door de vrienden om een nageslacht gevraagd; de Vlamings krijgen veertien kinderen, waarvan er vele zijn gestorven5.

. Het lijkt of zelfs de kinderminnende katholiek Wellekens die zegen voor vrouwe Wijnanda wat machtig vond6.

.

Vlaming heeft zich vermoedelijk de eerste huwelijksjaren veel aan wetenschap en poëzie kunnen wijden. In 1707 zingt Wellekens hem op zijn trouwdag toe, eerste bewijs van de vriendschap tussen de twee dichters

Hoe groot, AMINTAS, is uw inzicht en uw heil, Die, vrolyk onder riem en zeil,

Door ebbe, of vloed gedreeven,

Uw hart hebt aan de rust, en aan de kunst gegeeven.7.

Er is dan al een dochter in het gezin Vlaming, Rozelijntje, door Wellekens

1. Wellekens, Bruiloftd. p. 24. Mogelijk een tikje ironie? 2. Gem. Arch. Amsterdam: Pui 705, bl. 51b

; Huwelijkskrakeelrol R.A. 3071.

3. Calkoen p. 107, vgl. 37. De gedichten werden uitgegeven: Huwelykszangen van den Heere Pieter Vlaming en Mejuffrouw Wynanda Calkoen. Met tytelprini.

4. Dit was een kringetje van nu min of meer obscure letterkundigen. Voordaagh, v.d. Hoeven, des Pommare (du Pomere?) hebben voor het toneel geschreven, Brouërius v. Nidek was litterator, oudheidkundige, kunstverzamelaar. Men zie v.d. Aa. Van v.d. Burgh vindt men enkele aardige gedichtjes bij v. Vriesland o.c. p. 279 vlg. Voordaagh kreeg van Wellekens een verjaarsgedicht (Versch. Ged. p. 353) en Wellekens gaf Brouërius' Zinnebeelden der

Tong in 1716 een begeleidend vers mee (vgl. Versch. Ged. p. 401 vlg.). Voor Smids zie

hierboven. 5. v.d. Aa l.c.

6. Versch. Ged. p. 312.

met zijn wiegelied ingeluid1.

. Anno 1708 is Vlamings Hogerwoert gereed, dat twee jaar later in de Dichtlievende Uitspanningen zal verschijnen. 1709 brengt een verjaarsdicht van Wellekens voor de vriend, in wie hij nog steeds een Zondagskind ziet:

Het is wel dankbaarheit aan 's Hemels goetheit waardt, Voor die, uit braven Stam en eerlyk Bloet gebaart,

Met eer het hooft opsteken;

Voor die de zorg en vlyt der Ouders vindt te baat, En, om geen slaaflyk broot, moet zorgen vroeg en laat,

Noch eerst het ys moet breken.

Het is wel dankbaarheit voor ziel en zinnen waardt, Uit zuivre liefde en deugt in d'Echt te zyn gepaart,

Geen zoeter troost in 't leven;

Te zien in 't lieve Kroost zyn Ouders naam en beelt, Daar geest en schoonheit met het eerste jaar in speelt.

Wat zou 't geluk meêr geven?

Maar, brave AMINTAS! schoon 't geval uw hadt berooft Van have en kindren, noch was u een troost belooft

Die 't alles kan vergoeden:

Uw welgestelde ziel, met wetenschap doorzult, Uw mannelyk gemoet, gewapent met gedult,

Zwicht voor geen tegenspoeden.

En lust het u naar roem of groten naam te staan? Gy hoeft in 't open velt, geen vyant te verslaan,

Geen helm noch speer te voeren;

Geen pleitzaal te betreên, voor weez- of weeuwen recht, Noch middelaar te zyn daar m'om den Bybel vecht,

En steden durft beroeren;

Gy moet geen tochten doen naar 't onbekende strant; ô Neen: schenk aan Apol alleen uw hart en hant;

Omhels de Zanggodinnen;

Dat is de schoonste weg die naar de sterren streeft.2.

Een jaar voor de Dichtlievende Uitspanningen, in 1709, verschenen D. Juvenalis en A. Persius Flaccus, Alle de schimpdichten. Door verscheide dichteren in nederduitse

vaerzen overgebracht3.

. Van 1711 is Vlamings Aan den Lezer, een levensbericht van Lucas Schermer, in de posthume uitgave van diens werken. Hieruit weten we, hoe Schermer en Vlaming veel brieven wisselden over het editeren van die satyren, en hoe Vlaming de vertaling van twee ‘overgeschoten’ schimpdichten op zich nam. De vrienden werkten samen, en betuttelden elkaar. Schermer, die Juvenalis' negende en vijftiende hekeldicht overzette, schreef een voorrede4.

, Vlaming een korte verhandeling over de satyre, als brief aan J.B.W., J.G., G.M.,

1. o.c. p. 183.

2. Versch. Ged. p. 228.

3. (Haarlem 1709). Vgl. te Winkel o.c. V p. 80 noot.

4. In de uitgave van de Schimpdichten zelf, staat de voorrede op naam van de drukker Wilhelmus v. Kessel, die het boek opdraagt aan Schermer. Wilde die zich als auteur schuil houden? Vlaming zal zich toch wel niet vergissen.