• No results found

Vraag 2: attitude van auditors en auditees

6. Resultaten van het empirisch onderzoek

6.5 Resultaten van de enquête

6.5.1 Vraag 2: attitude van auditors en auditees

Voor de presentatie en analyse van vraag 2 van de enquête is het van belang onderscheid te maken tussen auditors en auditees. Als auditors zijn aangemerkt de auditors tesamen met de opdrachtmanagers van ARG AB. De auditees worden gevormd door de voorzitters van de raad van commissarissen, de directeuren en de managers van de aangesloten bank gezamenlijk. Om de antwoorden tot deze twee groepen te kunnen samenvoegen mag geen sprake zijn van statistisch significante verschillen in attitude

binnen de twee groepen. De auditors en de opdrachtmanagers moeten derhalve als

identieke populaties kunnen worden beschouwd en hetzelfde geldt voor de voorzitters, directeuren en managers. Dit is getoetst middels de Kruskal-Wallis toets 2. Hieruit blijkt dat voor de auditors uitsluitend voor item 3 niet mag worden verondersteld dat sprake is van identieke populaties aangezien Asymp. Sign. < 0,05 (zie tabel 2 bijlage G). Voor de auditees geldt dit voor items 7, 8 en 10 (zie tabel 1a bijlage G). Een nadere analyse toont aan dat de attitudes van managers en directeuren voor alle 10 items overeenstemmen (zie tabel 1b bijlage G). Bij de verdere presentatie worden voor item 3 de antwoorden van de opdrachtmanagers geëliminieerd. Ditzelfde geldt voor item 7, 8 en 10 met betrekking tot de antwoorden van de voorzitters.

2

Er is gekozen voor de Kruskal-Wallis toets omdat deze geen eisen stelt aan de steekproefverdeling en niet kan worden aangenomen dat sprake is van een steekproef die normaal verdeeld is, omdat N < 30 voor zover het de auditors betreft (De Vocht, 2007). Verder kan deze toets worden toegepast bij twee of meer steekproeven.

Uitgaand van de twee nieuw geformeerde groepen auditors en auditees zijn verschillende aspecten in beeld gebracht. Op de eerste plaats is beoordeeld welk verschil in attitude er aangaande de audit bestaat tussen de auditors en auditees. Hiertoe zijn de antwoorden op de vragen met betrekking tot hoe audits worden uitgevoerd (in de perceptie van de auditors) vergeleken met de antwoorden op de vragen hoe de audits zouden moeten worden uitgevoerd (in de perceptie van de auditees). Deze vergelijking kan worden gemaakt indien en voorzover sprake is van een verschil in attitude tussen beide groepen dat statistisch significant is. Om dit te bepalen is de Mann-Whitney toets uitgevoerd 3. Voor de integrale resultaten van deze toets wordt verwezen naar tabel 3 in bijlage G. Er blijkt een significant verschil in attitude te bestaan tussen auditors en auditees aangaande 3 items. Dit zijn de items 3, 5 en 6. Hiervoor geldt dat Asymp. Sign (2-tailed) < 0,05 is. Voor item 2 wordt de nulhypothese dat sprake is van twee identieke populaties net niet verworpen (Asymp. Sig (2-tailed) = 0,051). In tabel 4 van bijlage G zijn de rekenkundige gemiddelden van de items weergegeven. De grafische weergave van de vergelijking van de rekenkundige gemiddelden tussen auditors en auditees ziet er als volgt uit:

1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 items

attitude auditor t.a.v. continue verbetering attitude auditor t.a.v. controle/compliance attitude auditees t.a.v. continue verbetering attitude auditees t.a.v. controle/compliance in zeer

grote mate

geheel niet

figuur 6.3 vergelijking attitude auditors en auditees

Een tweede aspect dat in het kader van het onderzoek interessant is om te bepalen is in hoeverre de audit zoals deze thans door ARG AB wordt uitgevoerd (in de ogen van de auditees) overeenstemt met de percepties van de auditees over hoe een audit uitgevoerd zou moeten worden. Immers, deze perceptie kan bepalend zijn voor de houding van de auditees. Hiertoe zijn de resultaten van de zogenaamde A-items vergeleken met de resultaten van de zogenaamde B-items van vraag 2 van de enquête die gehouden is onder de auditees (zie bijlage F). Om te bepalen of sprake was van een significant verschil tussen de antwoorden op de A-items en B-items is de paired samples T test uitgevoerd 4. Gebleken is dat voor 9 van de 10 items sprake is van een in hoge mate significant verschil (Sig (2-tailed) < 0,05). De volledige resultaten zijn weergegeven in tabel 5 van bijlage G. Uitsluitend met betrekking tot item 8 zijn de auditees van mening dat de auditor in de juiste mate afstand houdt van de bank en bij de bank betrokken is.

3

Er is niet gekozen voor het uitvoeren van een independent-samples T test, omdat niet kan worden verondersteld dat de

steekproef normaal verdeeld is, aangezien N < 30 voorzover het de auditors betreft (De Vocht, 1997).

4

Er is gekozen voor de paired samples T test omdat twee reeksen met van elkaar verschillende vragen worden vergeleken. Daarnaast wordt verondersteld dat sprake is van een normale steekproevenverdeling, omdat N ≥ 30 (De Vocht, 1997).

De verschillen tussen de items zijn weergegeven in tabel 6 van bijlage G. Grafisch zien de verschillen er als volgt uit:

1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 items

gewenste continue verbetering ervaren continue verbetering gewenste compliance/controle ervaren compliance/controle

in zeer grote mate

geheel niet

figuur 6.4 vergelijking meanwaarden auditees m.b.t. gewenste en werkelijke continue verbetering en compliance/controle

Uit figuur 6.4 blijkt een verwachtingskloof tussen hoe de audit wordt uitgevoerd en hoe de audit zou moeten worden uitgevoerd. Om deze verwachtingskloof te kunnen duiden is de perceptie van de auditors aangaande de uitvoering van de audit zoals die thans plaatsvindt vergeleken met de perceptie van de auditees met betrekking tot diezelfde uitvoering. Hiertoe is eerst getoetst met behulp van Mann Whitney toets 5 of sprake is van significante verschillen tussen de perceptie van auditors en auditees. De resultaten van deze toets zijn weergegeven in tabel 7 van bijlage G. Hieruit blijkt dat er voor de items 1, 4, 5 , 7 en 10 sprake is van significante verschillen (Asymp. Sig. (2 tailed < 0,05). In figuur 6.4 zijn de rekenkundige gemiddelden van de percepties van beide groepen grafisch weergegeven. In tabel 8 van bijlage G zijn de onderliggende cijfers gepresenteerd. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 items

perceptie auditors van huidige continue verbetering

perceptie auditees van huidige continue verbetering

perceptie auditors van huidige compliance/controle

perceptie auditees van huidige compliance/controle

in zeer grote mate

geheel niet

figuur 6.5 vergelijking meanwaarden auditors en auditees m.b.t perceptie van huidige audit

5

Er is gekozen voor de Mann-Whitney toets omdat deze geen eisen stelt aan de steekproefverdeling. Dit is van belang omdat niet kan worden verondersteld dat de steekproef normaal verdeeld is, aangezien N < 30 voorzover het de auditors betreft. Verder is deze toets toepasbaar is ingeval van twee steekproeven. (De Vocht, 1997)

In hoofdstuk 7 zullen de hierboven gepresenteerde resultaten nader worden geanalyseerd.