• No results found

GEEN GEWOON DORP

“Het is wel een iets grotere mix dan ik dacht, maar bijvoorbeeld Hazelhoeve I is heel erg uniform, met echt die doelgroep van mensen uit Amsterdam en beetje uit de culturele sector… VPRO- mensen, dat eigenlijk” (Jessika)

In mijn gesprek met Jessika formuleerde ze na wat peinzen ‘VPRO-mensen’ als typering voor haar verwachte en gekregen kopers. Omdat we het net daarvoor over de Zweedse uitstraling van Bolderburen hadden gehad vroeg ik haar: “Dus eigenlijk bouw je een Pipi Langkous-dorp voor VPRO-mensen?” Een paar weken later hoorde ik in Amsterdam bij Tim en Marleen van de andere kant van de tafel “Pipi Langkous-dorpje”. Toen ik in het laatste interview met Gwendolyn en Niels ‘VPRO-mensen’ liet vallen was de herkenning er meteen: “Haha, jij komt uit een VPRO-gezin en ik kom uit een Parool-gezin”.

Het laat mooi zien wat Bolderburen in de verwachting van de respondenten een goede plek voor hen maakt. In dorpen wonen in hun beleving vooral veel ‘bejaarden’ en is er een dorpsgemeenschap en –cultuur waar moeilijk tussen te komen is en die niet strookt met hun eigen belevingswereld:

“[…] dan moet je meteen super je best gaan doen om bij die gemeenschap te horen. Daar heb ik echt geen zin in. Hier heb ik het gevoel; gelijkgestemden, mensen die inderdaad een beetje dezelfde achtergrond, of in ieder geval elkaar begrijpen en ook hetzelfde doel hebben waarom ze ergens gaan wonen” (Noortje)

“Dat geeft toch een ander gevoel dan wanneer je in Ilpendam of zo zou gaan wonen, waar je toch een beetje zo’n outsider bent die dan binnenkomt” (Ari).

In de beleving van de jonge stedeling is een dorpsgemeenschap niet iets waar zij inpassen. Het wordt geassocieerd met ‘monotoon’, ‘kneuterig’ en ‘kleingeestig’ , en “mensen letten allemaal zo op elkaar”. Daar tegenover

staat de verwachting om in Bolderburen gelijkgestemden tegen te komen. Stedelingen die zij een toeschrijven ‘initiatiefrijk’, ‘creatief’ en ‘divers’ te zijn, wat hun beeld sterkt dat er meer ‘actie’ zal zijn dan in een normaal dorp.

“Ik bedoel er zitten dus voldoende stedelingen die naar een tijdje ook denken van ‘Joehoee waar is hier de coffee bar, waar kan ik nu mijn biertje drinken’. Gaat zich sowieso wel ontwikkelen, dat geloof ik wel […] Nou ik geloof dus echt omdat er veel mensen uit Amsterdam, Utrecht, uit Rotterdam - veel stedelingen - komen te wonen, verwacht ik echt dat dat soort initiatieven er gaan komen”(Noortje)

UPSTATE RANDSTAD

Het beeld van Bolderburen is idyllisch voor de respondenten, maar ze zijn zich ook bewust van hun eigen aandeel in het ‘idealiseren’, voorstellen en mentaal construeren van hun toekomst daar. Wat echter als een paal boven water staat is dat het wel degelijk ‘buiten’ is én dichtbij de stad. Het is anders dan alle stedelijke faciliteiten op fiets- of zelfs loopafstand hebben, maar het is nog altijd relatief dichtbij. Wanneer men door gezinsuitbreiding of een nieuwe levensfase toch minder gebruik gaat maken van ‘het stadse’ en haar faciliteiten en de ‘balans’ verschuift naar een behoefte aan rust en groen, dan wordt ‘vrijblijvendheid’ en ‘spontaniteit’ onderschikt aan de mogelijkheid überhaupt in contact te blijven met het stadse en er alsnog onderdeel van te kunnen zijn wanneer je dat wil. Zoals Natida vaststelt:

“Binnen 20 minuten zit je in de stad… Dat is ook heel stads: dat ritme is er altijd, met of zonder jou, dus daar spring je zo weer in en dan heb je dat […] zo lang je het wil, en dan ben je weer terug in je ontspannen ritme. Ik denk dat dat voor mij wel echt een pull is” (Natida)

Of zoals Gwendolyn en Niels bespreken:

G: “Je zal iets meer moeten plannen dan hier. Je kunt hier makkelijker ad hoc overal op acteren, want je hebt alles zo dichtbij.

N: Maar goed het is Almere he. Het is niet uh.. weet ik veel, middle of nowhere”

(Gwendolyn & Niels)

De manier waarop mijn respondenten zich Bolderburen voorstellen als nieuwe woonplaats lijkt te voldoen aan het originele beeld dat Spectorsky (1955) schetste voor zijn exurbanites en hun een upstate woonsituatie. Bolderburen wordt ervaren als een plek die ervaren wordt als losgekoppeld van de stad, waar ‘rust, ruimte en groen’ voldoende aanwezig zijn, maar die niet dermate middle of nowhere–gesitueerd is dat de stad en het stedelijk leven buiten bereik komen. Het stedelijke leven en een identiteit als stedeling hoeven niet opgegeven te worden. Dit wordt, tot slot, mooi geïllustreerd door Crispijn:

“Wat de stad ook wel weer biedt is ergens in een cafeetje gaan werken, op een terras gaan werken. […] Ik kan me ook echt letterlijk voorstellen dat ik daarvoor terug blijf komen naar de stad… dat ik denk: “Ach ik ga vandaag naar de stad, in Amsterdam of welke andere stad dan ook, werken. Omdat ik daar mogelijkheden heb, die ik thuis of op het platteland niet vind.”

Met dit onderzoek heb ik op etnografische wijze een inkijk gegeven in het verhuisproces van jonge Randstedelijke middenklasse huishoudens die de stad als woonplaats verruilen voor een nieuw te bouwen dorpse woonomgeving in een landelijk gedeelte van de Noordelijke Randstad. Ten slotte, beantwoord ik hier de vooraf gestelde hoofdvraag: Hoe construeren jonge middenklasse huishoudens uit de Randstad hun eigen Exurbia in de Nederlandse polder?

Uit de literatuurbespreking in IN THEORIE en de toeppassing hiervan in de analyse in IN CONTEXT is Exurbia in de Nederlandse context een relatief begrip gebleken. De verklaring hiervoor heb ik gezocht in de absolute schaalgrootte in Nederland en de fijnmazigheid van het stedelijk netwerk. Door deze aspecten kan men in Nederland spreken van een te interpreteren ‘pseudo-platteland’ als niet-stedelijke omgeving die kan voldoen aan de wens om ruraal te wonen. Exurbia is daarom geduid als ‘cultureel landschap’ en is de belevingswereld van een uit de stad verhuisde stedeling. Het strekt zich uit van de nieuwe exurbane woonomgeving tot het centrum van de stad, waar tussen men pendelt en stedelijk leeft. Ook al zijn de afstanden relatief klein, toch bleek de stad uit verhuizen voor de jonge middenklasse stedelingen iets waar uitgebreid over nagedacht werd, argumenten voor gegeven, op vooruitgeblikt en al op voorhand gereflecteerd werd.

Ik heb slechts een enkele keer een anti-urbaan sentiment gehoord en sterke uitingen van gevoelens van displacement zijn uitgebleven. De verhuizing werd overwegend gebracht als een keuze, waarbij het beeld van de toekomstige woonsituatie werd afgezet tegenover de stad. Dit is het meest

in lijn met Mitchell (2004) haar typologie van ex-urbanization, met een kleinere mate van displaced-urbanization, waarbij gezinsuitbreiding als levensloopgebeurtenis de meest prominent aanwezige reden tot verhuizen was. Zelfs bij respondenten met een anti-urbaan sentiment is die niet alomvattend doordat zij nog wel in de stad willen blijven werken. Dit kan mede verklaren waarom zij Bolderburen als een ideale woonlocatie beschouwen: dichtbij de stad, maar met de aantrekkingskracht van een Cabin Porn-pagina, is het een stukje ‘pseudo-platteland’, waarover men een eigen Exurbia kan construeren.

Het construeren van een eigen Exurbia onder de respondenten en het toeschrijven hiervan aan Bolderburen heb ik besproken aan de hand van pullfactoren. De gevonden pullfactoren onder de respondenten, door de toekomstige aard van de verhuizing geuit als verwachtingen, zijn opgedeeld in drie typen: (groene) idyllen, de stad binnen bereik, en het behouden van een stedelijke levensstijl. De respondenten zijn zeer positief over een groene omgeving, ruimte en rust. Ook bleek de ‘Zweedse’ uitstraling van Bolderburen van invloed op hun beeld over de plek. Idyllische beelden bleken echter niet onfeilbaar. Toch lijkt Bolderburen wel te voldoen aan het beeld van ‘buiten’ voor de respondenten. Connectie met de stad is van belang gebleken. De meeste respondenten lieten weten een bepaalde afhankelijkheid te hebben van de stad, zij werken er of voelen de behoefte om stadse faciliteiten te blijven gebruiken. Bolderburen is voor hen een locatie vanaf waar dit kan, al zij het minder ad hoc. Een zijdelingse bevinding was de stigmatisering van Almere als geen ‘echte’ stad en het afzetten van Bolderburen ten opzichte van (andere) buitenwijken en VINEX-achtige locaties. Van Bolderburen wordt gedacht dat het ‘geen gewoon dorp’ wordt. Dit komt door de verwachting dat er niet-dorpse bewoners zullen zijn. De verwachting is dat er (andere) stedelingen komen wonen. Dit, in combinatie met de ligging van Bolderburen ten opzichte van de Randstad, maakt dat de

respondenten het gevoel hebben zich hier thuis te gaan voelen. Ik zou willen stellen dat Bolderburen daarmee in aanmerking komt voor de benaming: Upstate Randstad. De manier waarop de jonge middenklasse Randstedelingen hier naartoe verhuizen – met een geconstrueerde beleving van de plaats en de verwachte stedelijke invulling van hun leven daar, die het meest lijkt op het originele beeld van exurbanite-leven door Spectorsky (1955) – lijken sterk op wat er geoperationaliseerd is op Exurbia.

Ik hoop met dit onderzoek bij te dragen aan het denken over verstedelijking in Nederland en de rol van middenklasse huishoudens hierin. Dit onderzoek is beperkt in omvang en ik zou dan ook geen waarheidsclaims willen maken op basis hiervan. Desalniettemin, ik denk een bruikbaar inzicht gegeven te hebben voor zij die geïnteresseerd zijn in onderzoek naar of implementaties van nieuwe ontwikkelingen betreft wonen, in stad en land.

Tot slot moedig ik eenieder aan die onderzoek wil doen naar Exurbia, nu ik aan den lijve ondervonden heb dat wat Laura Taylor (2011) stelde echt waar is:

“ […] Exurbia requires ‘‘the kind of difficult, time-consuming, careful ethnographic work that is the hallmark of good cultural and political ecology’’. Not just the spatial analysis, not just the motivations of exurbanites, and not just the ecological impacts wrought by their decisions but an intersection of these and more” (Taylor, 2011, p. 335).

Andersen, H.S. (2011). Explanations for Long-Distance Counter-Urban Migration intoFringe Areas in Denmark. Population, Space and Place, 17, 627–641.

Aner, L.G. (2016). Dwelling habitus and urban out-migration in Denmark. European Urban and Regional Studies, 23(4), 662–676.

ANP/Het Parool. (2018, 21 juni). Huizenprijzen hoger dan ooit. Het Parool. Geraadpleegd op: https://www.parool.nl/

Behar, R. (1990). Rage and Redemption: Reading the Life Story of a Mexican Marketing Woman. Feminist Studies, 16(2), 223-258.

Benson, M. & O’Reilly, K. (2009). Migration and the search for a better way of life: a critical exploration of lifestyle migration. The Sociological Review, 57(4), 608-625. Bijker, R. A. & Haartsen, T. (2012). More than Counter-urbanisation: Migration to Popular and Less-popular Rural Areas in the Netherlands. Population, Space and Place, 18, 643-657.

Bijker, R.A., Haartsen, T. & Strijker, D. (2012). Migration to less-popular rural areas in the Netherlands: Exploring the motivations. Journal of Rural Studies, 28(4), 490-498. Bijker, R.A., Haartsen, T. & Strijker, D. (2015). How people move to rural areas: Insights in the residential search process from a diary approach. Journal of Rural Studies, 38, 77-88.

Boek: de kinderen van Bolderburen. (2008, 2 augustus). In de Volkskrant. Geraadpleegd op: https://www.volkskrant.nl/

Boterman, W. R. (2012). Residential practices of middle classes in the field of parenthood (Proefschrift, Universiteit van Amsterdam, Nederland).

Bryman, A. (2012). Social research methods (4e ed.). New York City, NY: Oxford University press.

Centraal Bureau voor de Statistiek (2016a, 22 februari). Meer mensen vertrekken uit de stad. Geraadpleegd op: https://www.cbs.nl/

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016b, 9 juni). Meer jonge gezinnen verlaten de stad. Geraadpleegd op: https://www.cbs.nl/

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2017, 7 november). Veel jongen gezinnen verlaten de grote stad. Geraadpleegd op: https://www.cbs.nl/

Den Hartog, H. (2006). >Exurbia /Wonen buiten de Stad. Rotterdam: Episode Publishers.

Détang-Dessendre, C., Piguet, V. & Schmitt, B. (2002). Life Cycle Variability in the Microeconomic Determinants of Urban-Rural Migration. Population, 57(1), 31-56. Eimermann, M. (2015). Promoting Swedish countryside in the Netherlands. International rural place marketing to attract new residents. European Urban and Regional Studies, 22(4), 398–415.

Eimermann, M. (2017). Flying Dutchmen? Return Reasoning Among Dutch Lifestyle Migrants in Rural Sweden, Mobilities, 12(1), 116-135.

Florida, R. (2003). Cities and the creative class. City & Community, 2(1), 3-19.

Gemeente Almere. (2016). Chw Bestemmingsplan Oosterwold. Bestemmingsplan met verruimde reikwijdte.

Gemeente Almere & Gemeente Zeewolde. (2013). Intergemeentelijke structuurvisie Oosterwold. Ontwerp.

Grimsrud, G. M. (2011). How well does the ́counter‐urbanisation story ́ travel to other countries? The case of Norway. Population Space and Place, 17(5), 642–655. Halfacree, K. (2001). Constructing the Object: Taxonomic Practices, `Counterurbanisation' and Positioning Marginal Rural Settlement. International Journal of Population Geography, 7, 395-411.

Hammersley, M. & Atkinson, P. (2007). Etnography. Principles in practice. New York City, NY: Routledge.

Hansen H.K. & Aner, L.G. (2017). On the location dynamics of highly educated people migrating to peripheral regions of Denmark. Population, Space and Place, 23(8), 1-12. DOI: 10.1002/psp.2076

Heins, S. (2004). Rural living in city and countryside: Demand and supply in the Netherlands. Journal of Housing and the Built Environment, 19, 391–408.

Heins, S., Van Dam, F. & Goetgeluk, R. (2002). The Pseudo-Countryside as a compromise between spatial planning goals and consumers’ preferences. Built Environment, 28(4), 311-318.

Johnson, B.E., (2008). Nature, Affordability, and Privacy as Motivations for Exurban Living, Urban Geography, 29(7), 705-723.

Jørgensen, F. A. (2012). What it means that urban hipsters like to staring at pictures of cabins. The Atlantic. Geraadpleegd op: https://www.theatlantic.com/

Jørgensen, F. A. (2015). Why Look at Cabin Porn? Public Culture, 27(3), 556-578. Karsten, L. (2014). Stad 3.2 of hoe gezinnen de stad opnieuw uitvinden. Stedenbouw & Ruimtelijke Ordening, 95(3), 10-16.

Klein, Z. & Leckart, S. (2016). Cabin Porn. Inspiration for your quiet place somewhere. London: Penguin Random House UK.

Kley, S.A & Mulder, C.H. (2010). Considering, planning, and realizing migration in early adulthood. The influence of life-course events and perceived opportunities on leaving the city in Germany. Journal of Housing and the Built Environment, 25, 73–94. Lindgren, U. (2003). Who is the Counter-Urban Mover? Evidence from the Swedish Urban System. International Journal of Population Geography, 9, 399–418.

McDonald, N.C. (2015). Are Millennials Really the “Go- Nowhere” Generation?, Journal of the American Planning Association, 81(2), 90-103.

Meier, S. & Reijndorp, A. (2012). Residential Hyperspace: Building "Convincing Ambiences" for the Middle Classes, Urban Geography, 33(3), 442-463,

Metaal, S. (2012). Ruimtelijke Identiteit: een kritische beschouwing. Rooilijn, 45(2), 84-91.

Mitchell, C.J.A. (2004). Making sense of counterurbanization. Journal of Rural Studies, 20(1), 15–34.

Moos, M. (2016). From gentrification to youthification? The increasing importance of young age in delineating high-density living. Urban Studies, 53(1), 2903-2920. Musterd, S. (2014). Hoogopgeleiden en de stad. Rooilijn, 47(4), 256-261.

Myers, D. (2016) Peak Millennials: Three Reinforcing Cycles That Amplify the Rise and Fall of Urban Concentration by Millennials, Housing Policy Debate, 26(6), 928- 947.

Piersma, J. (2017, 12 december). Wonen in een Tiny-House op een halfuur van Amsterdam. Het Parool. Geraadpleegd op: https://www.parool.nl/

Planbureau voor de Leefomgeving. (2015). De stad in trek. Geraadpleegd op: http://www.pbl.nl/infographic/de-stad-in-trek

Rayman, M. (2017, 26 september). From Shoreditch to the Shires, why Millennial are on the move. Creative Review. Geraadpleegd op: https://www.creativereview.co.uk/ Silverman, D. (2014). Interpreting Qualitative Data (5e ed.). London: Sage Publications. Sociaal Cultureel Planbureau. (2006). Thuis op het Platteland. De leefsituatie van stad en platteland vergeleken.

Sociaal Cultureel Planbureau. (2008). Het platteland van alle Nederlanders. Hoe Nederlanders het platteland zien en gebruiken.

Sociaal Cultureel Planbureau. (2013). De Dorpenmonitor. Ontwikkelingen in de leefsituaties van dorpsbewoners.

Sociaal Cultureel Planbureau. (2017). Dorpsleven tussen stad en land. Slotpublicatie Sociale Staat van het Platteland.

Taylor, L. (2011). No boundaries: exurbia and the study of contemporary urban dispersion, GeoJournal, 76, 323–339.

Van Dam, F., Heins, S. & Elbersen, B. (2002). Lay dis- courses of the rural and stated and revealed preferences for rural living. Some evidence of the existence of a rural idyll in the Netherlands. Journal of Rural Studies, 18(1), 461–476.

Van Gerwen, O.J., Ritsema van Eck, J., Zwaneveld, P. & Van Gemeren, J. (2017). Zet de trek naar de (Rand-)stad door? Rooilijn, 50(3), 202-209.

Van der Ziel, T. (2006). Leven zonder drukte. Wat stedelingen waarderen in het platteland. SCP-Essay. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag.

APPENDIX A. TOPIC LIST

Persoon/huishouden (introductievragen)

Wat is dit voor een persoon/huishouden? 1. Gezinssamenstelling

2. Afkomst binnen/buiten Nederland (stad/dorp) 3. Opleiding (niveau, wat, waar, wanneer?) 4. Werk/loopbaan

5. Locatie huidig werk (vervoersmiddel)

Levensloopgebeurtenissen Werk? Relatie? Kinderen? Geld?

. Hoe zagen de afgelopen jaren eruit? . Hoe lang al samen? en samenwonend?

* Vooruitzicht voor de toekomst? Veranderd dit? * Tijdelijk?

Verhuisgeschiedenis

Waar allemaal gewoond tot dusver? Waarom? * Waar woon je nu? Waarom? Hoe bevalt dit? * Waar heb je hiervoor gewoond? Waarom?

* Was dit in de stad (rand/centrum), dorp, vinex-locatie?

Huidige woonsituatie

* Omschrijving huidige woning (Type, koop/huur, sociaal etc.) * Omgeving? Buurt?

* Wat vind je fijn aan die deze woonsituatie? En wat niet?

Stad/het stedelijke Relatie tot de stad?

* Omschrijving van ‘de stad’; Wat betekent de stad voor jou/jullie?

* Ben/zijn jij/jullie stedeling? (Voorkeur voor stedelijke dingen. Afhankelijkheid van voorzieningen of werk?)

————————— Tweede helft

Aanstaande verhuizing

Push factoren? Pull factoren? Praktisch? * Waarom verhuizen?

* Naar wat voor een gebied wil je verhuizen? * De stad overwogen?

* Zou je in de stad willen blijven wonen (als het kon)?

* Welke overwegingen gemaakt? (type woning, locatie, regio, relaties, familie, werk)

Push/Pull

W

eg uit de stad:

• Waarom weg uit de stad? • Onaangename aspecten?

• Moet de volgende woonlocatie per se niet-stads zijn? Naar buiten!:

• Waarom buitengebied/platteland/natuur?

• Waarom zou je in Bolderburen/Hazelhoeve willen wonen? * Hoe ken je Bolderburen? (Meer mensen in het netwerk?)

Aanstaande woonsituatie [Rurale Idylle? Rust? Groen?]

* Wat verwacht je van Bolderburen/Hazelhoeve? * Omgeving? Type woning?

• Bereikbaarheid/Mobiliteit?

• Is het belangrijk dat het dicht bij de Randstad licht? • Voorzieningen?

• Voor wat voor een termijn? Hoe lang zien jullie jezelf zo wonen?

APPENDIX B. RESPONDENTENTABEL

TYPE NAAM WOONPLAATS LEEFTIJD KIND WERK TYPE WONING CONTRACT

Projectontwikkelaar Jessika Scheveningen 47 5 Den Haag Huis Koop

Koper Arie Amsterdam 33 1 Amsterdam Appartement Koop

Koper Christa Amsterdam 29 1 Amsterdam Appartement Koop

Koper Crispijn Amsterdam 33 1 Amsterdam Appartement Koop

Koper Natida Amsterdam 30 1 Amsterdam Appartement Koop

Koper Tim Amsterdam 33 - Haarlem Appartement Koop

Koper Marleen Amsterdam 34 - Amsterdam Appartement Koop

Koper Pedram Amsterdam 23 - Amsterdam Kamer Huur

Koper Ivo Utrecht 31 1 Baarn Benedenwoning Koop

Koper Noortje Utrecht 38 1 Utrecht Benedenwoning Koop

Koper Karim Utrecht 34 1 Utrecht Bungalow Huur

Koper Rachel Utrecht 32 1 Utrecht Bungalow Huur

Koper Niels Utrecht 39 3 Utrecht Huis Koop