• No results found

Vormgeving LOB en burgerschap

Visie, beleid en vormgeving

4.3 Vormgeving LOB en burgerschap

LOB en burgerschap kunnen op verschillende manieren vorm worden gegeven. Deze vormgeving komt veelal voort uit de visie die de instelling heeft ontwikkeld. Zo hebben instellingen met een centrale visie, waarin LOB en burgerschap samenkomen, vaak het vak L&B. In deze paragraaf bespreken we de verschillende vormen, eerst voor LOB en daarna voor burgerschap.

De manier waarop LOB wordt aangeboden

Zowel de beleidsmedewerkers als de docenten geven in de online enquêtes aan dat LOB het vaakst vorm krijgt in studieloopbaangesprekken (zie tabel 4.7). Daarnaast stellen veel beleids-medewerkers en docenten dat er sprake is van een apart vak waarin LOB aan bod komt. Dit kan zowel een mentoruur als onderdeel van het vak L&B zijn, maar dat is in de gesprekken niet (altijd) concreet aan de orde gekomen. Integratie in het curriculum van praktijk/stage wordt minder vaak genoemd, evenals integratie in het beroepsgerichte curriculum. Eén beleidsmedewerker geeft aan dat de vormgeving te divers is om dit in algemeenheid te kunnen duiden. In de praktijk wordt

LOB in de instellingen overigens vaak op verschillende manieren aangeboden. Vaak gehoord in de gesprekken met de beleidsmedewerkers is de combinatie van (individuele) studieloopbaan-gesprekken en (klassikale) groepslessen.

Tabel 4.7 – Wijze waarop LOB vorm krijgt binnen instelling (meer antwoorden mogelijk)

beleids- medewerkers

docenten

studieloopbaan- / voortgangsgesprekken 86% 78%

als apart vak | aparte lessen 79% 54%

praktijk/stage | Geïntegreerd in het curriculum in praktijk/stage 38% 27%

geïntegreerd in het curriculum in beroepsgerichte vakken 34% 19%

geïntegreerd in het curriculum in (algemene) vakken 24% 16%

anders 21% -

Totaal 29 223

Bron: korte online enquête bij interviews beleidsmedewerkers en online enquête docenten. Meerdere antwoorden mo-gelijk.

Uit de gesprekken met de beleidsmedewerkers maken we op dat er grofweg twee redeneerlijnen worden gevolgd bij de plaatsing van LOB in het curriculum. Volgens elf beleidsmedewerkers is in hun instelling LOB in de beroepsgerichte vakinhoud geïntegreerd, met als doel om meer aanslui-ting te vinden bij de leefwereld en toekomstige beroepspraktijk van de jongeren. Het betreft hier relatief vaak AOC’s en vakinstellingen. De tweede redeneerlijn wordt ook door elf beleidsmede-werkers genoemd. Zij geven aan dat in hun instelling LOB juist bij de generieke vakken is ge-plaatst, met als doel de persoonlijke ontwikkeling van het individu voorrang te verlenen boven een koppeling aan de beroepscontext. De redeneerlijnen zijn niet altijd ‘exclusief’, maar komen ook in combinatie voor. Een voorbeeld is een instelling waar LOB deels bij het vak L&B is onder-gebracht en deels in het mentoraat en de bpv: in het vak L&B komen theoretische aspecten aan bod (bijv. rechten en plichten werknemers) en bij het mentoraat en de bpv komen praktische aspecten aan bod.

Ook aan studenten is gevraagd op welke wijze LOB is vormgegeven (zie tabel 4.8). De antwoord-mogelijkheden wijken iets af van die bij beleidsmedewerkers, maar doordat we niet weten in hoe-verre de instellingen van geïnterviewde beleidsmedewerkers en responderende studenten mat-chen, zijn de uitkomsten niet één-op-één met elkaar te vergelijken. Volgens ruim de helft van de studenten (56%) is LOB een apart vak; dit komt het minst voor in entreeopleidingen (42%). Drie op de tien studenten (31%) hebben geregeld gesprekken met hun slb’er. Projecten of themawe-ken op school (16%) en les van mensen uit de praktijk (13%) komen minder vaak voor. Tijdens stage en/of op de leerwerkplek komt LOB volgens de studenten niet of nauwelijks aan bod (resp.

5% en 1%). Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat het voor een student wellicht niet altijd duidelijk is welke activiteiten specifiek tot LOB behoren, omdat het niet altijd specifiek als zodanig wordt bestempeld.

Er zijn geen noemenswaardige verschillen te ontdekken wanneer we inzoomen op studenten ouder dan 23 jaar.

Tabel 4.8 – Manier waarop LOB wordt vormgegeven in de opleiding

niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4 totaal

apart vak voor LOB 42% 51% 57% 59% 56%

om de zoveel tijd gesprek met SLB'er 44% 24% 33% 34% 31%

projecten of themaweken op school 22% 15% 17% 15% 16%

les van mensen uit de praktijk 22% 16% 10% 12% 13%

bol-studenten: tijdens stage/bpv 2% 5% 7% 4% 5%

bbl-studenten: tijdens leerwerkplek 4% 0% 1% 1% 1%

weet niet 16% 21% 15% 14% 16%

Totaal 50 566 546 948 2.110

Bron: studentenenquête. Meerdere antwoorden mogelijk.

Tot slot is LOB-docenten gevraagd voor hoeveel uren LOB zij maandelijks zijn ingeroosterd. Twee op de drie docenten (66%) werken met maandelijks ingeroosterde uren, gemiddeld 7,04 uren per maand. Meer dan de helft van de docenten (54%) is zes uur of minder per maand ingeroosterd.

Iets meer dan vier op de tien docenten (42%) werken bij opleidingen waar acht uur of meer per maand LOB wordt ingeroosterd.

De manier waarop burgerschapsonderwijs wordt aangeboden

Beleidsmedewerkers en docenten geven aan dat burgerschapsonderwijs in hun instelling het vaakst wordt aangeboden als een apart vak (zie tabel 4.9). In mindere mate hanteren instellingen (daarnaast) een projectmatige insteek. Volledige integratie van burgerschap in het beroepsgericht curriculum, in het algemeen vormend curriculum of in de praktijk/stage komt minder vaak voor.

De drie beleidsmedewerkers die ‘anders’ aanvinken, geven aan themaweken te hanteren of dat de vormgeving binnen de instelling te divers is om algemene uitspraken over te doen.

Tabel 4.9 – Wijze waarop burgerschap vorm krijgt binnen instelling (meer antwoorden mogelijk)

beleids- medewerkers

docenten

als apart vak | aparte lessen 97% 85%

projectmatige insteek in de loop van het schooljaar 41% 21%

geïntegreerd in het curriculum in beroepsgerichte vakken 24% 16%

geïntegreerd in het curriculum in (algemene) vakken 17% 16%

praktijk/stage | Geïntegreerd in het curriculum in praktijk/stage 17% 13%

anders 10% -

weet ik niet 0% -

Totaal 29 208

Bron: korte online enquête bij interviews beleidsmedewerkers en online enquête docenten

Uit de gesprekken met de beleidsmedewerkers blijkt dat – net als bij LOB – twee redeneerlijnen de grondslag vormen voor het plaatsen van burgerschap in de beroepscontext dan wel bij de generieke vakken: het accent ligt op de aansluiting bij de leefwereld en toekomstige beroepsprak-tijk van de jongeren of op de persoonlijke ontwikkeling van het individu. Voorts geven veertien beleidsmedewerkers aan dat opleidingen(teams) bij hun instelling autonomie hebben om hier zelf

invulling aan te geven, met als gevolg dat burgerschap binnen de instelling op verschillende wijze wordt gepositioneerd. Een aantal beleidsmedewerkers signaleert dat opleidingen binnen de sec-tor zorg en welzijn meer dan andere vanuit een beroepsgerichte benadering met burgerschap werken.

Ook aan studenten is gevraagd hoe in hun opleiding burgerschap is aangeboden en ook zij geven aan dat burgerschap meestal een apart vak is (zie tabel 4.10); in de entreeopleiding is hiervan minder sprake (62%) dan gemiddeld (75%). Iets minder dan twee op de tien studenten (17%) geven aan (ook) projecten of themaweken in het kader van burgerschap te volgen; entreestuden-ten zeggen vaker met deze vormen te werken (32%). Circa één op de tien studenentreestuden-ten geeft aan burgerschap te volgen tijdens algemene vakken (13%), beroepsgerichte vakken of doordat zij voorlichting krijgen van mensen uit de praktijk (beide 10%). Tijdens stage en/of bpv of tijdens de leerwerkplek komt burgerschap volgens de studenten niet of nauwelijks aan bod (resp. 3% en 0%). Hier speelt echter net als bij LOB mee dat veel aandacht voor burgerschapsonderwerpen impliciet aan de orde komt en waarschijnlijk niet altijd door studenten als zodanig wordt herkend.

Deze resultaten moeten in dit licht dan ook met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.

Studenten van 23 jaar of ouder geven iets minder vaak aan burgerschap als apart vak aangebo-den te krijgen (68%) en iets vaker dat zij burgerschap vormgeven in projecten of themaweken op school (22%).

Tabel 4.10 – Manier waarop burgerschap wordt vormgegeven in de opleiding

niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4 totaal

apart vak voor burgerschap 62% 71% 76% 76% 75%

projecten of themaweken op school 32% 12% 18% 18% 17%

tijdens algemene vakken 21% 14% 12% 12% 13%

tijdens beroepsgerichte vakken 6% 10% 8% 10% 10%

voorlichting van mensen uit praktijk 17% 11% 11% 8% 10%

bol-studenten: tijdens stage/bpv 2% 3% 3% 2% 3%

bbl-studenten: tijdens leerwerkplek 0% 0% 0% 0% 0%

burgerschap komt niet aan bod in de opleiding 0% 0% 0% 0% 0%

Totaal 47 534 513 895 1.989

Bron: studentenenquête

Ruim acht op de tien docenten (83%) werken met maandelijks ingeroosterde uren, gemiddeld 6,44 uren per maand. Bij bijna de helft van de docenten is sprake is vier tot zes ingeroosterde uren per maand. Bij iets meer dan één op de vier docenten (28%) wordt maandelijks acht tot tien uur burgerschap ingeroosterd. Zes procent geeft minder dan vier uur per week les in burgerschap en tien procent tien uur of meer per week.