• No results found

Tevredenheid over huidige stand van zaken rondom L&B Aandacht voor LOB

Aandacht voor LOB en burgerschapsonderwijs: verleden, heden en toekomst

7.2 Tevredenheid over huidige stand van zaken rondom L&B Aandacht voor LOB

In de gesprekken met de beleidsmedewerkers is gevraagd of men de aandacht voor LOB in de instelling voldoende acht. Tabel 7.5 laat zien dat de beleidsmedewerkers hierover verdeeld zijn.

Tabel 7.5 – Mate waarin beleidsmedewerkers vinden dat de aandacht voor LOB in hun instelling voldoende is

LOB

voldoende 38%

onvoldoende 41%

weet niet / geen uitspraak 21%

Totaal 29

Bron: telefonische interviews met beleidsmedewerkers

Elf beleidsmedewerkers (38%) vinden dat LOB in hun instelling voldoende aandacht krijgt; één van hen geeft aan dat dit in de nieuwe situatie (vanaf komend schooljaar 2016/2017) zo zal zijn.

In totaal twaalf beleidsmedewerkers (41%) achten de aandacht voor LOB in de instelling onvol-doende. Merendeels vinden deze beleidsmedewerkers dat de slag van studievoortgangsgesprek-ken naar loopbaangesprekstudievoortgangsgesprek-ken / loopbaancompetenties nog gemaakt moet worden. Daar zijn deze instellingen doorgaans wel druk mee bezig, maar er is (nog) te weinig resultaat geboekt.

Zes beleidsmedewerkers (21%) konden niet aangeven of er in instelling voldoende aandacht is voor LOB. De grote verschillen tussen de locaties, sectoren en/of teams zijn hiervoor de belang-rijkste reden.

Docentenenquête

Tabel 7.6 toont de tevredenheid van docenten met de wijze waarop LOB wordt aangeboden in de opleiding(en). Iets meer dan vier op de tien docenten geven aan tevreden tot zeer tevreden te zijn (34% + 8% = 42%). Daar tegenover staat 16 procent van de docenten die hierover onte-vreden tot zeer onteonte-vreden zijn. Bijna drie op de tien docenten zijn teonte-vreden noch onteonte-vreden (29%). Eén op de tien docenten heeft hierover geen mening.

Tabel 7.6 – Tevredenheid docenten met wijze waarop LOB wordt aangeboden in opleiding(en)

LOB

zeer ontevreden 2%

ontevreden 14%

niet tevreden, niet ontevreden 29%

tevreden 34%

zeer tevreden 8%

weet niet/geen mening 10%

missende waarde 2%

Totaal 223

Bron: docentenenquête

Studentenenquête

Aan de studenten zijn stellingen voorgelegd over verschillende aspecten van LOB. Studenten zijn het meest te spreken over het nut van de begeleiding (68%). Studenten in de lagere niveaus vinden de begeleiding vaker nuttig dan studenten in de hogere niveaus. Bijna twee derde van de studenten (64%) geeft aan meer aandacht voor LOB in de opleiding te willen: studenten in de hogere niveaus geven dit minder vaak aan. Hetzelfde patroon zien we bij de tevredenheid over LOB: 62 procent is heel tevreden en jongeren in de lagere niveaus zijn het vaakst heel tevreden.

Tot slot geeft iets minder dan zes op de tien studenten (59%) aan veel te leren van LOB. De verschillen tussen het laagste niveau (82%) en het hoogste niveau (52%) zijn hier zeer groot.

Het gegeven dat studenten in lagere opleidingsniveaus in vergelijking tot studenten in de hogere niveaus meer tevreden zijn over LOB, kan op basis van dit onderzoek niet nader worden geduid.

Wel is het in overeenstemming met de bevindingen van de JOB-monitor over SLB. De vragen die daarin worden gesteld (‘word je goed geholpen bij het maken van keuzes tijdens je opleiding?’,

‘weet je voldoende over de mogelijkheid om verder te studeren? ‘en ‘ben je tevreden over de begeleiding bij beroepskeuze of keuze voor vervolgopleiding?‘) leveren vergelijkbare antwoord-patronen op als in tabel 7.75.

Tabel 7.7 – Tevredenheid studenten over LOB (% (helemaal) mee eens)

niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4 totaal

% N % N % N % N % N

De begeleiding die ik krijg is nuttig 82% 44 77% 543 68% 523 62% 924 68% 2.034 Er moet meer aandacht zijn voor

LOB in mijn opleiding

74% 43 70% 539 59% 521 63% 924 64% 2.027

Ik ben heel tevreden over de LOB in mijn opleiding

78% 46 75% 539 59% 519 56% 917 62% 2.021

Ik leer veel van LOB in mijn oplei-ding

82% 45 70% 536 58% 518 52% 918 59% 2.017

Bron: studentenenquête

Studenten van 23 jaar of ouder onderschrijven de in tabel 7.7 geformuleerde stellingen iets min-der vaak dan de totale studentengroep. Dat geldt voor alle niveaus. Wanneer we kijken naar de totaalpercentages zien we bij de eerste twee stellingen een verschil van vier procentpunten (per-centages bij volwassen studenten bij vraag 1 en 2 zijn resp. 64% en 60%) en bij de laatste twee stellingen een verschil van zeven procentpunten (percentages voor volwassenen zijn resp. 55%

en 52%) (niet in tabel opgenomen).

Aandacht voor burgerschap

Hoe de beleidsmedewerkers de aandacht voor burgerschap in hun instelling inschatten, is te zien in tabel 7.8.

Tabel 7.8 – Mate waarin beleidsmedewerkers vinden dat de aandacht voor burgerschap in hun instelling voldoende is

burgerschap

voldoende 45%

onvoldoende 31%

weet niet / geen uitspraak 24%

Totaal 29

Bron: telefonische interviews met beleidsmedewerkers

Dertien beleidsmedewerkers (45%) geven aan dat burgerschapsonderwijs in hun instelling vol-doende aandacht krijgt. Twee van deze instellingen hebben recentelijk veranderingen doorge-voerd waardoor zij momenteel tevreden zijn met de aandacht voor burgerschapsonderwijs. Eén respondent geeft aan dat dit in de nieuwe situatie (vanaf schooljaar 2016/2017) het geval zal zijn, als het nieuwe onderwijsmodel waarin burgerschap is geïntegreerd daadwerkelijk wordt uitge-voerd.

Negen beleidsmedewerkers (31%) vinden dat de aandacht voor burgerschap bij hun instelling onvoldoende is. Uit de toelichtingen die zij geven, kan geen duidelijk patroon worden afgeleid. De volgende redenen worden elk door één of twee beleidsmedewerkers genoemd: het ontbreekt aan een duidelijke visie; het aantal uren is ontoereikend; het vak burgerschap neemt in de opleiding een te geïsoleerde positie in; de dimensies van burgerschap worden te geïsoleerd aangeboden;

de benadering van studenten sluit onvoldoende aan bij hun belevingswereld; er wordt te weinig gereflecteerd op nut en resultaat van reeds ondernomen activiteiten.

Ongeveer een kwart van de beleidsmedewerkers kon geen algemene uitspraak doen over de vraag of de aandacht voor burgerschap in de instelling voldoende is. De reden hiervoor is dat dit sterk verschilt per locatie, sector en/of team. Dat binnen de instellingen sprake is van grote ver-schillen in de aandacht voor en/of de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs, werd ook opge-merkt door enkele informanten die wel tot een ‘overall’ inschatting kwamen. De verschillen binnen de instelling zijn de meest voorkomende reden waarom een deel van de beleidsmedewerkers het moeilijk vond om aan te geven of er in de instelling voldoende aandacht is voor burgerschap. In mindere mate werden genoemd: er is een verschil tussen de aandacht op centraal (beleids)ni-veau en op teamni(beleids)ni-veau, of tussen de aandacht op papier en in praktijk.

Docentenenquête

Aan de docenten is gevraagd hoe tevreden zij zijn met de wijze waarop burgerschap in hun op-leiding(en) worden aangeboden.

Tabel 7.9 laat zien dat bijna de helft van de burgerschapsdocenten (48%) tevreden is met de wijze waarop burgerschap wordt aangeboden in de opleiding(en). Acht procent van de docenten is hier zeer tevreden over. Eén op de tien docenten is ontevreden tot zeer ontevreden en iets meer dan één op de vier docenten (26%) is niet tevreden, maar ook niet ontevreden. Ten slotte valt op dat circa één op de tien docenten aangeeft niet te weten hoe tevreden ze zijn of daar geen mening over te hebben. Op basis van de ingewonnen informatie kan dit signaal echter niet verder geduid worden.

Tabel 7.9 – Tevredenheid docenten met wijze waarop burgerschap wordt aangeboden in oplei-ding(en)

burgerschap

Zeer ontevreden 2%

ontevreden 8%

niet tevreden, niet ontevreden 26%

tevreden 48%

Bij de bevraging van de studenten is een reeks van stellingen voorgelegd, die ingaan op ver-scheidene aspecten van het burgerschapsonderwijs. De resultaten hiervan zijn in tabel 7.10 weergegeven. Iets minder dan twee derde van de studenten geeft aan dat ze veel leren van burgerschap (64%) en/of dat ze het geleerde goed kunnen gebruiken in hun dagelijkse leven (65%). Een iets kleiner aandeel studenten is heel tevreden over het burgerschapsonderwijs (62%). Iets minder dan zes op de tien studenten geeft aan meer aandacht voor burgerschap in de opleiding te willen (59%). Opvallend aan de resultaten is dat de jongeren in de lagere niveaus – net als bij LOB, zie tabel 7.7 – de stellingen vaker onderschrijven dan jongeren op hogere niveaus. Ook valt op dat de studenten op de lagere niveaus vaker tevreden zijn over het burger-schapsonderwijs dan studenten op de hogere niveaus, maar tegelijkertijd vaker vinden dat er in hun opleiding meer aandacht voor moet zijn.

Studenten van 23 jaar of ouder zijn in mindere mate tevreden over het burgerschapsonderwijs.

Zo kunnen zes op de tien 23-plussers het geleerde goed gebruiken in het dagelijks leven.

Voorts geeft iets meer dan de helft van de 23-plussers aan veel te leren van burgerschap (54%) en/of zeer tevreden te zijn over het burgerschapsonderwijs in de opleiding (53%). Iets minder dan zes op de tien 23-plussers (57%) vinden dat er meer aandacht voor burgerschap in de op-leiding moet zijn. Net als bij de totale groep zijn de niveau 4 studenten het minst tevreden.

Tabel 7.10 – Tevredenheid studenten over burgerschap (% (helemaal) mee eens)

niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4 totaal

% N % N % N % N % N

Wat ik leer over burgerschap kan ik goed gebruiken in het dagelijks leven

76% 46 73% 512 65% 484 60% 870 65% 1.912

Ik leer veel van burgerschap in mijn opleiding

85% 47 73% 514 63% 494 59% 873 64% 1.928

Ik ben heel tevreden over het bur-gerschapsonderwijs in mijn oplei-ding

81% 47 72% 514 61% 483 55% 868 62% 1.912

Er moet meer aandacht zijn voor burgerschap in mijn opleiding

72% 47 68% 511 58% 489 54% 870 59% 1.917

Bron: studentenenquête

7.3 Wensen over versterking van LOB en burgerschap