• No results found

7. Vraagstelling

9.5 Vormen van geweld

De frustraties waarover Carles Puyol eerder sprak (paragraaf 9.2.2) lijken voor meerdere spelers een oorzaak te zijn van het verbale geweld dat zij gebruiken. “Ja, omdat het eruit moet” stelde Hans Iks. Eén foute beslissing lijken spelers vaak te kunnen accepteren en ook een tweede levert meestal geen problemen op, maar wanneer de scheidsrechter voor het gevoel van de spelers structureel in het nadeel van een team blijft fluiten, neemt de frustratie toe, zeker wanneer het team de wedstrijd dreigt te verliezen. Dit belemmert immers dominantie in het spel. Op een gegeven moment zorgt een nieuwe foutieve beslissing voor “de emmer die hem deed overlopen toen” (Marco Materazzi), wat kan leiden tot verbaal geweld. Ik heb verschillen ontdekt tussen de door de respondenten genoemde oorzaken van de drie vormen van geweld en die verschillen komen hieronder aan bod.

Licht verbaal geweld

De interviews tonen aan dat licht verbaal geweld het meeste voorkomt en deze bevestigen daarmee de these van Duijvesteijn et al. (2013). Dergelijk geweld is vaak het gevolg van frustraties, frustraties omdat de wedstrijd niet verloopt zoals de speler dat wil. En omdat de scheidsrechter de beslissingen neemt, richten de reacties zich vaak op hem. Gofert Klops gaf aan dat hij zou praten tegen een scheidsrechter als die een aantal verkeerde beslissingen zou maken. Die verkeerde beslissingen kunnen er immers toe leiden dat het team de wedstrijd niet wint en dat levert frustraties

op. Klops zou op de volgende manier tegen de scheidsrechter ageren: “Ja, dat is het vaak, ja. Geen

scheldwoorden, scheldwoorden doe ik eigenlijk nooit. Het is gewoon inderdaad bijdehand zijn, misschien sarcastisch zijn soms”. Dergelijk verbaal geweld lijkt zich dus met name voor te doen

wanneer een scheidsrechter een klein aantal verkeerd geachte beslissingen heeft genomen of wanneer het gevolg van de beslissing niet al te heftig is. Simon Poulsen gaf dit aan door te stellen dat: “[dus naar gelang de heftigheid van de fout] loopt het op, hoe je reageert denk ik”.

Met het verbale geweld proberen spelers de scheidsrechter enigszins te beïnvloeden, zo bleek reeds in paragraaf 9.3.2. “dan heb je toch even wat gezegd en dan zegt ie ook ik zal er wat meer op

letten” stelde Gofert Klops. Spelers hopen op die manier dat een scheidsrechter in het vervolg van

de wedstrijd geen beslissingen in hun nadeel meer neemt. Op die manier neemt de kans op een overwinning en dus dominantie in het spel namelijk toe.

Diederik Lassel vertelde verder: “omdat je in je ergernis van een scheidsrechter gaat

ouwehoeren tegen die man”, waarbij de ergernis voortkwam dat “iemand die autoritair is, zichzelf prachtig vindt”, omdat dit de mannelijkheid van de spelers enigszins aantast, zoals in paragraaf

9.2.1 is gebleken. Dergelijke frustraties leiden voor de meeste mensen echter tot zwaarder geweld, zoals in de volgende paragraaf blijkt.

Gematigd verbaal geweld

Naast het feit dat het geweld in heftigheid toeneemt als scheidsrechters beslissingen nemen die meer invloed hebben, verergert het geweld wanneer zij teveel op de voorgrond treden en te duidelijk laten blijken dat zij de macht over de wedstrijd in handen hebben. Voor Tony Longbone, die over het algemeen zijn mond tegen een scheidsrechter niet opentrekt, is een scheidsrechter die zegt het fijn te vinden om de macht te hebben bijvoorbeeld een reden om wat te zeggen: “En ik zou ook voor

mezelf zeggen dat ik niet snel gekke dingen zeg, maar als hij dat zegt, dan zou ik ook zeggen, zou je niet eens even in de spiegel kijken”. John Gout was nog stelliger over scheidsrechters die zichzelf te

veel macht toekennen tijdens wedstrijden: “Ja. ik ook, ja, ik heb niet enorm veel verbaal geweld

toegepast, maar bij zo'n scheidsrechter ga je wel meer. Ja, misschien het ergste dat ik ooit gezegd heb is dan misschien zoiets als scheids, what the fuck doe je nou? Dat zou ik dan wel zeggen. Dat heb ik ook zeker wel, ik kan me wel een paar wedstrijden herinneren dat ik dat ook echt wel gedaan heb, terwijl als je echt ja, een scheidsrechter die daar gewoon staat, dan ja, dan pas ik mezelf aan”.

Hierin bedoelt Gout met ‘een scheidsrechter die daar gewoon staat’ een scheidsrechter die niet op de voorgrond treedt tijdens de wedstrijd en daarmee geen poging doet de dominante rol van spelers over te nemen. Wanneer zij dit wel doen, is de reactie van de speler vaak in te schalen als gematigd verbaal geweld.

De heftigheid van het geweld neemt ook toe “als […] de scheidsrechter uuuh partijdig gaat

fluiten”, want “dat kan meer agressie opwekken”. Dit blijkt ook uit de opmerking “pismongool”

die Harry te Vrede gebruikte tegen een scheidsrechter die continu bewust in het nadeel van zijn team leek te fluiten.

Als derde kan het geweld toenemen aan de hand van de genoemde versterkende factoren. Hieruit bleek dat de aard van de wedstrijd, het interpretatieve karakter van de spelregels en de

reference others de reacties van spelers in meer of mindere mate kunnen versterken. De

sociaaleconomische achtergrond lijkt, kijkend naar vorig onderzoek geen directe versterkende factor te zijn. Eerdere onderzoeken toonden aan dat het bereiken van mannelijkheid tijdens een voetbalwedstrijd voor mensen met een lage sociaaleconomische status veel belangrijker was dan voor mensen met een hoge sociaaleconomische status. Dit onderzoek toont echter aan dat ook respondenten die door hun opleiding een hoge sociaaleconomische status hebben op zoek zijn naar dominante mannelijkheid tijdens wedstrijden.

Exces

Excessen, ten slotte, komen weinig voor. Slechts drie respondenten hebben te maken gehad met excessen, waarbij in twee gevallen het niet om de speler zelf ging. Hoewel het op grond van de kleine steekproef niet is aan te tonen, zou ik verwachten dat een combinatie van foutief geachte beslissingen, frustraties door het niet bereiken van dominantie in het spel, een vermoeden van partijdigheid, te dominante scheidsrechters en de invloed van de genoemde versterkende factoren ten grondslag liggen aan excessen waarbij scheidsrechters betrokken zijn.

Een exces vond plaats tijdens een wedstrijd van het team van Stijn Vreven. De wedstrijd was verloren gegaan waardoor spelers gefrustreerd raakten. Daarnaast keurde de scheidsrechter twee doelpunten van de tegenstander goed, waarbij de doelpuntenmaker, in de ogen van het verliezende team, buitenspel stond. En bovendien ontwikkelde zich tijdens de wedstrijd een gevoel van partijdigheid van de kant van de scheidsrechter. Hierop heeft een speler “in de scheidsrechter

kleedkamer, in emotie de waterzak op de scheids gegooid”. Hierin is een combinatie van frustraties

door het niet bereiken van dominantie, foutief geachte beslissingen van de scheidsrechter, en een vermoeden van partijdigheid zichtbaar die een exces tot gevolg hebben gehad.

Ook in het geval van Thomas van Siechem was er sprake van een combinatie. Deze speler kreeg een rode kaart waardoor de scheidsrechter de kans op dominantie in het spel verkleinde. De woede verergerde doordat de scheidsrechter de rode kaart vlak voor het gezicht van Van Siechem hield. De man kwam te dichtbij wat Van Siechem opvatte als een uitdaging van zijn mannelijkheid en dus een uitdaging van zijn dominantie. Hij stelde dan ook: “nee, dat kon er op dat moment niet meer in en

toen sloeg ik die rode kaart uit z’n handen”. Ondanks de kleine steekproef lijken bovenstaande

gevallen er op te wijzen dat een combinatie van uitdagingen en factoren kan leiden tot een exces waarbij een scheidsrechter betrokken is.