• No results found

7. Vraagstelling

9.2 Uiting van mannelijkheid

9.3.1 Bedreiging, belediging of terechtwijzing door scheidsrechter

Bedreiging

Uit het onderzoek is gebleken dat bedreiging door de scheidsrechter bij geen enkele respondent is voorgekomen. Om die reden laat ik deze uitdaging van dominante mannelijkheid verder buiten beschouwing.

Belediging

Beledigingen door scheidsrechters komen in het amateurvoetbal wel voor, maar deze zijn volgens de respondenten schaars en de beledigingen die gemaakt zijn gingen enkel over het spel van de speler. Tony Longbone stelde dat hij nog nooit door een scheidsrechter beledigd was, maar dat hij zich kon voorstellen te reageren op een scheidsrechter wanneer dit zou gebeuren. Hij zei: “dan zou

ik misschien wel de discussie met hem aangaan, iets wat totaal geen zin heeft”. Waarom hierop een

reactie zou volgen blijkt beter uit een opmerking van Diederik Lassel. Hij gaf als enige aan wel eens beledigd te zijn door een scheidsrechter met een reactie van hemzelf als gevolg:

“En er zijn natuurlijk scheidsrechters zat die dat wel even, nog even gaan reageren van ja, nee, jouw laatste drie ballen waren goed. Er zijn natuurlijk zat scheidsrechters die dat doen. En daar proberen ze natuurlijk ook wel ergens op een ontspannende manier te reageren en ik vind het ergens ook nog wel een aardige manier, maar dat kan natuurlijk ook helemaal verkeerd vallen. Dat is bij mij ook wel eens gebeurd. Dat ik zeg, ja daar ben je helemaal niet voor. Je moet gewoon je muil houden en je moet het gewoon goed doen, klaar. Zo zeg je dat niet.”

Dit citaat van Lassel laat zien dat een dergelijke beledigende opmerking een reactie uitlokt. Hij wordt boos omdat de scheidsrechter hem hier in zijn eer aantast. Hij kan het gevoel krijgen minder belangrijk of dominant dan de scheidsrechter te zijn. Met de opmerking “daar ben jij helemaal niet

voor” bedoelt hij dat de scheidsrechter zich niet met het voetballen op zich moet bemoeien. Iets wat

Lassel bevestigde door over de scheidsrechter te zeggen: “je gaat voetballen met twee teams tegen

elkaar, ja, het (de scheidsrechter, auteur) is eigenlijk gewoon een soort spelleider”, waarmee hij

zegt dat hij in zijn rol als speler dominanter dan de scheidsrechter is.

Uit de overige interviews bleek dat respondenten geen beledigingen hebben meegemaakt. Dit laat zien dat beledigen, net als bedreigen, geen fenomeen is dat veel spelers in hun mannelijkheid aantast omdat het nauwelijks gebeurt. Het is zelfs zo dat er spelers zijn die er totaal geen moeite mee zouden hebben. Colin Kazim-Richards zei: “Ja, dat vind ik juist leuk, ja man, dan vallen ze

eindelijk een keer uit dat KNVB maatpak van ze”. Deze speler ziet blijkbaar vooral humor in een

dergelijke reactie en interpreteert het niet als een uitdaging van zijn mannelijkheid. Wanneer een speler dit wel als zodanig ziet en een scheidsrechter beledigt die speler daadwerkelijk, zoals in het geval van Diederik Lassel, dan is een heftige reactie mogelijk, waaruit blijkt dat beledigen op zich wel een reden voor verbaal geweld kan zijn.

Terechtwijzing

Een factor die vaker een uitdaging van mannelijkheid vormt, is een terechtwijzing door een scheidsrechter. Scheidsrechters die bijvoorbeeld een speler berispen, bestraffen of terugfluiten, kunnen voor een gevoel van kleinering bij spelers zorgen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij John Gout: “Wat ik wel gehad heb, dat ik me een beetje in mijn mannelijkheid aangetast voelde. Dan had

ik al een paar overtredingen gemaakt en dan hoorde je van een scheidsrechter ik zou nou oppassen als ik jou was.” Ook Diederik Lassel stelde moeite te hebben met een scheidsrechter die hem

terechtwijst: “dat je een gele kaart krijgt, of een harde vermaning, dat mensen in het veld jou in

elkaar kunnen zien zakken. Dus dat een scheidsrechter jou zo aanpakt, dat ze laten zien van wie de baas is. Ja, dat moet je natuurlijk zien te voorkomen, anders word je aardig in je hemd gezet, ja.. als speler zijnde”. Dat Lassel het gevoel heeft dat de scheidsrechter hem dan in zijn hemd zet en dat

Gout zich in zijn mannelijkheid voelt aangetast, duidt erop dat een terechtwijzing voor hen een uitdaging van hun mannelijkheid is. Het maakt hen als spelers ondergeschikt aan de scheidsrechter en dus tast het de dominantie aan.

De andere respondenten gaven eveneens aan moeite te hebben met een scheidsrechter die hen op een duidelijke manier terechtwijst. Bovendien stelden Thomas van Siechem en Carles Puyol dat ze meer moeite zouden hebben met een scheidsrechter die hen over het veld terechtwijst dan een scheidsrechter die dat op korte afstand doet. Thomas van Siechem zei: “Die roepen je naar zich toe,

van luister, dit en dat, zus en zo is het geval, dat is heel anders. Dan denk je, ja is goed scheids, sorry, schouderkloppie en klaar, weet je”. Dit lijkt te duiden op wat Messerschmidt (2000) aangeeft,

namelijk dat er in een situatie met meer publiek meer ‘mannelijkheid op het spel staat’. Wanneer een scheidsrechter over het hele veld een speler terechtwijst, kunnen veel meer mensen, waaronder vooral de spelers, dat horen dan wanneer hij dat rustig in een één op één situatie doet. Er is in dat geval meer publiek bij de terechtwijzing aanwezig waardoor er meer dominantie is af te breken.

De respondenten vertelden op verschillende manieren op een terechtwijzing van een scheidsrechter te reageren. Gout zou zeggen: “zo erg hoeft het ook weer niet”. Hoewel deze reactie niet heel heftig is, zorgt het wel voor enig behoudt of herstel van zijn mannelijkheid. De scheidsrechter laat door zijn terechtwijzing zien dat hij dominant is. Door niet te reageren toon je je

vrouwelijk (Spierenburg, 1998; Winlow & Hall, 2006) en dus dient een speler de tegenaanval te kiezen om zijn mannelijkheid te behouden. Voor Gout zijn in dit geval de mogelijkheid om de scheidsrechter te pesten of het tonen van een sterk lichaam of moed geen bronnen om zijn mannelijkheid te herstellen, en dus kiest hij voor een verbale reactie om zijn mannelijkheid te herstellen.

De meest spelers zouden echter zo reageren zoals Puyol. Hij stelde: “Ik zou wel denken wat een

lul” zonder dat hij dat direct tegen de scheidsrechter zou zeggen. Hiermee wilde hij niet zeggen dat

hij niet alsnog op het voorval zou reageren. Hij gaf aan: “Nee, maar ik scheld ze sowieso nooit vaak

uit, tenminste, niet in hun bijzijn. In de kleedkamer soms”. Hiermee geeft hij wel degelijk een

reactie die zijn mannelijkheid kan herstellen. Hij gebruikt hiermee tegenover zijn medespelers, die aanwezig waren tijdens de terechtwijzing, alsnog verbaal geweld om zo zijn dominantie ten opzichte van de scheidsrechter enigszins te herstellen. Een dergelijke manier van reageren is een veel gebruikte methode zo bleek ook uit de participerende observaties. In de kleedkamer klagen spelers die door een scheidsrechter terecht zijn gewezen vaker over hem. Hij zou ‘dramatisch’ ,

‘achterlijk’ of een ‘ongelofelijke debiel’ zijn. Ook hierbij lijkt het vaak te gaan om het herstellen van

dominante mannelijkheid, zodat de teamgenoten niet op de speler neer gaan kijken.

De belangrijkste reden voor het feit dat spelers niet op het veld reageren, lijkt het risico op een bestraffing in de vorm van een vrije trap voor de tegenstander of een kaart voor de speler zelf te zijn, zoals blijkt uit een opmerking van Gofert Klops: “Nou, ik heb eigenlijk niks meer gezegd want

toen dacht ik, ja kan ik beter niet doen, want dan krijg je dadelijk alleen maar meer geouwehoer.”

en ook Harry te Vrede gaf dit aan: “maar nu heb ik gewoon geleerd, ja je hebt er niks aan”. Dit lijkt aan te tonen dat spelers de dominantie in het spel als belangrijker ervaren dan de dominantie ten opzichte van de scheidsrechter. Immers, een kaart kan uitsluiting van de wedstrijd betekenen en dat proberen spelers te voorkomen door zich tegen scheidsrechters in te houden. Hieruit lijkt naar voren te komen dat spelers collectieve dominantie als belangrijker ervaren dan individuele dominantie. Hier ligt een goede mogelijkheid voor vervolgonderzoek.

Samenvattend is het zo dat bedreiging zelden voorkomt, en dat scheidsrechters zich over het algemeen ook onthouden van beledigen. Wanneer zij dit wel doen, is het mogelijk dat spelers reageren. Een terechtwijzing komt vaker voor, maar hier geldt dat spelers meestal niet direct reageren. Dat doen zij vaak achteraf, zonder dat een scheidsrechter dit hoort. Waarom spelers in sommige gevallen toch tegen scheidsrechters reageren met kans op uitsluiting blijkt uit de volgende paragraaf.