• No results found

Het is noodzakelijk voor een museum, wil het overleven in het huidige subsidieklimaat, om een groot publiek te trekken voor haar collectie en tentoonstellingen. Naast de toenemende mate van gebruik van middelen als televisie, radio, tijdschriften, kranten, Internet en sociale media, hebben musea ook hun eigen producten als promotiemiddelen. Promotieproducten als ansichtkaarten, sleutelhangers, bekers, object-reproducties, boekenleggers, magneten, tassen, sieraden, posters, telefoonhoesjes, boeken, cd’s, dvd’s, kinderboeken en literatuur. De

tentoonstellingscatalogus kan ook zo’n promotiemiddel zijn van het museum. Een product, vervaardigd door het museum, en verkocht naar aanleiding van de (tijdelijke) tentoonstelling in de museumwinkel. Met dit product kan een museum de aandacht van het bezoekende publiek trekken, vasthouden en op latere momenten kan informeren over verschillende onderwerpen. Daarnaast kan de catalogus dienen als een bron van informatie waar het museum achter staat. Een deel van de bezoekers koopt altijd de catalogus, andere bezoekers moeten overtuigd worden dat het waardevol is om de catalogus te kopen. Een deel van de aantrekkings- en overtuigingskracht begint op de omslag van de catalogus, met de visuele kant van het product. De vraag is dan wel: Op welke manier is het gebruik van visuele middelen in de tentoonstellingscatalogus ontwikkeld sinds 1950?

In een oogopslag: de omslag

Zoals gezegd, zal een deel van de bezoekers de catalogus altijd aanschaffen, bijvoorbeeld vanwege professionele redenen, interesse in het tentoonstellingsonderwerp of als herinnering aan de tentoonstelling. Een ander deel moet eerst op de catalogus gewezen worden en

overtuigd worden. Om de aandacht te trekken van het, in de museumwinkel rondsnuffelende, publiek moet de catalogus eerst gezien worden. Hoewel de inhoud voor het museum een zeer belangrijke factor is, is de inhoud niet voor alle bezoekers een kernmotief voor de aanschaf van de tentoonstellingscatalogus.153 Een mooie, aantrekkelijke, in het oog springende,

felkleurige of chique omslag kan wel de aandacht trekken. Uit de analyse van de catalogi van

153 Noël van Bemmel, ‘Vorm boven inhoud’ De Volkskrant 4 februari 2000. Website De Volkskrant,

https://www.volkskrant.nl/recensies/vorm-boven-inhoud~a568763/, gezien 7 mei 2018.

3

38 het RMO, JHM en DNK blijkt dat fotografisch materiaal op de voorkant van de catalogus standaard is geworden, maar misschien al eerder dan gedacht. Zowel het RMO als het JHM maken al sinds 1953-1954 gebruik van fotografisch materiaal op de omslag, respectievelijk sinds Het Romeinse Portret154 en Joodse rituele kunst uit Parijs. Judaica verzameling

Strauss-Rothschild uit het Musée du Cluny155. Op beide omslagen mag dan wel een foto

sieren, maar deze zijn dan nog wel gedrukt in zwart-wit. Al vlot daarna, in de jaren ’60, komt er kleur op de omslag. Na de jaren ’60 werd dat standaard, er werd nog wel eens van

afgeweken en er worden nog steeds wel een catalogi met omslag in zwart-wit gedrukt maar dan is er sprake van zwart-wit fotografie. Bijvoorbeeld bij de tentoonstellingscatalogus

Towards Jeruzalem. The place of Jerusalem in Judaism156 uit 1982. Veelvuldig en nog altijd

worden er catalogusomslagen gedrukt met zowel kleur als zwart-wit elementen op de omslag. Neem bijvoorbeeld de omslagen van Een Gouden Spoor. Nederlands-joodse cultuur in de

Gouden Eeuw157 en Schliemanns Troje158.

De Nieuwe Kerk is een uitzondering als het gaat om het drukken van omslagen in zwart-wit. DNK maakt weinig gebruik van omslagen in zwart-wit of waar zwart-witte elementen op staan. In 8,89% van de tentoonstellingscatalogi is er gebruik gemaakt van zwart-wit op de omslag, daarentegen zijn 91,11% van de omslagen in kleur. Veelal zijn dit

154 Prof. Dr. J.J.M. Timmers, Het Romeinse portret (Leiden 1953). Onderzoeksresultaten, RMO nr. 30.

155 Joodse rituele kunst uit Parijs. Judaica verzameling Strauss-Rothschild uit het Musée du Cluny (Amsterdam 1958).

Onderzoeksresultaten, JHM nr. 2.

156 Towards Jeruzalem. The place of Jerusalem in Judaism (Amsterdam 1982). Onderzoeksresultaten, JHM nr. 23. 157 Een Gouden Spoor. Nederlands-joodse cultuur in de Gouden Eeuw (Amsterdam 1993). Onderzoeksresultaten, JHM nr.

42.

158 Schliemanns Troje (Leiden 1991). Onderzoeksresultaten, RMO nr. 23. 2 Joods Historisch Museum,

Towards Jerusalem. The place of Jerusalem in Judaism (1982)

3 Joods Historisch Museum, Een Gouden Spoor. Nederlands-joodse cultuur in de Gouden Eeuw (1993)

4 Rijksmuseum van Oudheden, Schliemanns Troje (1991)

39 tentoonstellingen over verre en verschillende culturen, waarin de objecten centraal staan. En fotografisch materiaal uitermate geschikt is om deze thuis nog eens te bekijken in de

catalogus. Het museum dat objecten uitleent, bijvoorbeeld aan DNK, stuurt vaak recent fotografisch materiaal mee. Als de gestuurde foto’s niet naar wens zijn kan DNK de objecten eventueel na aankomst nogmaals fotograferen om zo de gewenste kleur, kwaliteit of positie te verkrijgen. Soms is het niet mogelijk om foto’s opnieuw te maken, bijvoorbeeld bij een historische tentoonstelling. Recentelijk organiseerde DNK de tentoonstelling We Have a

Dream. Wereldverbeteraars: Gandhi, King en Mandela (16 september 2017 – 4 februari

2018), hiervoor was fotografisch materiaal van Gandhi en Martin Luther King Jr. beschikbaar in zwart-wit. Het museum moest de foto’s grafisch bewerken om een kleurrijke versie te kunnen gebruiken. Het museum heeft in zo’n geval weinig andere keuzes dan met het beschikbare materiaal te werken.

Een aantrekkelijke compositie van objecten en foto’s of grafische elementen op de

omslag kunnen ook een tip van de sluier oplichten over de inhoud en de aard van de tentoonstelling. Neem bijvoorbeeld de tentoonstellingscatalogus van Oudheid op reis159.

Tegen een witte achtergrond staat een vijftal foto’s van beeld- en aardewerk, als in een

collage opgesteld, de bezoeker krijgt hierdoor een idee welke objecten er in de tentoonstelling voor kunnen komen. Een andere manier om de aandacht trekken is door de omslag juist te laten focussen op een detail, zoals bij Schitterend sieraad160. Bij deze tweede catalogus wordt

er wel een tip van de sluier opgelicht, maar bij lange na niet genoeg om een idee te krijgen welke objecten er tentoongesteld werden. Het publiek krijgt wel het idee dat het een onderwerp betreft dat om schoonheid en vakmanschap draait.

159 A. Stamatiou, Oudheid op reis (Leiden 1980). Onderzoeksresultaten, RMO nr. 31. 160 Schitterend sieraad (Leiden 2007). Onderzoeksresultaten, RMO nr. 15.

5 Portretfoto’s van Mahatma Gandhi, Martin Luther King Jr.

40 Naast een aantrekkelijke omslag is het ook belangrijk dat de omslag relevant is. Een bezoek aan het museum mag dan voor veel scholieren een verplichting zijn, maar voor andere museumbezoekers is het bezoek, een bezoek uit interesse. Interesse voor het museum zelf, het overkoepelende onderwerp, de permanente opstelling van het museum of voor de tijdelijke tentoonstelling. Een bezoeker met de intentie om de permanente opstelling te bezoeken zal waarschijnlijk ook nog bij de tijdelijke tentoonstelling langslopen. Belangrijk voor het bezoek in het algemeen is dat de bezoeker is geïnteresseerd in het onderwerp. Herkenbaarheid is belangrijk om snel iemand te overtuigen. Neem als voorbeeld het belang van een goed logo, of je een Coca Cola- of Pepsi-fan bent het logo herken je in een oogopslag.161 De

marketingafdelingen van musea maken eenzelfde afweging voor de lokale en landelijke reclamecampagne. Bij het Van Gogh museum maken ze veelvuldig gebruik van het zelfportret van Van Gogh. Het uithangbord van het Rijksmuseum te Amsterdam is de

Nachtwacht. Het museum zal voor de tentoonstellingscatalogus een afbeelding kiezen die een duidelijke thematische link heeft met het onderwerp en een afbeelding die ook zeer

herkenbaar is voor het algemene publiek. De omslag en de gebruikte afbeelding zijn dan ook gericht op een specifieke doelgroep: algemeen publiek, jongeren, studenten, gelovigen, wetenschappers, Marilyn Monroe-fans. De omslag van Opgravingen in bijbelse grond162 zal

een andere doelgroep aanspreken dan de opzichtige omslag van Happy Birthday Marilyn. 90

161 Rachel Morssink, ‘De kracht van het logo’ Memory Magazine september-oktober 2013. Website Memory Magazine,

http://www.memorymagazine.nl/fast-moving-consumer-goods/de-kracht-van-het-logo/, gezien 4 mei 2018.

162 Opgraving in bijbelse grond. Past het of past het niet… (Leiden 1965). Onderzoeksresultaten, RMO nr. 33. 7 Rijksmuseum van Oudheden, Oudheid op reis (1980) 8 Rijksmuseum van Oudheden, Schitterend sieraad (2007)

41

jaar Marilyn. Omzien naar een iconische vrouw163, terwijl de omslag van de catalogus van

Dierenmummies164 zich weer richt op een veel jongere doelgroep.

Relevant binnen of buiten de tentoonstelling

Hoewel de catalogus in eerste instantie ondersteunend en aanvullend is op de tentoonstelling staan de catalogi niet altijd in dienst van de tentoonstelling. Je hebt de leidende

tentoonstellingscatalogi die de bezoeker aan de hand meenemen door de tentoonstelling heen: ‘aan de linkerkant’, ‘bij nummer 1 vindt U object x’. Deze catalogus is alleen relevant binnen de tentoonstelling zelf, tijdens het bezoek. Een tweede optie is een tentoonstellingscatalogus die helemaal op zichzelf staat. Hierbij gaat het om een zelfstandige publicatie waarin

nauwelijks rekening wordt gehouden met de objecten die wel of niet in de tentoonstelling gepresenteerd staan. Vaak gaat het hierbij om een algemeen overzicht van alle actuele en beschikbare informatie. Reizende tentoonstellingen hebben soms een eigen catalogus, dat wil zeggen: niet door het museum gemaakt waarin de tentoonstelling opgesteld staat. Deze reizende tentoonstellingen kunnen aangepast worden aan de wensen van de musea: dit object wel, het andere object liever niet. Door de tentoonstellingscatalogus zo algemeen mogelijk te maken en daardoor veel ruimte te bieden aan het contextuele verhaal past deze catalogus bij alle vormen die deze tentoonstelling kan aannemen. De algemeenheid van de inhoud en het gebruik van vele afbeeldingen maakt dat de catalogus ook buiten de tentoonstelling om gelezen kan worden. De tentoonstelling De schatkamer van San Marco165 (1991), die

opgesteld stond in DNK was zo’n rondreizende tentoonstelling, met een eigen catalogus. DNK vroeg destijds een aantal andere objecten ter aanvulling van de tentoonstelling, waarna

163 Happy Birthday Marilyn. Omzien naar een iconische vrouw (Amsterdam 2016). Onderzoeksresultaten, DNK nr. 27. 164 Dierenmummies (Leiden 2008). Onderzoeksresultaten, RMO nr. 40.

165 De schatkamer van San Marco (Amsterdam 1991). Onderzoeksresultaten, DNK nr. 19. 9 Rijksmuseum van Oudheden,

Opgravingen in bijbelse grond (1965) 10 De Nieuwe Kerk, Happy Birthday Marilyn Monroe. Omzien naar een iconische vrouw (2016)

11 Rijksmuseum van Oudheden, Dierenmummies (2008)

42 DNK ook een kleine aanvulling deed in de tentoonstellingscatalogus. Hiermee creëerde DNK als het ware een nieuwe catalogus.

Dit is dan ook een derde optie voor de tentoonstellingscatalogus, een combinatie van zowel een leidende, als een opzichzelfstaande catalogus en is ‘aanhankelijk’ te noemen. Deze catalogi bieden naast context over het onderwerp en beschrijvingen van objecten in de tentoonstelling ook een voor het onderwerp relevant verhaal dat niet of beperkt aan bod is gekomen tijdens de tentoonstelling. Bij opzichzelfstaande of aanhankelijke

tentoonstellingscatalogi wordt er veel meer visueel materiaal gebruikt dan bij een door de tentoonstelling leidende catalogus. De leidende catalogi zijn bedoeld voor gebruik in de tentoonstellingsruimte, omdat de objecten op dat moment te zien zijn hoeven er geen foto’s in de catalogus opgenomen te worden. Als de catalogus een functie moet vervullen na afloop van de tentoonstelling moet een beschrijvende tekst visueel ondersteund worden. Anders is het niet meer duidelijk over welk marmeren beeld DNK het heeft in de catalogus nadat de tentoonstelling ROME166 afgelopen is.

Vanaf de jaren ’80 blijkt deze combinatie van een leidende en opzichzelfstaande tentoonstellingscatalogus, de ‘aanhankelijke’ tentoonstellingscatalogus, de voorkeur te zijn bij het RMO, JHM en DNK. Bij het RMO wordt er in de jaren ’60 al een start gemaakt met het

166 Sible de Blaauw en Eric Moormann, ROME. De droom van keizer Constantijn. Kunstschatten uit de Eeuwige Stad

(Amsterdam 2015). Onderzoeksresultaten, DNK nr. 46.

12 De Nieuwe Kerk, De schatkamer van San Marco (1991) 13 De Nieuwe Kerk, De Schatkamer van San Marco gepresenteerd door Olivetti, magazine (1991)

43 creëren van zo’n catalogus. De catalogi 400 jaar Romeinse bezetting. Noviomagvs

Batavorvm167, Nederlandse opgravingen in Egypte168 en Glas uit de oudheid169 uit 1961 zijn

de eerste verkenningen van het RMO in de richting een opzichzelfstaande catalogus. De hiervoor gepubliceerde tentoonstellingscatalogi bevatten een enkel kort contextueel hoofdstuk gevolgd door een genummerde, korte en feitelijke objectenlijst, waarmee de bezoeker de tentoonstelling bezocht. Alle objecten zijn genummerd en zorgen daarvoor dat er bij het afwerken van de lijst een route door de tentoonstelling werd gevolgd. Vanaf 1975 focust het RMO zich op het ontwikkelen van opzichzelfstaande catalogi. Na 1975 zijn alle catalogi ‘aanhankelijk’, van deze standaard werd slechts enkele keren afgeweken. In 1984 publiceerde het RMO Op goede gronden. De eerste boeren in Noordwest-Europa170 de eerste compleet opzichzelfstaande catalogus zonder leidende elementen.

Ook het JHM experimenteerde in de jaren ’60 met alternatieven voor de leidende tentoonstellingscatalogi. De, in 1962 gepubliceerde, tentoonstellingscatalogus uit de

thematische serie Joodse feestdagen: Pasen171 is al opzichzelfstaand. Het JHM gaat door met

het publiceren van opzichzelfstaande catalogi naast de leidende catalogi. De leidende catalogi, worden in de jaren ’70 toch weer de standaard ten opzichte van de opzichzelfstaande catalogi. Het experiment van het JHM met opzichzelfstaande tentoonstellingscatalogi leek toen niet geslaagd. Echter keerde eind jaren ’80, begin jaren ’90 de opzichzelfstaande catalogi terug bij het JHM, deze werd zelfs de standaard. Het JHM gaat hierbij mee met andere musea. Dit betekent niet dat leidende catalogi niet meer werden gebruikt in het JHM. De

kunsttentoonstelling Roman Vishniac (re)discovered172 uit 2014 leidde de bezoeker aan de

hand van een genummerde lijst langs de foto’s van Vishniac. Het werk van Vishniac wordt in deze catalogi beschreven en uitgelegd aan de hand van de begeleidende teksten. De

tentoonstelling betrof een oeuvre-tentoonstelling die een selectie toonde uit het totale oeuvre ofwel bestand van Vishniac. De tentoonstelling was een overzichtswerk, in tegenstelling tot een tentoonstelling die vernieuwde of nieuwe perspectieven biedt. Bij deze beknopte catalogus, zowel visueel als inhoudelijk, lag de focus op de werken die alleen te zien zijn in de tentoonstelling, waardoor de relevantie van de tentoonstellingscatalogus buiten de tentoonstelling afnam.

167 400 jaar Romeinse bezetting. Noviomagvs Batavorvm (Leiden 1961). Onderzoeksresultaten, RMO nr. 50. 168 Nederlandse opgravingen in Egypte (Leiden 1961). Onderzoeksresultaten, RMO nr. 36.

169 Glas uit de oudheid (Leiden 1962). Onderzoeksresultaten, RMO nr. 35.

170 M.E.Th. de Grooth en G.J. Verwers, Op goede gronden. De eerste boeren in Noordwest-Europa (Leiden 1984).

Onderzoeksresultaten, RMO nr. 22.

171 Joodse feestdagen Pasen (Amsterdam 1962). Onderzoeksresultaten, JHM nr. 7. 172 Roman Vishniac (re)discovered (Amsterdam 2014). Onderzoeksresultaten, JHM nr. 69.

44 DNK heeft in haar geschiedenis een keer gebruik gemaakt van een catalogus die leidend is door de tentoonstelling, hierbij gaat het om de tentoonstelling Kunst manifestatie.

32 galeries in de nieuwe kerk173 van 1983. Het genre van de tentoonstelling maakt dat geen context wordt beschreven. Wel maakt de catalogus gebruik van zwart-wit afbeeldingen van de gepresenteerde kunstwerken. Niet alle kunstwerken worden afgebeeld, waardoor de catalogus relevantie buiten de tentoonstelling verliest. Vijf andere tentoonstellingen in de geschiedenis van DNK zijn ‘aanhankelijk’ te noemen, de combinatie tussen relevantie binnen als buiten de tentoonstelling. De laatste keer dat er een ‘aanhankelijke’ catalogus gepubliceerd is door DNK is in 2002 en betreft wederom om een kunsttentoonstelling: Stedelijk museum in de

Nieuwe Kerk. No 1, beelden 1947 > 2002 sculpture174. Hierbij werd er wel context gegeven:

over de kunstenaar en de visie van de kunstenaar op het kunstwerk, waardoor het een

aanhankelijke catalogus te noemen is in tegenstelling tot de voorganger. Ten opzichte van de tentoonstelling van 1983 zijn de tentoonstellingscatalogi van kunsttentoonstellingen sterk veranderd. De visuele representatie in de catalogus maakt dat de tentoonstelling en haar kunstobjecten relevant blijven en de tekst makkelijker naar een object kan refereren.

Visuele context

Een essentieel element waarmee een museum haar catalogus relevant maakt buiten de tentoonstelling, is het gebruik van visuele middelen als afbeeldingen. Tegenwoordig kijken we niet op als we een boek of catalogus openen en we een veelvoud aan afbeeldingen zien. Vanaf de negentiende eeuw is visuele context steeds belangrijker geworden voor het museum, denk hierbij aan film en fotografie. Er is eenzelfde toename te zien van visueel materiaal in tentoonstellingscatalogi. Het publiek blijkt veel vertrouwen te hebben in visueel materiaal dat een authentiek object of tekstuele context ondersteunt. Na 1975 werden afbeeldingen als even betrouwbaar gevonden als tekst.175 Maar als we bedenken dat het drukken steeds eenvoudiger en goedkoper is geworden met de komst van computers, moeten we ook bedenken dat er periodes zijn waarin het drukken van catalogi een duur proces was. Met het goedkoper worden van het drukken van afbeeldingen kan het museum dit populair en betrouwbaar gevonden element weer veelvuldig gaan toepassen in de tentoonstellingscatalogi.

173 Kunst manifestatie. 32 galeries in de nieuwe kerk (Amsterdam 1983). Onderzoeksresultaten, DNK nr. 21.

174 Stedelijk museum in de nieuwe kerk. No. 1, beelden 1947 > 2002 sculpture (Amsterdam 2002). Onderzoeksresultaten,

DNK nr. 34.

175 Hendrik Henrichs, ‘Een Zichtbaar Verleden? Historische musea in een Visuele Cultuur’, Tijdschrift voor Geschiedenis

45 De oudste catalogus in dit onderzoek komt van het RMO. Bij deze

tentoonstellingscatalogus Het Romeinse portret176 staat op de omslag een zwart-wit foto van

een buste in kleur en staan er een paar foto’s in de catalogus in zwart-wit. Al in de jaren ’50 hadden musea de (financiële) middelen om visueel materiaal te gebruiken in hun catalogi. En de drie musea binnen dit onderzoek maken vaak gebruik van afbeeldingen. Hieruit blijkt dat de drie Nederlandse musea vanaf de jaren ’50 het gebruik van visuele middelen in catalogi als essentieel en als standaard element beschouwen.

Veertien catalogi van het JHM bevatten geen afbeeldingen en hebben ook geen afbeeldingen op de omslag. Opvallend is dat deze niet uit de jaren ’50 of ’60 afkomstig zijn, maar uit de jaren ’70 en ’90. Bij twee van de veertien catalogi heeft dit te maken met een aangepaste functie van de catalogus, namelijk als index of expliciet alleen voor tentoonstellingsteksten.177 Eind jaren ’80 is de overheid bezig met het verzelfstandigen van een aantal musea, zo ook het JHM. De noodzaak van het privatiseren heeft een herziening van het museumbudget (voor catalogi) veroorzaakt.178 In de jaren ’90 moet het JHM op het budget gaan letten en laat ook enkele aangeboden tentoonstellingen aan zich voorbijgaan, ondanks het feit dat het JHM nog altijd miljoenen guldens aan steun van de overheid ontving.179 Na 2000 keren de afbeeldingen

176 Prof. Dr. J.J.M. Timmers, Het Romeinse portret (Leiden 1953). Onderzoeksresultaten, RMO nr. 30.

177 Die ook…?! Oz Almogs beknopte index Judaeorum (Amsterdam 2003). Onderzoeksresultaten, JHM nr. 55; Biografieën van de stripkunstenaar (Amsterdam 2008). Onderzoeksresultaten, JHM nr. 63.

178 Elshout, p. 197.

179 Anneke Visser, ‘Joods Historisch Museum jubileert’ NRC, 16 april 1997. Website NRC.nl,

https://www.nrc.nl/nieuws/1997/04/16/joods-historisch-museum-jubileert-7349870-a1111113, gezien 23 maart 2018; ‘Joods Historisch Museum vindt rijkssom te laag’ De Volkskrant 1 augustus 1989.

14 Rijksmuseum van Oudheden, Het Romeinse portret (1953)

46 in kleur in te catalogi van het JHM terug. Het aantal pagina’s per catalogus neemt ook toe. Waar deze in 1990 nog bestonden uit enkele op A4 gedrukte pagina’s en niet meer dan lijsten te noemen zijn, ontstonden er bij het JHM vanaf 2000 tentoonstellingscatalogi in boekvorm, deze bestaan dan ook uit honderden pagina’s tekst en afbeeldingen die gedrukt worden op papier van hoog kwaliteit. Wat een resultaat is van het goedkoper worden van het drukproces. Met eenzelfde budget en dalende productiekosten, kan het museum steeds omvangrijkere catalogi publiceren.

Bij het DNK is er maar een catalogus te vinden die alleen maar zwart-wit afbeeldingen bevat, namelijk De hugenoten. De herroeping van het edict van Nantes en de Nederlanden180.

Deze catalogus maakt gebruik van prenten als visueel materiaal. Het oorspronkelijke materiaal is niet in kleur, het museum heeft vastgehouden aan de oorspronkelijke visuele vorm in plaats van deze grafisch te bewerken. Nog altijd moet het tentoonstellingsteam de