• No results found

Voorstel tot wijziging van de Netcode Elektriciteit, de Meetcode Elektriciteit, de Systeemcode Elektriciteit en de Begrippenlijst Elektriciteit in verband met

Bijlage 2 Relevant deel uit GEN-verslagen 27 mei, 9 juni en 26 juni 2008 inzake eerste voorstel

8 Voorstel tot wijziging van de Netcode Elektriciteit, de Meetcode Elektriciteit, de Systeemcode Elektriciteit en de Begrippenlijst Elektriciteit in verband met

8 Voorstel tot wijziging van de Netcode Elektriciteit, de Meetcode Elektriciteit, de Systeemcode Elektriciteit en de Begrippenlijst Elektriciteit in verband met congestiemanagement (GEN 2008-021)

VEMW maakt er, mede namens VNCI, bezwaar tegen dat op 22 mei 2008 een aangepast voorstel is uitgebracht. Daardoor hadden GEN-deelnemers slechts 3 werkdagen in plaats van de reglementaire 3 weken voorbereidingstijd. VEMW heeft haar best gedaan deze nieuwe versie te bestuderen, maar maakt, mede namens VNCI, een voorbehoud dat zij in staat wil worden gesteld in een later stadium hierover nadere opmerkingen naar voren te brengen. Zeker bij zo’n belangrijk voorstel als het onderhavige, dat voor representatieve organisaties geheel nieuw is, dienen representatieve organisaties volgens VEMW en VNCI voldoende tijd vóór de vergadering te hebben om zich hierop voor te bereiden.

PAWEX en VA sluiten zich hier volledig bij aan en maken ook een voorbehoud. PAWEX tekent daarbij nog aan dat congestiemanagement een goed onderwerp voor vooroverleg was geweest en om die reden niet begrijpt waarom de geplande vergadering in april is afgezegd.

Bijlage 2 Relevant deel uit GEN-verslagen 27 mei, 9 juni en 26 juni 2008 inzake eerste voorstel

van gezamenlijke netbeheerders

voor nieuwe en bestaande wkk’s alle rechten voorbehouden.

De voorzitter heeft begrip voor deze reacties en stelt voor eerst het voorstel in algemene zin aan de orde te stellen (en daarbij zo nodig naar versie te onderscheiden).

De Sectie Handel & Verkoop heeft ernstige kritiek op het voorstel.

Dit voorstel wijzigt volgens haar de fundamentele werking van de markt, omdat hierdoor verschillende prijszones in Nederland gecreëerd zullen worden. De voorgestelde methode leidt feitelijk tot het in stukken knippen van de Nederlandse markt (“market splitting”). De Nederlandse markt is echter volgens de Sectie te klein om opgeknipt te worden. De liquiditeit en de marktwerking (= effectiviteit) komen daarmee in het geding. Dit zal een hogere volatiliteit, hoger onbalansrisico en hogere prijzen voor bepaalde eindgebruikers tot gevolg hebben. Bovendien zullen de kosten stijgen omdat het voor marktpartijen duur (IT-investeringen), complex (handling prijszones en verschillende prijzen voor eindgebruikers) en intransparant wordt als “market splitting” in een dergelijke kleine markt wordt toegepast. Dit alles verhoogt de toetredingsdrempel voor partijen. Congestiemanagement is een gevolg van een tekort aan transportmogelijkheden en daarmee van achtergebleven investeringen in het net en daarmee dus een probleem van de netbeheerders. Volgens de Sectie moet

congestiemanagement ook een probleem van de netbeheerders blijven. Het voorstel maakt congestiemanagement echter een probleem van de pv’s. Marktpartijen willen overigens best meewerken aan een systeem van congestiemanagement, maar willen daar niet de kosten en het risico van dragen. Verder bevat het voorstel geen enkele prikkel voor de netbeheerders om alsnog de transportbeperkingen op te lossen.

Op grond van de wet heeft iedere netbeheerder de plicht om iemand desgevraagd aan te sluiten op zijn net en vervolgens transport aan te bieden tenzij daar redelijkerwijs geen capaciteit voor is. Netbeheerders moeten zich hieraan volgens de Sectie blijven houden en bestaande aansluit- en transportovereenkomsten eerbiedigen.

De Sectie zou graag een integrale maatschappelijke kosten-/batenanalyse van het voorstel zien. Waarschijnlijk zijn er veel betere, goedkopere methoden dan voorgesteld. De Sectie vindt het voorstel veel erger dan de problemen die ermee moeten worden opgelost. In het Westland kunnen blijkbaar bepaalde tuinders niet worden aangesloten. In vergelijkbare omstandigheden zijn personen wel aangesloten in het kader van een zogenaamd run back-scenario. Waarom wordt daar niet voor gekozen?

De Sectie heeft zelf ook nagedacht over een alternatief voorstel en heeft haar gedachten ter zake op schrift gesteld. Voor de Sectie is cruciaal dat de markt(werking) niet door congestiemanagement beïnvloed wordt en dat er in Nederland één prijszone blijft.

Ook VA benadrukt dat congestiemanagement een gevolg is van een tekort aan

transportmogelijkheden en het achterblijven van investeringen in transportnetten: zaken uit het

gereguleerde domein en behorende tot de primaire taken van de netbeheerders. Oplossingen zouden, ook ten aanzien van alle kosten en risico’s in principe noch direct noch indirect bij marktpartijen terecht mogen komen. De gevolgen van de voorgestelde methodiek voor congestiemanagement zijn groot voor zowel producenten als afnemers in de congestiegebieden.

De bestaande marktordening in Nederland lijkt door de gekozen methodiek ingrijpend te kunnen worden gewijzigd. Dit zou een onwenselijke ontwikkeling zijn. Het uitgangspunt moet blijven dat basisprincipes, prijzen en kosten voor heel Nederland gelijk blijven.

Er zijn een aantal voor de hand liggende alternatieve systemen voor congestiemanagement en alternatieven in de systematiek niet meegenomen in de afwegingen/toelichting bij de

Bijlage 2 Relevant deel uit GEN-verslagen 27 mei, 9 juni en 26 juni 2008 inzake eerste voorstel

van gezamenlijke netbeheerders

wijzigingsvoorstellen. Het is niet zeker dat de voorgestelde systematiek ook díe systematiek is met de beste kosteneffectiviteit voor de gehele elektriciteitsmarkt. Het betreft onder andere effectieve inzet van export via buitenlandverbindingen of het sluiten van bilaterale overeenkomsten tussen TenneT en producenten om tijdens congestie terug te regelen tegen vooraf vast te leggen condities; dergelijke vormen van congestiemanagement zouden ook desgewenst openbaar kunnen worden aanbesteed. Een gekozen oplossing voor congestiemanagement mag volgens VA niet discriminatoir zijn; de gepresenteerde methodiek en de voorstellen leiden tot verschillende voordelen en nadelen, kansen en bedreigingen voor verschillende marktpartijen, afnemers zowel als producenten. Het vaststellen van congestie en het van toepassing verklaren van de voorgestelde methodiek gebeurt niet op basis van vooraf vastgestelde criteria. Het is niet duidelijk welke aanvragen voor transportcapaciteit wel/niet leiden tot het instellen van een congestiegebied zoals voorgesteld en welke aanvragen toch zullen leiden tot afwijzing c.q. hoge aansluitkosten. De maatregelen zijn niet beperkt in tijd en omvang. Prikkels om snel te komen tot structurele oplossingen lijken te ontbreken. Met name de omvang en duur van de congestie in Noord-Nederland is zorgelijk. Congestie lijkt hier eindeloos na 2013 te kunnen voortduren bij het kunnen claimen van alle beschikbare transportcapaciteit door enkele grote partijen.

Marktpartijen met aansluitingen binnen en buiten het congestiegebied krijgen zowel binnen als buiten het gebied te maken met de gevolgen van toepassing van de voorgestelde systematiek. De impact van onbalansverrekening via pv-partijen kan groot zijn voor individuele marktpartijen met kleiner vermogen, moeilijk regelbaar vermogen en minder goede voorspelbare afname. Dit is niet benoemd in de toelichting en niet vermeld bij de kostenramingen. PV-partijen zouden moeten betalen voor alle onbalans. Zelfs producenten en afnemers met een gemiddeld qua vermogen neutraal profiel hebben per PT eenheid een absolute afwijking ten opzichte van hun nominatie aan hun pv-partij. Een absolute onbalansverrekening die kan doorwerken tot op de individuele aansluitingen leidt tot marktverstoring. Marktpartijen met regelbaar vermogen/afname zowel binnen als buiten het congestiegebied, zouden het systeem en daarmee de marktprijzen in het congestiegebied kunnen beïnvloeden; ook hier lijkt de systematiek onvoldoende in te voorzien.

Een aantal aspecten van de voorgestelde werkwijze gaat uit van een pv-TenneT-model. In de toelichting van TenneT tijdens de workshops was sprake van afregel-biedingen van individuele producenten aan TenneT. Het is de vraag of de voorgestelde werkwijze wel de beoogde oplossingen kan bieden in de vorm van voldoende participatie/biedingen. Kleinere en middelgrote marktpartijen lijken zelfs te worden benadeeld ten opzichte van grote marktpartijen met eigen pv.

Glaskracht sluit zich voor een groot deel aan bij de opmerkingen van de Sectie Handel & Verkoop en VA. Glaskracht ziet congestiemanagement in principe als een oplossing voor een tijdelijke situatie. De discussie hierover is voor wat Glaskracht betreft nog lang niet afgerond. Het gaat er voor Glaskracht nu om om kaders te scheppen voor een oplossing. Er ligt nu een voorstel wat in principe volgens Glaskracht die kaders kan scheppen.

Het systeem is getoetst bij glastuinders. Uitgaande van noodzaak en tijdelijkheid van de maatregelen, lijkt het systeem acceptabel voor producenten in de glastuinbouw, zij het dat nadere discussie nodig is over de uitwerking ervan en het tempo waarin gewerkt moet worden om congesties op te heffen. De implementatiekant met biedingen, onbalansverrekening etc. roept voor Glaskracht nog vele vragen op. Verder vindt Glaskracht ook dat meer gekeken moet worden naar (andere) alternatieven.

De Sectie Retail ziet congestiemanagement ook als een oplossing voor een tijdelijk probleem. Op grond van het voorstel zou de markttransparantie sterk afnemen en zouden de kosten fors stijgen. Het

Bijlage 2 Relevant deel uit GEN-verslagen 27 mei, 9 juni en 26 juni 2008 inzake eerste voorstel

van gezamenlijke netbeheerders

voorstel zou voor wat kleinverbruikers betreft verder onder andere veel impact hebben op de allocatie. Voor wat de netbeheerderskosten voor congestiemanagement betreft wordt voorgesteld deze te socialeren en mee te nemen in de kosten voor systeemdiensten. De Sectie Retail maakt hier bezwaar tegen. Profielklanten worden buiten de gevolgen van congestie gehouden, maar worden aldus wel geconfronteerd met hogere kosten voor systeemdiensten. De Sectie Retail vindt niet juist dat profielklanten aldus toch mee moeten betalen aan de kosten voor overproductiecapaciteit.

Cogen vraagt zich af of een algemene regeling zoals thans voorgesteld te rechtvaardigen is

respectievelijk rechtsgeldig is. Zij wijst erop dat voor het Westland maatoplossingen mogelijk blijken te zijn.

Cogen betreurt het verder dat het voorstel alleen de hogere netvlakken betreft en stelt vast dat het voorstel voor situaties als in het Westland geen oplossing biedt.

De voorgestelde regeling is volgens Cogen zeer complex en werkt, mede door de onzekerheden die de regeling in het leven roept en de administratieve gevolgen ervan (inbiedingsverplichtingen, de kosten van de hiervoor te treffen ICT-voorzieningen, etc.), barrières op voor wkk-exploitanten om te investeren. Voor Cogen is ook belangrijk hoe de gevolgen van het voorstel voor pv-partijen worden afgewikkeld; hoe de kosten worden verrekend. Cogen twijfelt voorts aan de stabiliteit van de voorgestelde regeling.

Cogen benadrukt voorts dat met wkk-installaties duurzaam opgewekte elektriciteit op grond van Europese regelgeving al bij voorrang “ingeregeld” moet worden. De Minister van Economische Zaken zal nog vóór de zomer een wetsvoorstel om dit in de Nederlandse wet te implementeren, aan de Raad van State voorleggen. Tot op heden was er geen behoefte aan om dit in de Nederlandse wet te implementeren omdat iedereen werd aangesloten en iedereen het gewenste transport kon worden aangeboden. Cogen leidt uit het voorstel af dat netbeheerders geen enkele aandacht voor de voorrangspositie van duurzame energiebronnen hebben.

De Sectie Productie wijst erop dat producenten niet willen weglopen voor de consequenties van congestie. Het onderhavige voorstel brengt echter grote risico’s voor producenten met zich mee (bijvoorbeeld voor planning van onderhoud etc.) en zal een grote impact hebben op levering door en beschikbaarheid van producenten en dus op onbalans.

VEMW plaatst, mede namens VNCI, in algemene zin een groot aantal kanttekeningen bij het codewijzigingsvoorstel. Deze zijn in tenminste 5 onderwerpen onder te brengen:

1) Naar de mening van VEMW en VNCI is het codewijzigingsvoorstel discriminatoir.

• Wanneer in het huidige systeem grote afnemers of producenten (> 10 MW) aansluiting en transport willen contracteren bij de netbeheerder, dan zal de netbeheerder voor de aansluiting vragen om een kabel te leggen naar een punt in het net waar voldoende capaciteit

beschikbaar is (zie Bijlage A7 van de Tarievencode). Daarbij kan de aangeslotene zich beroepen op de wettelijke plicht van de netbeheerder om in voldoende capaciteit te voorzien. Er is dus zowel een plicht voor de aangeslotene als de netbeheerder, om het aansluit- en transportprobleem op te lossen.

• Het codewijzigingsvoorstel leidt tot discriminatie ten aanzien van reeds aangesloten afnemers en producenten. Het idee bij congestiemanagement is dat (1) bepaalde partijen kunnen worden aangesloten op het net waar onvoldoende capaciteit is, en (2) het

congestiemanagementsysteem van kracht wordt om het transportprobleem op te lossen. Daarmee dalen de aansluitkosten voor deze partijen ten opzichte van bestaande partijen,

Bijlage 2 Relevant deel uit GEN-verslagen 27 mei, 9 juni en 26 juni 2008 inzake eerste voorstel

van gezamenlijke netbeheerders

zonder enige rechtvaardiging. En ook de netbeheerder kan zo erg makkelijk aan zijn plicht voldoen om voor partijen aansluiting en transport te verzorgen. De kosten en andere nadelige effecten worden in het nieuwe systeem voor het gemak gesocialiseerd, waardoor bestaande afnemers niet alleen veel meer kwijt zijn voor hun aansluiting, maar ook nog eens moeten opdraaien voor de kosten van het aansluiten van nieuwe partijen.

• Het codewijzigingsvoorstel leidt ook tot discriminatie tussen nieuwe aangeslotenen. Het codewijzigingsvoorstel voorziet immers niet in een regeling waarbij iedereen op het

dichtstbijzijnde punt in het net wordt aangesloten en transport krijgt, ongeacht de beschikbare capaciteit. Bijlage A7 van de Tarievencode blijft immers gehandhaafd. Het voorstel ziet slecht op congestiemanagement (1) in gebieden die de netbeheerder aanwijst en (2) alleen voor partijen in dat gebied met wie de netbeheerder een aansluit- en transportovereenkomst heeft of aan wie de netbeheerder anderszins transportcapaciteit beschikbaar heeft gesteld. Op basis van welke criteria de netbeheerder tot het aanwijzen van een bepaald

congestiemanagementgebied komt is niet duidelijk. Ook is niet duidelijk welke nieuwe

aangeslotenen de netbeheerder wil aansluiten op een plek waar onvoldoende capaciteit is, en in welke gevallen de netbeheerder zich zal beroepen op Bijlage A7 van de Tarievencode.

Uit een recent bericht in het FD, blijkt dat ICT-bedrijven zich niet meer in Amsterdam kunnen vestigen, omdat het elektriciteitsnet onvoldoende capaciteit heeft. Komt daar ook een congestiemanagementgebied waar deze afnemers van kunnen profiteren? En in Limburg, waarbij nu aangeslotenen verplicht worden om een kabel van tientallen kilometers aan te leggen voor een aansluiting? Of geldt voor deze partijen gewoon Bijlage A7 van de Tarievencode?

2) Het codewijzigingsvoorstel is naar de mening van VEMW en VNCI onduidelijk en onvolledig ten aanzien van de financiële effecten:

• Er worden 3 congestiemanagementgebieden genoemd, maar kunnen er ook meer komen in de periode t/m 2013? Wat zijn daarvan de kosten?

• Voor wat betreft de redispatchkosten van TenneT: wat gebeurt er na 2013? Hoelang blijven de congestiemanagementgebieden in stand? Wat is tijdelijk, 50 jaar of 100 jaar?

• De extra kosten voor onbalans in een congestiemanagementgebied worden niet genoemd. Naast extra kosten leidt dit tot opsplitsing van de markt. Hoe groot kan het verschil in opslag voor onbalans worden?

• De systeemkosten en operationele kosten gelden ook voor afnemers! Die worden niet in het codewijzigingsvoorstel genoemd.

3) Financiële prikkels die leiden tot doelmatig handelen ontbreken volledig.

Voor netbeheerders en nieuwe producenten ontbreken prikkels om het transportprobleem op te lossen. Dit wordt met name veroorzaakt door het socialiseren van de kosten. Er is geen enkele financiële prikkel voor netbeheerders om een einde te maken aan het transportprobleem in een congestiemanagementgebied. Daarnaast is het voor een producent misschien wel aantrekkelijk, omdat deze extra geld kan verdienen door aan TenneT aan te bieden om terug te regelen.

4) Er zijn alternatieven met maatwerk, waarbij de kosten en prikkels beperkt blijven tot nieuwe aangeslotenen en de netbeheerder.

Bijlage 2 Relevant deel uit GEN-verslagen 27 mei, 9 juni en 26 juni 2008 inzake eerste voorstel

van gezamenlijke netbeheerders

Een goed voorbeeld is run-back. Er zijn reeds contracten gesloten met de betreffende partijen op de Maasvlakte en Noord-Nederland over run back, en de NMa/DTe staat op het punt om hierover een besluit te nemen. Voor deze gebieden is daarom dit codewijzigingsvoorstel geheel onnodig. TenneT heeft kennelijk ook een ontheffing aangevraagd voor Noord-Nederland. VEMW en VNCI vragen aan TenneT of deze aanvraag aan de leden van het GEN beschikbaar kan worden gesteld. Run back is niet discriminatoir, geeft goede prikkels en leidt niet tot aantasting van de transportrechten van reeds aangesloten partijen.

5) Als dit codewijzigingsvoorstel toch mocht worden doorgevoerd, leidt dit tot aantasting van huidige transportrechten en bestaande contracten voor bijvoorbeeld afschakelen.

Nadeelcompensatie is in dat geval noodzakelijk.

Afnemers en producenten worden aangesloten op plekken waar onvoldoende capaciteit is, waardoor anderen rechten op transport verliezen. Indien de netbeheerders dit codewijzigingsvoorstel ondanks de bezwaren naar de NMa/DTe sturen en de NMa/DTe dit codewijzigingsvoorstel overneemt, moet in ieder geval voorzien worden in een regeling waarmee de partijen die in hun transportrechten worden aangetast, nadeelcompensatie ontvangen.

De voorzitter informeert of VEMW en VNCI het probleem derhalve willen beperken tot nieuwe aanvragers van aansluiting en transport.

VEMW bevestigt dit, mede namens VNCI. Zij tekent hierbij aan dat een netbeheerder op grond van de wet iedereen moet aansluiten en transport moet aanbieden. Is er onvoldoende transportcapaciteit, dan zijn er twee opties. 1) Het kan de netbeheerder worden toegerekend dat er niet voldoende

transportcapaciteit is. Dan kan de aangeslotene daarvoor een claim leggen bij de netbeheerder, en de NMa/DTe kan de netbeheerder hierop aanspreken. 2) Onvoldoende transportcapaciteit kan niet aan de netbeheerder worden toegerekend. Dan zal de netbeheerder alsnog zo snel mogelijk in

transportcapaciteit moeten voorzien. Bij beide opties kan “run-back” worden toegepast, om de overbruggingsperiode door te komen. Dit laatste wordt overwogen voor wat betreft de Maasvlakte en Noord-Nederland. VEMW heeft kennis genomen ontwerp-ontheffing voor de Maasvlakte. VEMW en VNCI verzoeken TenneT de ontheffingsaanvraag voor Noord-Nederland ook bekend te maken aan het GEN. VEMW en VNCI achten deze weg beter dan een algemene regeling zoals thans voorgesteld waarvan ook de bestaande aangeslotenen nadelen zullen ondervinden.

PAWEW sluit zich aan bij hetgeen door VEMW, mede namens VNCI, is gesteld. PAWEX vraagt zich ten zeerste af of het voorstel niet in strijd is met de huidige Elektriciteitswet 1998 en/of met Europese wet- en regelgeving. Verder betreurt PAWEX het dat het voorstel voorbij gaat aan de bijzondere situatie van windturbine-exploitanten, omdat wind een niet-regelbare bron is. Volgens PAWEX worden thans ongelijke gevallen gelijk behandeld. Dit acht PAWEX niet juist en niet terecht. Windturbine-exploitanten worden door de voorgestelde maatregelen (gevolgen voor onbalans) extra zwaar getroffen.

FME-CWM sluit zich aan bij hetgeen VEMW, mede namens VNCI, naar voren heeft gebracht.

VME gaat ervan uit dat producenten die willen investeren in Europa, Nederland nu even zullen gaan mijden. VME erkent dat er thans sprake is van congestie. Zij mist in het voorstel echter met name duidelijke prikkels voor de netbeheerders om alsnog de gewenste investeringen te doen. Volgens VME moet in het voorstel aan de hand van een einddatum worden gegarandeerd wanneer er geen

Bijlage 2 Relevant deel uit GEN-verslagen 27 mei, 9 juni en 26 juni 2008 inzake eerste voorstel

van gezamenlijke netbeheerders

sprake meer mag zijn van congestie. Zou er daarna toch nog (in de aangegeven gebieden of elders) sprake zijn van congestie, dan zouden die kosten niet meer door de netbeheerders verwerkt mogen worden in hun tarieven. Verder benadrukt VME dat het voorstel voor marktpartijen veel meer kosten veroorzaakt dan voor de netbeheerders. VME benadrukt dat alle kosten van congestiemanagement door de netbeheerders gedragen zouden moeten worden en dat er geen kosten op het bordje van marktpartijen moeten worden gelegd.

TenneT benadrukt dat het voorgestelde congestiemanagementsysteem in gebieden met te weinig transportcapaciteit, een tijdelijke oplossing moet bieden om de schaarse transportcapaciteit te

gunnen, en dat de netbeheerders zeker de noodzakelijke investeringen (zullen) doen om congestie op te heffen en te voorkomen. De wet biedt hiervoor al voldoende prikkels voor de netbeheerders. Het