• No results found

Voorlopige conclusie na analyse van Bestevaêr Tromp (1875)

4. Analyse van Bestevaêr Tromp (1875)

4.6 Voorlopige conclusie na analyse van Bestevaêr Tromp (1875)

In dit hoofdstuk heb ik de analyseresultaten van Bestevaêr Tromp besproken. Ik heb onderzocht hoe Louwerse de held Marten Tromp heeft vormgegeven en hoe hij hem aantrekkelijk heeft gemaakt voor de jeugd. De lezer maakt kennis met de held Marten Tromp, wanneer hij nog een jongen van 9 jaar oud is en dit gebeurt via de ogen van de hoofdpersoon, de negenjarige Huib. Hun jeugd, beschreven in hoofdstuk 2 tot en met 8, is herkenbaar voor de lezer, aangezien Huib vertelt over de vechtpartijtjes die ze samen met andere kinderen hielden en dat ze zich in de nesten werkten. Vanaf hoofdstuk 9 begint het volwassen leven van de hoofdpersoon en de held. Na 8 hoofdstukken kent de lezer de held en de hoofdpersoon goed genoeg om zich te kunnen inleven in het volwassen leven van deze personages. De eerste helft van het boek beslaat 13 hoofdstukken waarin Huib het verhaal van Marten, Witte en hemzelf tot dan toe vertelt. In deze hoofdstukken is vooral Huib aan het woord en toont de alwetende verteller zich bijna niet. Na 13 hoofdstukken is Huib aangekomen bij het heden en vertelt de alwetende verteller wat Huib, Marten en Witte de rest van hun leven meemaken. Dan maakt de lezer ook kennis met Jonge Kees en Jaantje, twee jonge personages die met Huib bevriend zijn, wanneer Huib en Marten al volwassen zijn. Hoe Jonge Kees en Jaantje over dingen denken en hun kinderlijke enthousiasme en onwetendheid zal herkenbaar zijn voor de jonge lezers. Uit deze resultaten kan ik concluderen dat Louwerse de bewerkingsstrategie heeft toegepast van het opvoeren van een onbekende hoofdpersoon uit de omgeving van de held. Tevens beschrijft hij zowel de jeugd als het volwassen leven van de held. Deze twee bewerkingsstrategieën noemt Dasberg (1981). Zij noemt niet dat een schrijver meer jonge onbekende personages kan toevoegen wanneer de onbekende hoofdpersoon volwassen is.

In dit verhaal observeert een onbekend personage uit de directe omgeving van de held de held. Vooral de relatie tussen de held en het onbekende personage en de ontwikkelingen daarin staan centraal. Wanneer Marten en Huib nog kinderen zijn en bij hun ouders in Den Briel wonen zijn ze wat betreft hun ontwikkeling redelijk gelijk, hoewel er al een standsverschil zichtbaar is. Als ze naar zee gaan, toont Marten direct serieus en volwassen gedrag in tegenstelling tot Huib die met Jurrie moppen tapt en lol trapt. Hier ontstaat al een kloof tussen de twee vrienden en blijft Huib achter in zijn ontwikkeling naar volwassenheid. Huib en Marten verliezen elkaar steeds uit het oog, maar komen toch steeds ook weer samen. Naarmate de jaren voorbijgaan, worden de verschillen tussen hen steeds groter. Doordat Huib zelf het verhaal van hem en Marten vertelt, kan hij ook de situatie tussen hem en Marten analyseren en becommentariëren. Hij maakt daarbij steeds ook de steeds groter wordende kloof tussen hen duidelijk. Uiteindelijk komt het toch goed tussen de vrienden, want Marten sterft in de armen van Huib.

Huib en de alwetende verteller omschrijven Marten met innerlijke eigenschappen die passend zijn voor helden. Daarnaast gaat Louwerse ook in op de kritiek die men destijds had op Tromp en hij beschrijft hierbij de kant van het verhaal van Tromp. Hij benadrukt hierbij dat het meer eer waard is wanneer Tromp zijn eigen gevoelens aan de kant zet en weer in dienst gaat voor het vaderland. Vermoedelijk heeft Louwerse dit beschreven om een zo compleet mogelijk beeld van de werkelijkheid te geven, maar Marten lijkt hierdoor ook meer op een held. Er vinden voortdurend vergelijkingen plaats met andere personages in Bestevaêr Tromp. Door Marten te vergelijken met andere personages ziet de lezer dat Tromp zo slecht nog niet was. Andere personages heeft Louwerse uitgebreid vormgegeven zodat hij hun eigenschappen met die van Tromp kan vergelijken. Twee voorbeelden zijn zuinigheid (vergeleken met Huib) en beheerstheid (vergeleken met Witte).

Louwerse beschrijft in dit boek ook uitgebreid Witte de With, die bekend staat om zijn opvliegende karakter. Louwerse laat zien dat Witte veel moeite doet om deze woede te beheersen en ook dat hij

53

eigenlijk niet anders kan, omdat hij dat al van kleins af aan heeft. Witte krijgt veel kritiek en Louwerse laat ook zijn kant van het verhaal zien, dat de schuld die hij krijgt soms onterecht is. Daarnaast beschrijft Louwerse nog Piet Hein, De Ruyter en Van Heemskerk. Dit zijn minder uitgewerkte personages, omdat Louwerse een kortere omschrijving geeft van hun eigenschappen en ze minder voorkomen in het verhaal. Louwerse noemt alleen hun positieve eigenschappen.

De lezer komt niets te weten over het uiterlijk van Marten en Van Heemskerk. Bij Van Heemskerk is het begrijpelijk, want hij komt slechts een keer voor in het verhaal, maar bij Marten is het bijzonder, want hij is de held om wie het hele verhaal draait.

Het verhaal speelt zich zowel thuis als op zee af, wat overeenkomt met Kloek en Mijnhardt (2001). Het huiselijke heeft wel een hele beperkte rol ten opzichte van het heldhaftige. Het begin en het einde van het verhaal spelen zich thuis af en tussendoor speelt het zich nog twee keer kort bij Jaantje thuis af. De rest van het verhaal speelt zich op zee of in de haven af. De personages zijn vooral op reis, waar ze van alles meemaken. Toch ligt de nadruk meer op de verhouding tussen Huib en Marten dan op wat er tijdens de reis gebeurd. Heldenmoed komt vooral aan bod wanneer een held overlijdt of tijdens een toespraak van de kapitein voor of tijdens een gevecht. De jeugd van Huib, Marten en Witte is natuurlijk thuis en beslaat hoofdstuk 2 tot en met 4. Tijdens deze hoofdstukken anticipeert de verteller al op het leven later op zee doordat ze de zeeslag van Claessenszn. naspelen. Op zee verwijzen de personages naar huis wanneer ze praten over hun ouders en verlangen naar hun moeders als ze gevangen zijn. Huiselijkheid neemt slechts een klein deel in van het verhaal, maar is wel passend voor heldenverhalen uit de 19e eeuw (Kloek & Mijnhardt, 2001).

Over Tromp komt de lezer wat betreft relaties meer te weten over zijn ouders, zijn jeugdvriend Huib en zijn leermeester Piet Hein. Louwerse beschrijft zijn gezin nergens, ook al had hij wel een gezin. Dit past niet bij Kloek en Mijnhardt (2001). Huib is de hoofdpersoon en over hem komt de lezer het meest te weten. Hij heeft veel slechte eigenschappen. Louwerse benadrukt vooral dat hij een hekel heeft aan leren en dat hij daar later spijt van heeft. Dit is voor de lezer een duidelijke les. Hieraan koppelt hij het advies van de schoolmeester en dit advies spookt steeds door Huibs hoofd. De jongvolwassen Huib heeft verkeerde vrienden en de volwassen Huib heeft goede vrienden, namelijk Jonge Kees en Jaantje, met wie de lezer zich kan identificeren. Jonge Kees is in dit verhaal ook een held. Voor Jonge Kees is Huib een meester. Het is de bedoeling dat Jonge Kees leert van de fouten van Huib en zo kan ook de lezer hiervan leren. Huib spreekt Jonge Kees dan ook aan op een manier waarmee hij indirect ook de lezer aanspreekt.

Uit de analyse van de technieken om de spanning in het verhaal te verhogen blijkt dat Louwerse veel vooruitwijzingen toepast en de verteller de informatie op zo’n manier laat doseren dat het spanning oproept. Dit is in overeenkomst met Parlevliet (2009) en Van Boven en Dorleijn (1999). Volgens Parlevliet (2009) horen cliffhangers ook bij de spanningstechnieken die schrijvers veel toepassen, maar in dit verhaal gebeurt dat slechts een keer. Ten slotte spreken de personages veel in korte zinnen (overeenkomstig met Parlevliet (2009)) en heeft de verteller lange lappen vertellerstekst (tegenstrijdig met Parlevliet (2009)). Er komen veel puntjes voor aan het einde van zinnen en ook streepjes komen, hoewel in mindere mate, voor om spanning te creeëren. Ook dit past bij Parlevliet (2009). Door de spanning te verhogen maakt Louwerse het verhaal aantrekkelijk en boeiend voor de jeugd.

Met de resultaten die ik in dit hoofdstuk heb verzameld kan ik de vraag die centraal staat beantwoorden. De vraag was hoe Louwerse Maarten Tromp heeft vormgegeven en aantrekkelijk heeft gemaakt voor de jeugd. Louwerse beschrijft Marten iemand die als kind genoot van zijn jeugd: veel spelletjes spelen en school niet al te serieus nemen. Dit is herkenbaar en vermakelijk voor de lezer. Daarnaast beschrijft hij Marten als bevelhebber van de vloot die in verschillende lastige situaties met de vijand terechtkomt. Louwerse heeft de onbekende Huib in het leven geroepen als jeugdvriend van Marten die zijn levensverhaal kan vertellen en de rest van zijn leven aan zijn zijde de held kan

54

vastleggen. Daarnaast komen er meerdere wijze mannen voor in het verhaal die Marten en Huib advies geven en bijstaan. De verschillen tussen Huib en Marten worden gedurende het verhaal steeds groter waarbij Marten steeds meer alles belichaamt wat goed is en Huib juist de verkeerde kant op gaat. Uiteindelijk weet Huib zijn levenslessen over te brengen op Jonge Kees, een ander onbekend personage uit de omgeving van de held. Vooral door vooruitwijzingen, informatiedosering en puntjes aan het einde van zinnen voert Louwerse de spanning op in het verhaal. Louwerse geeft een compleet beeld van de held door naast alle positieve eigenschappen ook in te gaan op de kritiek die men op hem had en hem te vergelijken met andere helden. Door de jeugd van de held te beschrijven en andere interessante personages van wie de lezer een wijze les kan leren op te voeren heeft Louwerse een aantrekkelijk boek geschreven over deze held.

55