• No results found

Uit het in 2015 uitgevoerde bureau- en inventariserend veldonderzoek (Warning, 2015) bleek dat het plangebied landschappelijk gezien in het komgebied van de Oude Rijn ligt (Wink, 2013). In het noordoostelijke deel van het plangebied is sprake van een crevasserug. In de diepere onder-grond worden wadafzettingen van het Laagpakket van Wormer verwacht, eventueel afgedekt met Hollandveen.

Oude Rijn

De Oude Rijn was een meanderende rivier. Meanderende rivieren kenmerken zich onder andere door het langzaam stroomafwaarts verplaatsen van de bochten. In de binnenbocht vindt sedi-mentatie plaats, in de buitenbocht erosie. Het meanderen van de rivier heeft tot gevolg dat er een brede zone met voornamelijk zandige beddingafzettingen wordt gevormd. Tijdens overstro-mingen wordt aan weerszijden van de bedding sediment afgezet. Het zandige materiaal (de oe-verafzettingen) bezinkt dicht bij de geul, terwijl het fijnere, kleiige materiaal verder van de geul, in de kom tot bezinking komt (komafzettingen; Berendsen, 2004). Het plangebied ligt ten zuiden van de Oude Rijn in het komgebied.

Crevassen

De crevassen vormen een zeer complexe en fijn vertakte landschappelijk eenheid. Een vergelij-king van de IKAW, de gemeentelijke waardenkaart, de Limeskaart en het AHN2 leert dat in het komgebied veel crevassen voorkomen en dat deze niet allemaal zijn gekarteerd, zelfs niet op de in dit opzicht gedetailleerde Limeskaart. Een nadere analyse van het AHN2 heeft een verfijning en verbetering van de CHS opgeleverd (figuur 3). Verder geldt dat de onderscheiden crevasse-systemen die zich in het komgebied bevinden, waarschijnlijk zeer uiteenlopende dateringen en daarmee diepteligging kennen: van neolithisch tot (post-)Romeins. Voor de zichtbare en dieper gelegen crevassensystemen die samenhangen met het Oude Rijnsysteem geldt een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Laat Neolithicum t/m Romeinse tijd.

De vindplaatsen worden verwacht op oeverwallen van kleine geulsystemen

(kom-/veenontwateringsgeultjes) en op crevassen (zie o.a. Diependaele, 2009; Diependaele & Drenth, 2007 & 2010). In het plangebied kunnen de crevasseafzettingen die direct onder het maaiveld liggen, zijn aangetast door aftichelen of egalisaties.

Bewoningsgeschiedenis

Over eventuele bewoning in de omgeving van het plangebied voorafgaand aan de Romeinse tijd is weinig bekend. Uit de wijdere omgeving is wel bekend dat in prehistorische perioden op de hoger gelegen gebiedsdelen menselijke bewoning heeft plaatsgevonden. Met name de oeverwal-len van de Oude Rijn, maar ook de oevers van de crevassen van de Oude Rijn waren daarvoor geschikt. Vanaf de 11e eeuw is het veengebied in de Rijnstreek ontgonnen volgens het systeem van copeontginningen. Binnen dit systeem was de cope een overeenkomst die gesloten werd

tussen landheer en ontginners ter ontginning van percelen met vaste afmetingen van 105 of 115 bij 1250 tot 1400 m (Kok, 1999). Het plangebied zelf ligt niet aan een ontginningsas.

Historisch landgebruik

Op de ‘Kaart van Holland’ uit 1681 van Jacob Aertsz. Colom en de Kaart van het Rijnland uit 1746 staan in het plangebied geen bebouwing afgebeeld (’t Hart e.a., 1969; Sijmons & Van Eeg-hen, 1990). De Zaanse Rietveldpolder bestaat op deze kaarten nog uit twee polders: de Zaanse polder en de Rietveldpolder.

Op de kadastrale minuut uit de periode 1811-1832 en de topografische kaarten uit circa 1850 en 1900 is de huidige verkaveling al aanwezig. Op geen van de kaarten staat bebouwing in het plangebied aangegeven. Deze situatie blijft tot op heden ongewijzigd (Robas producties, 1989;

Wolters-Noordhoff, 1990; www.watwaswaar.nl).

Volgens de molendatabase heeft ten noordoosten van het plangebied, langs de Gouwe, molen De Kleine Zanemolen gestaan. De eerste molen is in 1563 gebouwd, deze is in 1649 vervangen.

In 1906 is deze molen gesloopt, nadat de molen vervangen was door een stoomgemaal. Ten zuiden van het plangebied aan de huidige Baanwegsekade heeft molen De Rietveld gestaan.

Deze molen is in 1530 gebouwd en in 1634 vervangen door de Rietveldsemolen. Deze molen is in 1908 gesloopt (http://www.molendatabase.nl).

Cultuurhistorische elementen

Het plangebied maakt deel uit van de verkavelingsstructuur nabij het Rietveldsepad. Deze verkaveling dateert vermoedelijk uit de 10e eeuw. De aanbeveling voor de verkavelingsstructuur is om het slotenpatroon te handhaven (Landschapsbeheer Zuid-Holland, 2013).

In het plangebied zelf zijn geen cultuurhistorische waarden aangegeven. Direct ten noordoosten van het plangebied ligt een tankval. De tankval bestaat uit de in de Tweede Wereldoorlog ver-breedde Alphense Wetering. De aanbeveling voor de tankval is handhaven inclusief slotenpa-troon. Het slotenpatroon in de polder Zaanse Rietveld wordt niet aangepast.

Veldonderzoek

Zoals op basis van het bureauonderzoek verwacht werd, ligt het plangebied in het komgebied met crevasseafzettingen van de Oude Rijn. Binnen de geboorde diepte (max. 3,0 m -Mv) zijn geen oudere afzettingen onder het Hollandveen aangetroffen. Over het oudere waddenlandschap kunnen dus op basis van het veldonderzoek geen uitspraken gedaan worden. Eventueel hierin aanwezige archeologische niveaus zullen door de geplande ingrepen evenwel niet aangetast worden.

In het plangebied zijn de verwachte crevasseafzettingen aangetroffen. Deze zijn in het noordelij-ke deel van het plangebied (figuur 1; boringen 1 t/m 12) en in een smalle zone in het zuidelijnoordelij-ke deel (boringen 30 en 42) direct vanaf maaiveld aanwezig. Voor de crevasseafzettingen geldt een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Laat Neolithicum t/m Romeinse tijd. Deze verwachting kan op basis van het veldonderzoek gehandhaafd blijven. Er zijn geen aanwijzingen voor het aftichelen of het grootschalig egaliseren van deze afzettingen aangetroffen.

In de boringen 13, 14, 15, 18 en 43 (figuur 1) zijn de crevasseafzettingen afgedekt door komaf-zettingen of Hollandveen. Op deze locaties is mogelijk alleen een oudere fase van de crevasse aanwezig. Voor deze zones met crevasseafzettingen geldt dan ook een middelhoge archeolo-gische verwachting voor vindplaatsen uit het met name het Laat Neolithicum en mogelijk uit de Bronstijd en/of IJzertijd.

In het overige deel van het plangebied is een afwisseling van komafzettingen en Hollandveen aangetroffen. Voor het komgebied geldt een lage archeologische verwachting.

GERELATEERDE DOCUMENTEN