• No results found

Volgorde van de interviews

3. Ontwikkeling van het raamwerk voor het meetinstrument

3.3 Volgorde van de interviews

De uitkomst van de interviews vormen samen de meetmethode om de mate van vertrouwen te meten tussen twee organisaties. De volgorde van het afnemen van de interviews is echter nog niet aan de orde geweest. Hoewel er ogenschijnlijk meerdere mogelijkheden zijn om de interviews af te nemen, zoals verschillende mixvormen, is de sequentiële manier het meest voor de hand liggend (figuur 10). De reden daarvoor ligt opgesloten in de voorbereidende keuzes die zijn gemaakt in hoofdstuk 2. Daaruit kwam naar voren dat het persoonlijke interview met verdiepende en aanvullende vragen voor de casus het meest geschikt is. Daaraan kan worden toegevoegd de Delphitechniek en de interactie tussen de interviewer en de geïnterviewde. Eerder werd al geconstateerd dat een alliantie van strategisch belang is voor een organisatie. Maar of een organisatie ook over voldoende flexibiliteit bezit kan pas iets over worden gezegd als de interviewrondes over de tolerantiegrenzen zijn gedaan. Eerder werd dit ook het zelfbeeld van de organisatie genoemd. De uitkomst van deze eerste serie kan weer van invloed zijn op de vragen die over de grondslagen van vertrouwen gaan. Met andere woorden de output van de één is input voor de ander (indirecte interactie). Dat is ook de reden

waarom beide onderdelen in de interviews gescheiden van elkaar moeten worden gehouden en ook niet kunnen worden gewisseld. Niet alleen het eindresultaat maar ook het tussenresultaat is van belang. Bij mixvarianten in de interviewrondes of het omdraaien van de volgorde worden andere resultaten bereikt. Dat komt omdat de interviewers de consistentie van de vragen tijdens het interview niet kunnen bewaken. De reden daarvoor is dat als er eerst de interviewronden betreffende grondslagen van vertrouwen zou worden gehouden en vervolgens tolerantiegrenzen, dan is te verwachten dat de geïnterviewde de relatie legt tussen vertrouwen en tolerantie. In de omgekeerde volgorde is die verwachting minder aanwezig en is de validiteit van de antwoorden waardevoller. Interviews in mixvormen hebben waarschijnlijk hetzelfde effect als het omdraaien van de volgorde. Met als extra kanttekening dat het bewaken van de beantwoording door de interviewer extra gecompliceerd is en dit nog meer ten koste gaat van de validiteit van de antwoorden.

De volgorde van de interviewronden zijn daarom: eerst de drie ronden betreffende de tolerantiegrenzen afwerken, vervolgens de drie ronden over de grondslagen van vertrouwen. Het eerste tussenresultaat zegt iets over de mate van flexibiliteit van de organisatie en het tweede tussenresultaat iets over hoe de verwachting is dat de organisatie de ander in de alliantie vertrouwt. Eerder werd dit al aangegeven als respectievelijk het zelfbeeld en het beeld over de ander. Samen kan een uitspraak worden gedaan over de mate van vertrouwen. Figuur 10 geeft deze volgorde weer.

Figuur 10: Interviewvolgorde

3.3.1. Interview: tolerantiegrenzen

Het eerste deel van de interviewcyclus toetst aan de tolerantiegrenzen van de organisatie en het resultaat is een uitspraak over de mate van flexibiliteit van de geïnterviewde organisatie: het zelfbeeld. Het doel is om per onderwerp te achterhalen waar de organisatie staat aangaande autoriteit, taak, politiek of identiteit. Daarom worden er opiniërende vragen gesteld: we willen weten hoe de organisatie denkt over de deze aspecten. Voorbeelden daarvan zijn vragen als “wat is naar uw mening …..” of “hoe denkt u over ….”. Belangrijk bij deze vragen is dat de organisatie die wordt geïnterviewd een oordeel geeft over zich zelf en niet over de beoogde partner. Ergens moeten de uitkomsten van de organisatie gepositioneerd worden op de meetlat star – flexibel (figuur 11). Des te

+ =

Tolerantiegrenzen Grondslagen van

vertrouw en

Mate van vertrouw en

Resultaat Resultaat Uitkom st

Ronde 1 Ronde 2 Ronde 3 Ronde 1 Ronde 2 Ronde 3

meer organisaties onderzocht zijn des te beter is een organisatie te positioneren op de meetlat. Benchmarken is alleen mogelijk als aan de voorwaarden is voldaan van twee organisaties, een woningcorporatie en een zorginstelling, die met elkaar een alliantie willen aangaan om vervolgens te gaan participeren in gedeeld eigendom.

Figuur 11: Meetlat tolerantiegrenzen

De vier aspecten kunnen allen in één interview aan bod komen. Om de maatstaf te bepalen zijn er drie interview ronden nodig. Na de eerste ronde zal een interpretatie van de interviewer de vragen van de tweede ronde bepalen (R = reflectie) en de derde ronde is een herhaling van de tweede ronde (figuur 12). Na de derde ronde is er een indicatie van de maatstaf van de geïnterviewde organisatie: wordt de organisatie gekarakteriseerd als star of als flexibel of er ergens tussenin.

Figuur 12: Drie interviewronden per maatstaf

De maatstaf wordt bepaald aan de hand van de definitie van tolerantiegrenzen. De afwijkingen hierop worden per onderwerp bepaald. Per onderwerp wordt er geen wegingsfactor toegepast, de onderwerpen wegen allen even zwaar mee voor dit (tussen)resultaat.

Figuur 13: Meetlat tolerantiegrenzen

intervie w ronde 1

inte rview ronde 2

interview ronde 3 interviewer R R 1 2 3

star onderw erp: flexibel

autoriteit taak politiek identiteit star flexibel autoriteit

star taak flexibel

star politiek flexibel

De maatstaf waaraan wordt gemeten is vastgelegd in de definitie.

De definitie van de tolerantiegrenzen waar de interviewer het interview aan dient te toetsen, is:

Een alliantiepartner die samen met een andere partner wil participeren in gedeeld eigendom is tolerant als zij overlegt met haar partner over hoe de eindverantwoordelijkheid gedragen moet worden in de alliantie (dit dus niet zelf bepaalt), haar taak in gezamenlijk overleg krijgt toegewezen en daarnaar handelt (dit dus niet voor zich opeist), weet wat het achterliggende doel is van de alliantie en haar identiteit niet opdringt aan de alliantie, maar openstaat en zich inzet voor een nieuw te vormen identiteit.

Samenvattend:

De geïnterviewde organisatie wordt ondervraagd over waar haar eigen tolerantiegrenzen liggen en niet die van de (beoogde) partner.

3.3.2. Interview: grondslagen van vertrouwen

Analoog aan de eerste maatstaf wordt de tweede maatstaf, grondslagen van vertrouwen, gemeten: het beeld dat over de ander bestaat. Ook hiervoor zijn drie ronden nodig om dit te preciseren. Het verschil met het eerste deel zit in het type vragen dat gesteld wordt. In dit tweede deel zijn dat verwachtingsvragen zoals: “bent u bereid ….” of “wat verwacht u …..”. Deze verwachtingsvragen hebben betrekking op de vier aspecten: welwillendheid, wederzijdse afhankelijkheid, informatie en transparantie. Resultaten worden op dezelfde manier in verbeeld als figuur 12, maar dan voor aspecten van de grondslagen van vertrouwen. Belangrijk bij deze vragen is dat de organisatie die wordt geïnterviewd een oordeel geeft over de beoogde partner en niet over zich zelf.

De maatstaf waaraan wordt gemeten is vastgelegd in de volgende definitie.

De definitie van de grondslagen van vertrouwen waar de interviewer het interview aan dient te toetsen, is:

Een alliantiepartner die samen met een andere partner wil participeren in gedeeld eigendom is te vertrouwen als zij aangeeft dit te willen, het partnerbelang boven het eigenbelang laat prevaleren, alle benodigde informatie beschikbaar stelt die voor de alliantie belangrijk is en hierover volledig transparant communiceert.

Samenvattend:

De geïnterviewde organisatie wordt ondervraagd over de grondslagen van vertrouwen om te achterhalen hoe zij over haar (beoogde) partner denkt.

3.3.3 Resultaat van de interviews

De resultaten van de interviews, de optelsom van de tussenresultaten (zie figuur 10), zijn een interpretatie die door de interviewer wordt gemaakt. Om als (toekomstig) interviewer sensitiviteit te krijgen bij het formuleren van de juiste vragen (opiniërende vragen of verwachtingsvragen) zijn het houden van proefinterviews een goed hulpmiddel. Ook het consulteren van deskundigen bij het uittesten van de vragen is raadzaam. De hele cyclus van 2 x 3 interviews doorlopen is een voorwaarde om goed te weten wat de functie van de verschillende ronden kan betekenen voor het uiteindelijke resultaat. Zodoende kan ook worden beslist of de daar aan de orde komende verdiepende vragen al in de eerste ronde aan bod dienen te komen of niet.

Figuur 10 gaf weer dat de optelsom van de tussenresultaten het eindresultaat levert. Het eindresultaat is de uitspraak of er tussen de partners sprake is van een laag, gemiddeld of hoge mate van vertrouwen (figuur 14).

Figuur 14: Visuele verbeelding van mate van vertrouwen in een alliantie van gedeeld eigendom

Bij het eindresultaat van gemiddeld of hoger zou kunnen worden geconcludeerd dat een volgende fase in alliantievormingsproces grotere kans van slagen heeft dan bij een eindresultaat dat lager scoort.

3.4 Conclusie

In dit hoofdstuk is het raamwerk aangegeven hoe de interviews met de directeurbestuurders van de zorginstelling en de woningcorporatie gehouden kunnen worden. De volgorde van de interviews is daarin belangrijk: eerst het zelfbeeld in drie ronden (tolerantiegrenzen) en vervolgens het beeld over de ander in drie ronden (grondslagen van vertrouwen).

De voorbereiding op de interviews gebeurt gestructureerd. De interviewer houdt rekening met de directe interactie van de geïnterviewde en met de indirecte interactie via de antwoorden van

geïnterviewde van de (beoogde) partner. De open vragen zijn enerzijds opinievormend daar waar het

gemiddeld la g e r h o g e r

om het zelfbeeld gaat en anderzijds verwachtingsvragen daar waar het over beeldvorming van de (beoogde) partner gaat.

Dit hoofdstuk geeft het raamwerk voor het meetinstrument. De maatstaven waar aan gemeten wordt zijn vastgelegd in een definitie. Het onderzoek wordt in het volgend hoofdstuk afgesloten met de conclusies, een aantal discussiepunten en de aanbevelingen voor vervolgonderzoek.