deun. Die oefent zich voor het concert van volgende week, dacht Marijke.
Toen ritselde de brief voor in haar jurk. ‘Zeg Empie, raad eens wat ik in mijn
boezem draag?’
‘Een slang,’ zei Em.
‘Je zit vòl met slangen,’ vond Marijke. ‘Nee, 't is iets liefelijkers.’
‘Een verboden boek.’
‘Mis. Nog één keer!’
‘Een sinaasappel.’
‘Nee, die zou meer uitpuilen. 't Begint met een b.’
‘'n Boek. O nee, dat heb ik al gezegd. 'k Weet niet, Marijke. Ik geef het op.’
‘En dan een r.’
‘Br. Brr. Broek, brood, brandspuit. 'k Weet niet Spriet. 'k Heb nooit kunnen raden.’
‘'n Briéf!’ zei Marijke.
‘Zo, met wie correspondeer jij de laatste tijd?’
‘Ik? Met geen kip. 'k Zou je lekker danken. 't Is een brief van iemand, die jij heel
goed kent.’
‘Van Chiel?’
‘Maar Emmertje!’ lachte Marijke. ‘Bestaat er nog niet iemand op de wereld, die
je beter kent dan Chiel?’
‘Frits toch niet?’
‘Ja, Frits toch wel.’ Marijke dook in haar jurk, haalde
de brief, wat gekreukeld, te voorschijn. ‘Asjeblieft. Die lag er toen ik uit school
kwam. Ik wou je verrassen.’
‘Maar kind, je had me meer verrast, als je me die brief direct gegeven had.’ Em
bekeek het couvert, waarop Frits met forse letters haar naam geschreven had, lang
en aandachtig.
‘O ja?’ vroeg Marijke verbaasd. Ze slingerde met haar armen. ‘Ja, dat kan ik me
niet indenken natuurlijk. Ik dacht, dat je van je stoel zou rollen van puur plezier.’
Em draaide de brief om. ‘Ik wil 't best nòg doen, als ik je daar een genoegen mee
verschaffen kan.’
‘Och nee, dat moet spontaan gaan,’ zei Marijke. ‘Wat kijk je toch naar die
enveloppe. Is er wat aan te zien?’
Em kleurde licht. ‘Och Spriet, dat snap jij toch niet.’
‘Nu, ik snap meer dan jij denkt. Maar ik zou verlangender zijn naar wat er in die
enveloppe steekt, dan naar het omhulsel zelf. Hij schrijft een flinke poot,’ zei Marijke
ter aanmoediging. ‘Wat zet hij meestal boven zijn brieven?’
‘Beste Em.’ zei Emmy vlot.
‘Ja, zèèg! Ik ben geen kind meer. Zet hij lieveling erboven? Of liefste lieveling.
Hè toe Emser, vertel het aan Marijke. Dan weet ik dat alvast voor later.’
‘Er zijn belangrijker dingen, die jij voor later weten moet, Spriet.’
‘Boe, nu lijk je Gerda wel.’ Marijke stak haar tong uit. ‘Jouw schuld als ik later
geen behoorlijke brief aan mijn vrijer kan schrijven.’
‘Tegen die tijd mag je bij mij in de leer komen, hoor.’ Em stond op.
‘Lees je 'm hier niet?’ vroeg Marijke teleurgesteld.
‘Maar kind, wat heb je daar aan?’
‘Ik had zo graag de wisseling op je gezicht meegemaakt.’
‘De wisseling op mijn gezicht?’ vroeg Emmy verbaasd, terwijl ze de brief tegen zich
aandrukte.
‘Ja. Heel gewoon. Lous zei, als Gonny een brief krijgt van Wim, dat is haar
verloofde, dan wisselt haar gezicht steeds onder het lezen. Dan wordt ze rood, en
dan bleek,
‘Lees je 'm hier niet?’ vroeg Marijke teleurgesteld.
en dan lacht ze, en dan kijkt ze verlegen. Ik had me bij jou zoveel ervan voorgesteld.’
Em legde even de hand op Marijke's korte haar.
‘Och Spriet, dan was ik toch een teleurstelling voor je geworden. Mijn gezicht
blijft onaangedaan als van een
Roodhuid. Strak in de plooi. Wat zou Frits me nu te schrijven hebben, dat mijn gezicht
aan het wisselen slaat. 't Lijken wel melktanden warempel,’ zei Em. Ze liep op het
huis toe. Marijke draaide zich om.
‘Zeg, als je 'm schrijft, vraag hem dan, of hij me nog eens wat postzegels stuurt.
Dat vergeet hij aldoor. En hij had me ook een lap beloofd voor een zijden jurk. Weet
je niet? En een sarong boven de divan in mijn kamertje.’
‘Ik zal het doen hoor,’ zei Em. Neuriënd liep ze de trap op naar boven.
Marijke groef haar hakken in het grint. Wat zou ze gaan doen. Pas vijf uur. Nog
drie kwartier voor ze naar de trein hoefde. Ze zou maar met dat ellendige opstel
beginnen, dat kon ze nog net afkladden. Ze viste haar tas van de fiets, die nu met een
riem van Fie netjes op de bagagedrager gebonden zat. Ze kon dat zittende doen
gelukkig, alleen wipte ze bijna met haar stoel over de kop.
Ze haalde haar opstellenschrift te voorschijn. Ze schreef meteen in het net. Wat
zij te beweren had was niet de moeite waard om twee maal te worden geschreven.
Met grote letters zette Marijke: ‘Vacantie’ er boven. Ziezo dat besloeg al twee regels.
Ze kauwde op haar vulpen. Hoe iemand de brutale moed had je in Mei, als je nog
bijna twee maanden voor de boeg had, al met vacantie lekker te maken...
Marijke schreef: ‘Vacantie is de heerlijkste tijd van je leven.’ Ze keek rond naar
Ma Das. Die haakte nu aan een rood met zwart kleedje. Je liep kans dat Borgert - de
leraar Nederlands - zich beledigd moest voelen, omdat zij vacantie de prettigste tijd
van haar leven vond. Verstandiger zou het zijn als je schreef: ‘De Nederlandse
tallessen behoren tot de prettigste uren van mijn leven. Dan komt een hele tijd niets.
En dan pas komt de vacantie.’ Ja, stel je voor, dat ze dat neerkalkte. Borgert zou haar
toch direct doorhebben. Nee, zo was 't goed.
Marijke las de zin nog eens tevreden over en bedacht, dat ze met deze acht kernachtige
In document
Cissy van Marxveldt, Marijke · dbnl
(pagina 45-49)