• No results found

Vliegbasis Gilze Rijen

4.2 Stedenbouwkundig plan

5.1.9 Vliegbasis Gilze Rijen

De beperkingen vanwege vliegbasis Gilze Rijen zijn reeds in paragraaf 2.1 beschreven.

5.1.10 Milieueffectrapportage

5.1.10.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit

milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.10.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 + woningenbouw zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van 100 ha en 2000 of meer woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.10.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie

5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het plangebied ligt tussen de Rijksweg en de Oude Tilburgsebaan te Dorst. Het plangebied heeft op de IKAW van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het plangebied ligt op de gemeentelijke

archeologische beleidskaart in een zone van middelhoge archeologische verwachting, zoals weergegeven op figuur 14. Dit heeft aanleiding gegeven archeologisch onderzoek te doen.

FIGUUR 14 | UITSNEDE ARCHEOLOGISCHE BELEIDSKAART - ERFGOEDKAART OOSTERHOUT

Antea Group heeft dit onderzoek uitgevoerd ''Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen (verkennende fase)'', d.d. 2 mei 2016, 270897, bijgevoegd als bijlage 6. De boringen uit dit onderzoek laten een geroerd profiel zien tot voorbij waar in dit gebied regulier een eventueel archeologisch niveau verwacht mag worden.

Geadviseerd wordt de verwachtingswaarde bij te stellen naar laag wat resulteert in geen verdere onderzoeksverplichting.

Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel

Erfgoed.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie

5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Ten behoeve van het vaststellen van de cultuurhistorische waarde van het plangebied is de Erfgoedkaart van de gemeente Oosterhout geraadpleegd, zie figuur 15. De Oude Tilburgsebaan en Rijksweg vormden de oude verbinding tussen Breda en Tilburg. Dorst ligt aan deze doorgaande verbinding. De Oude Tilburgsebaan is opgenomen in het

stratenpatroon van Dorst. Het westelijke deel van de weg is opgenomen in de Rijksweg, de huidige doorgaande verbinding tussen Breda en Tilburg. Deze weg is verbreed en

aangepast ten behoeve van het hedendaagse verkeer. De Rijksweg en de Oude Tilburgsebaan hebben historisch geografische waarden. Ze hebben de status 'redelijk hoog'. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

FIGUUR 15 | UITSNEDE WAARDENKAART HISTORISCHE GEOGRAFIE - ERFGOEDKAART OOSTERHOUT

5.2.2.3 Conclusie

Het plan respecteert de Oude Tilburgsebaan en bevestigd de 'baan' als ontsluitingsweg in de nederzetting Dorst. Het plan raakt de oude Rijksweg niet. Er zijn geen gevolgen voor het plangebied noch voor de betreffende wegen. Het plan tast geen waardevolle

elementen aan. Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden

5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:

 de Natuurbeschermingswet 1998, deze beschermt waardevolle natuurgebieden;

 de Flora- en faunawet, die een soortenbescherming bevat.

5.2.3.2 Analyse Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur NNN.

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

In de PAS is rekening gehouden met een autonome economische groei van 2,5% per jaar.

De bouw van woningen behoort tot de autonome groei. Een nadere beoordeling aan de PAS is niet nodig. Het plan heeft geen negatief effect op natuurgebieden.

Soortenbescherming

De bestaande situatie van het plangebied kenmerkt zich door een stuk braakliggend terrein en een terrein met een oude boerderij, een schuur en een open kapschuur. Er is quicksqan uitgevoerd door Staro ''Toets flora en fauna, Oude Tilburgsebaan te Dorst'', d.d.

2 mei 2016, 16-0128, bijgevoegd als bijlage 7. Uit dit onderzoek blijkt dat de gebouwen mogelijkheden bieden voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Deze zijn jaarrond beschermd. Indien verblijfplaatsen aanwezig zijn, zal sloop van de gebouwen leiden tot vernietiging hiervan. Nader onderzoek dat in mei 2016 is gestart, moet uitwijzen of daadwerkelijk verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Tijdens de eerste

inventarisatieronde zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen vastgesteld. De volgende

inventarisatieronde zal medio juni worden uitgevoerd. Daarna volgen nog

inventarisatieronden in augustus en september. Dit betekent dat voor vaststelling van dit bestemmingsplan duidelijk zal zijn of een eventuele ontheffing verleend kan worden, indien dit aan de orde is.

5.2.3.3 Conclusie

Nader onderzoek moet worden uitgevoerd middels meerdere inventarisatierondes in de periode half mei tot en met september. Op basis van de resultaten van het nader onderzoek wordt bepaald of negatieve effecten optreden en of een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig is.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets, zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening(Bro), die de algemene behartiging van de waterbelangen betreft De waterparagraaf beschrijft op bestemmingsplanniveau zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Watersysteem

5.3.2.1 Bodem

Om de infiltratiecapaciteit van de bodem te bepalen heeft Antea Group uit een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Memo, Resultaten

doorlatenheidsmetingen", d.d. 4 mei 2016, 409915. Het onderzoeksrapport is als bijlage 8 toegevoegd.

Bodemopbouw

Het plangebied ligt in het Kempisch Hoog iets ten westen van de Centrale Slenk. De scheiding tussen deze deelgebieden, de Gilze-Rijenstoring, ligt ca. 4 km in oostelijke richting. Uit de boring is af te leiden dat de bodem uit zand bestaat waarvan de fractie steeds grover wordt naarmate de diepte toeneemt. Op basis van het boorprofiel wordt de bodem als goed doorlatend ingeschat.

Infiltratiecapaciteit

Uit het onderzoek volgt dat de waterdoorlatendheid van de bodem (k-waarde) ca 4 m/dag bedraagt. Hiermee kan de bovengrond geclassificeerd worden als goed doorlatend. De doorlatendheid van de proeven is voor de drie locaties vergelijkbaar.

5.3.2.2 Oppervlaktewater

Binnen de locatie is geen oppervlaktewater aanwezig. Het dichtstbijzijnde oppervlakte water ligt op een afstand van 60 m. Tussen Rijksweg 138 en Rijksweg 146 ligt langs het akkerland een watergang. Deze watergang is echter niet geschikt om te gebruiken voor het hemelwaterafvoer van onderhavig plan.

5.3.2.3 Grondwater

In de nabijheid van het plangebied liggen geen TNO peilbuizen uit het Dinoloket met recente meetgegevens. Wel liggen aan weerszijde van het plangebied peilbuizen uit het meetnet van de gemeente. Het grondwatermeetnet van de gemeente wordt jaarlijks uitgelezen. Uit de meetgegevens blijkt dat de hoogste grondwaterstanden tot circa 1 meter beneden maaiveld reiken en dat de grondwaterstand fluctueert met circa 1,5 meter.

5.3.3 Hemelwater

5.3.3.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie. De toename van het verhard oppervlak staat in de vierde kolom in m². Het plangebied heeft een oppervlakte van 6.469 m².

bestaand totaal nieuw totaal toename Verhard

Er is een afname van het verhard oppervlak, de totale afname bedraagt 1.127 m2.

5.3.3.2 Berekening bergingscapaciteit

Voor berekening van de benodigde waterberging voor ruimtelijke ontwikkelingen is in principe de bui T=10+10% maatgevend. Daarbij geldt als vuistregel dat er 436 m³ waterberging nodig is per hectare verharding.

Hoewel de verharding in de nieuwe situatie afneemt, stelt de gemeente Oosterhout dat, er bij nieuwbouw met meer dan 1.000 m² verharding, het regenwater niet in de gemeentelijke riolering geloosd mag worden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de hoeveelheid hemelwater die afgevoerd moet worden inzichtelijk gemaakt. De benodigde bergingscapaciteit wordt als volgt berekend: verhard oppervlak (in m²) x berging (in m³/ha).

Onderscheid wordt gemaakt tussen verharding van gebouwen en wegen/parkeerplaatsen:

1. De benodigde bergingscapaciteit voor gebouwen is 70 m³;

2. De benodigde bergingscapaciteit voor wegen/parkeerplaatsen is 86 m³.

De totale benodigde bergingscapaciteit bedraagt 156 m³.

Het hemelwater afkomstig van het terras krijgt een aansluiting op de vuilwaterafvoer (schrobputje) tegen de achtergevel. Dit schrobputje dient tevens voor de lozing van (vloeibaar) afval van bewoners.

Infiltreren wegdek

Voor een totaal systeem kan er gekozen worden voor een infiltratiesysteem onder het wegdek. Door de nutsvoorzieningen onder het trottoir te situeren, worden beschadigingen aan het infiltratiesysteem voorkomen bij onderhoud aan de nutsvoorzieningen. Aquaflow ® is marktleider op dit gebied en biedt een dergelijk systeem aan. Door het gebruik van een speciaal olieverwerkend filterdoek wordt zuivering van het hemelwater gegarandeerd. De rijbaan in het plangebied heeft voldoende oppervlak om de benodigde 156 m³ te bergen.

Het toepassen van kolken is onwenselijk omdat deze door bewoners aangezien kunnen worden voor kolken met aansluiting op het vuilwaterriool. Daarmee vormt het gebruik van kolken een vervuilingsrisico voor het schone hemelwater. Het hemelwater zal daarom direct tussen de bestrating door infiltreren. Om het intreden van het hemelwater naar de fundering zeker te stellen moet het wegdek periodiek schoongehouden worden.

De parkeerplekken bij de woningen moeten in principe uitgevoerd worden met een

aaneengesloten bestrating en mogen met een verhang afwateren naar openbare weg. Het wassen van auto's kan niet worden toegestaan, omdat de zepen de olie alsnog in

5.3.4 Afvalwater

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Oude Tilburgsebaan geloosd worden.

5.3.5 Waterkwaliteit

Overeenkomstig de eis van het waterschap en de provincie is voor het materiaal gebruik 'Artikel 5.1.3.7 Verbodsbepaling gebouwen, wegen en andere verhardingen ' van toepassing. Hierin wordt gesteld dat er geen materialen gebruikt mogen worden die de bodem kunnen verontreinigen.

5.3.6 Conclusie

Het hemelwater afkomstig van bebouwing en verharding wordt via een doelmatig werkend zuiveringssysteem onder het wegdek de bodem in geïnfiltreerd. Om vervuiling van het bodemwater te voorkomen dienen er beperkingen opgelegd te worden aan watergebruik op eigen terrein. Afvalwater wordt gescheiden afgevoerd naar de bestaande riolering in de Oude Tilburgsebaan.

In de diverse beleidsuitgangspunten heeft het infiltreren van hemelwater in de bodem de voorkeur. Aanvullende maatregelingen om vervuiling van het bodemwater te voorkomen zijn in de gekozen methode toegepast. Hiermee voldoet onderhavig plan aan de diverse beleidsuitgangspunten.