• No results found

Externe veiligheid

4.2 Stedenbouwkundig plan

5.1.4 Externe veiligheid

5.1.4.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.4.2 Analyse

Het bestemmingsplan maakt de bouw van 15 woningen mogelijk. De woningen kunnen aangemerkt worden als kwetsbare objecten in dit plan. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en

transportroutes).

Inrichtingen

Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's in de nabijheid van de meest risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De dichtsbijzijnde inrichting is een propaantank op een afstand van 700 meter. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van inrichtingen die onder het Bevi vallen.

Buisleidingen

Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van belang. Uit de Risicokaart blijkt dat de dichtsbijzijnde buisleiding een gasleiding is op een afstand van 2,5 kilometer. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen die onder het Bevb vallen.

Transportroutes

Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen, en spoor zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), de Regeling basisnet en de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) het relevante toetsingskader.

Water

In de nabijheid van onderhavig plangebied vindt geen transport over water plaats. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over water is hier derhalve niet van toepassing.

Wegen

In de nabijheid van onderhavig plangebied ligt de Rijksweg (N282). Deze weg is niet opgenomen in de Regeling basisnet. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen is hier derhalve niet van toepassing.

Spoor

De spoorlijn Breda - Tilburg (route 12, traject R) is als transportroute opgenomen in de Regeling basisnet. In onderstaande tabellen staan de stoffen (en hun stofcategorie) die over deze route worden getransporteerd en de bijbehorende PR en GR afstanden.

Stofcategorie A B2 B3 C3 D3 D4

Hoeveelheid

(in ketelwagenequivalenten)

10.300 600 0 2.700 600 300

Transportroute PR 10-6/jr GR invloed GR plafond PAG werkelijke afstand

Route 12 - R 1 m 4000 m 162 m 30 m 350 m

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied (stof D4 > 4000m - 1%-letaliteitsafstand) van deze transportroute, zoals blijkt uit bovenstaande tabel. Het plangebied ligt echter buiten de meest relevante zones voor het persoonsgebondenrisico (PR 10-6/jr), het groepsrisico (GR, 200 meter zones) en het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Op basis van deze afstanden is een berekening niet nodig.

Op grond van artikel 7 van het Bevt moet worden ingegaan op de mogelijkheden voor:

 de bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval op deze transportroute(s) en

 de zelfredzaamheid met betrekking tot nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied.

Overeenkomstig het gestelde in artikel 9 van het Bevt wordt de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om hierover een advies uit te brengen. Hieronder is ingegaan op de genoemde aspecten.

Het plan omvat geen "bijzonder kwetsbare objecten", bestemd voor verminderd zelfredzame personen, binnen het invloedsgebied van de transportroute. Het

plangebied ligt voorts geheel buiten de invloedsgebieden (1%-letaliteitsgebieden) vanwege een calamiteit met brandbare gassen, gemeten 350 meter vanaf de spoorlijn.

Er is daarmee sprake van een 'standaard situatie', waarvoor een eenvoudige verantwoording volstaat:

 Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

 Mogelijkheden tot zelfredzaamheid bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwingen alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De nieuw te realiseren gebouwen voldoen aan deze voorwaarden.

5.1.4.3 Conclusie

In de planregels is geborgd dat risicovolle activiteiten niet zijn toegelaten. Daarnaast is het aspect externe veiligheid alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Breda - Tilburg. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er

voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij een zwaar ongeval op deze transportroutes. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan gesteld hoeven te worden in het kader van het aspect externe veiligheid.

5.1.5 Explosieven

Onderhavig plangebied ligt in een verdacht gebied voor aanwezigheid van (resten van) explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Onderzocht moet worden of het plangebied vrij is van dergelijke explosieven.

Een bijzonder onderwerp voor wat betreft 'externe veiligheid' vormen niet-gesprongen explosieven. Omdat ter hoogte van Dorst in de Tweede Wereldoorlog gevochten is, is er een reële kans op de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven. Voorkomen moet worden dat daar bij werkzaamheden in de bodem op wordt gestuit.

In het kader van de ARBO-veiligheid en Openbare Orde en Veiligheid kan een risico ontstaan en dienen verdere risico's te worden voorkomen. Er is gekozen voor een

tweeledig onderzoek om de veiligheid te garanderen, deze aanpak staat beschreven in het projectplan opgesteld door Bodac en is bijgevoegd als bijlage 3.

Om het gehele gebied vrij te geven wordt gebruik gemaakt van een

computerondersteunde oppervlaktedetectie. Een dergelijke detectie vraagt om een gebied vrij van obstakels en verharding. Omdat ten tijden van de onderzoeken er nog bebouwing en verharding aanwezig was, is er een ondersteunend analoge oppervlaktedetectie uitgevoerd ten behoeve van het veilig kunnen uitvoeren van de milieuboringen. Hierbij zijn de onderzochte locaties vrijgegeven. Wanneer het plangebied vrij is gemaakt van

bebouwing en verharding, zal het gehele gebied worden onderzocht op explosieven.