• No results found

Tabel 39. Aantal territoria van Visdief in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

Figuur 52. Procentuele verhouding van het aantal territoria van Visdief tussen de verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

Foto 20. Visdief (Foto Hilbran Verstraete).

Visdief 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 AHZB ‐ art. 14 0 0 0 0 0 4 10 30 20 16 AHZB ‐ art. 36ter 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 COMP ‐ art. 14 0 0 1 0 1 1 4 0 0 0 COMP ‐ art. 36ter 0 0 0 0 0 0 0 24 38 0 Referentiegebied 1 1 0 4 5 2 5 4 9 3 Totaal 1 1 1 4 6 7 19 58 67 19 0 10 20 30 40 50 60 70 80 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Visdief

Referentiegebied art 36ter art 14 AHZB

Velduil Asio flammeus

Ecologische achtergrond en voorkomen

Het verspreidingsgebied van de Velduil strekt zich uit over Europa, Azië en Amerika. Het leefgebied van deze soort bestaat uit moerassen, graslanden en agrarisch cultuurland. In Europa en binnen de Europese Unie kent de soort een fluctuerende trend (BirdLife International, 2015). In Nederland is de soort sinds 1990 sterk afgenomen. De populatie wordt er geschat op 23-28 paren (Boele et al., 2015) en de soort staat op de Nederlandse Rode Lijst genoteerd al ‘ernstig bedreigd’ (Hustings et al., 2004). Recent werd de soort in Vlaanderen beschouwd als ‘verdwenen’ (Vermeersch et al., 2002), tot plots in 2014 een twintigtal koppels een territorium bezette, voornamelijk in de Westhoek, West-Vlaanderen. Deze plotse opflakkering wordt in verband gebracht met een groot muizenbestand (Devos et al., 2015).

Aantalsontwikkeling in de compensatiegebieden en in het referentiegebied

Het enige territorium Velduil in het studiegebied sinds 1991, was gevestigd in 2008 in de Uitkerkse Polder. Van de plotse toename van de soort in andere delen in Vlaanderen in 2014, was geen sprake in het studiegebied.

IJsvogel Alcedo atthis

Ecologische achtergrond en voorkomen

IJsvogels komen voor in heel Europa met uitzondering van IJsland. Men treft de soort overal aan waar helder, stromend water voorhanden is. De aanwezigheid van zandige of lemige, steile oeverranden is een vereiste, omdat daarin de nesttunnel wordt uitgegraven. In Europa nam de soort tussen 1980 en 2003 toe met 31%, over de jaren 2004 en 2013 nam de soort af met 43% (BirdLife International 2015, EBCC 2013). Bij ons wordt de populatie sterk gereguleerd door vrieskou in de winter. Tijdens strenge winters - waarbij open water bevriest en waardoor geen voedsel meer beschikbaar is voor deze strikte viseter - wordt de populatie sterk uitgedund. In Nederland zijn er 340-400 paren (Boele et al., 2015), in Vlaanderen broeden 100-500 paren (Broedvogeldatabanken INBO, 2015).

Aantalsontwikkeling in de compensatiegebieden en in het referentiegebied

In de compensatiegebieden werden nog geen territoria vastgesteld. Dit is niet onlogisch, gezien de compensatie zich niet richt op deze soort. Enkel in het referentiegebied is het een niet jaarlijkse broedvogel (Tabel 40).

Tabel 40. Aantal territoria van IJsvogel in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

IJsvogel 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 AHZB ‐ art. 14 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 AHZB ‐ art. 36ter 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 COMP ‐ art. 14 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 COMP ‐ art. 36ter 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Referentiegebied 0 3 0 0 1 2 1 1 1 1 Totaal 0 3 0 0 1 2 1 1 1 1

Veldleeuwerik Alauda arvensis

Ecologische achtergrond en voorkomen

De Veldleeuwerik is een broedvogel van akkers, duinen, heide en uitgestrekte weilanden. De soort heeft een verspreidingsgebied dat zich uitstrekt over geheel Europa, behalve in het uiterste noorden van Scandinavië. De laatste decennia gaat het zeer slecht met de Veldleeuwerik. Veranderingen in het landelijk gebied, heide en duinen zijn daarvan de oorzaak en de afname lijkt nog steeds niet te verminderen. In Europa nam de soort tussen 1980 en 2013 af met 52%, tussen 2004 en 2013 nam ze af met 13% (BirdLife International 2015, EBCC 2013). Nederland herbergt 50.000-70.000 paren (Hustings et al., 2002). In de jaren ’70 waren er nog 500.000-750.000 broedparen. Vlaanderen telt 6.000-8.000 paren (Broedvogeldatabanken INBO, 2015) en de soort nam de afgelopen 10 jaar significant af met 16,6% (Vermeersch et al., 2015). De soort heeft op korte tijd de status ‘kwetsbaar’ verworven op de Vlaamse Rode Lijst (Devos et al., 2004).

Aantalsontwikkeling in de compensatiegebieden en in het referentiegebied

De evolutie van het aantal territoria in in het studiegebied is vóór 2011 niet gekend (deze soort werd toen niet opgenomen in de monitoring). In de periode 2011-2015 werden in de compensatiegebieden enkel territoria vastgesteld in de percelen in uitvoering van art. 14. De evolutie van het aantal territoria is er negatief, de soort was er in 2015 zelfs afwezig. In het referentiegebied is de tendens eveneens negatief. Men kan dus stellen dat de inrichtingswerken geen effect hebben op het aantal territoria. In de Achterhaven van Zeebrugge blijft voorlopig nog een populatie overeind, welke overigens in 2011 een boost kreeg en sindsdien weer op het niveau van de jaren voordien ligt.

Tabel 41. Aantal territoria van Veldleeuwerik in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

Figuur 53. Procentuele verhouding van het aantal territoria van Veldleeuwerik tussen de verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

Veldleeuwerik 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 AHZB ‐ art. 14 0 0 0 0 0 0 0 0 1 AHZB ‐ art. 36ter 12 11 11 0 23 20 18 14 12 COMP ‐ art. 14 4 5 0 3 0 COMP ‐ art. 36ter 0 0 0 0 0 Referentiegebied 176 165 144 153 145 Totaal 195 197 210 147 203 190 162 170 158 0 50 100 150 200 250 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Veldleeuwerik

Referentiegebied art 36ter art 14 AHZB

Figuur 54. Dichtheden (n/100 ha) voor Veldleeuwerik in de verschillende telgebieden van het studiegebied in 2015. n = aantal territoria.

Graspieper Anthus pratensis

Ecologische achtergrond en voorkomen

De Graspieper is een bewoner van vrijwel elk open gebied met korte vegetatie: weilanden, duinen, akkers, heide, hoogveen. De Graspieper heeft een noordelijke verspreiding van IJsland en Groenland tot aan West-Siberië. De grootste broeddichtheden vindt men in Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Finland. Veruit de grootste aantallen broeden in agrarisch gebied, waar de aantallen de afgelopen jaren sterk zijn afgenomen als gevolg van de intensivering van de melkveehouderij. Buiten de intensief gebruikte graslanden is het beeld veel minder negatief (Hustings et al., 2002). In Europa nam de soort tussen 1980 en 2013 af met 68%, tussen 2004 en 2013 nam de soort verder af met 24% (BirdLife International 2015, EBCC 2013). In Nederland betreft het 70.000-80.000 paren en de soort kent er een ‘matige afname’ (Hustings et al., 2002). Ze staat als ‘kwetsbaar’ op de Nederlandse Rode Lijst (Hustings et al., 2004). De Vlaamse populatie wordt geschat op zo’n 2.000-4.000 paren (Broedvogeldatabanken INBO, 2015). De populatie kent de afgelopen 10 jaar een niet significante afname van 42,2% (Versmeersch et al., 2015).

Aantalsontwikkeling in de compensatiegebieden en in het referentiegebied

Vóór 2011 is de evolutie van het aantal territoria Graspieper in het studiegebied niet gekend. Vanaf 2011 blijft het aantal territoria op de ingerichte percelen in uitvoering van art. 36ter en in uitvoering van art. 14 stabiel. Hetzelfde geldt min of meer voor het referentiegebied. De inrichtingswerken hebben dus geen invloed op het aantal territoria van Graspieper voor de periode vanaf 2011. In de Achterhaven van Zeebrugge blijft het totaal aantal territoria sinds 2007 eveneens vrij stabiel.

Veldleeuwerik 0,00 0,01 - 1,00 1,01 - 2,00 2,01 - 5,00 5,01 - 10,00 > 10,00 AHZB te compenseren compensatiegebied

Figuur 55. Dichtheden (n/100 ha) voor Graspieper in de verschillende telgebieden van het studiegebied in 2015. n = aantal territoria.

Tabel 42. Aantal territoria van Graspieper in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

Figuur 56. Procentuele verhouding van het aantal territoria van Graspieper tussen de verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

Graspieper 0,00 0,01 - 1,00 1,01 - 2,00 2,01 - 5,00 5,01 - 10,00 > 10,00 AHZB te compenseren compensatiegebied Graspieper 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 AHZB ‐ art. 14 4 5 4 4 2 2 0 0 1 AHZB ‐ art. 36ter 9 12 17 1 17 18 12 12 16 COMP ‐ art. 14 6 10 3 9 5 COMP ‐ art. 36ter 5 2 6 2 4 Referentiegebied 251 281 165 234 223 Totaal 276 263 259 222 281 313 186 257 249 0 50 100 150 200 250 300 350 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Graspieper

Referentiegebied art 36ter art 14 AHZB

Blauwborst Luscinia svecica

Ecologische achtergrond en voorkomen

Het verspreidingsgebied omvat Europa, Azië en Alaska. De Blauwborst verkiest allerlei moerassige gebieden en vochtige ruigten als broedbiotoop. Een combinatie van open landschap (foerageergebied), ruige (nestgelegenheid) en opgaande vegetatie (zangpost) is ideaal. Onze broedvogels trekken naar het Iberisch Schiereiland en naar West-Afrika, vaak ten zuiden van de Sahara. In Europa nam de soort tussen 1996 en 2013 af met 30% en kende ze tussen 2004 en 2013 een toename van 17% (BirdLife International 2015, EBCC 2013). In Nederland wordt de populatie geschat op 9.000-11.000 broedparen (Hustings et al., 2002); de soort neemt er toe. Ook in Vlaanderen heeft de Blauwborst een opmerkelijke opmars gemaakt. De populatie wordt momenteel geschat op 3.500-4.000 paren (Broedvogeldatabanken INBO, 2015). De Vlaamse populatiekende de afgelopen 10 jaar een niet significante toename van 46,1% (Vermeersch et al. 2015). Intussen werd de soort van de Rode Lijst geschrapt en veranderde haar status van bijzondere naar algemene broedvogel (Devos et al., 2004).

Aantalsontwikkeling in de compensatiegebieden en in het referentiegebied

In de compensatiegebieden werden in 2015 14 territoria geregistreerd. De algemene trend is er positief. Omdat er ook in het referentiegebied een positieve evolutie is kan de toename in de compensatiegebieden niet toegeschreven worden aan de inrichtingswerken. De positieve evolutie in het volledige studiegebied is trouwens erg spectaculair: van 124 territoria in 2006 naar 401 territoria in 2015. Het hoogste aantal territoria werd in 2014 genoteerd: 415. Ook in de Achterhaven van Zeebrugge is de soort sinds 2006 toegenomen, al is de toename minder uitgesproken dan in het referentiegebied waardoor het proportioneel aandeel over de jaren heen duidelijk is afgenomen.

Figuur 57. Dichtheden (n/100 ha) voor Blauwborst in de verschillende telgebieden van het studiegebied in 2015. n = aantal territoria.

Tabel 43. Aantal territoria van Blauwborst in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

Figuur 58. Procentuele verhouding van het aantal territoria van Blauwborst tussen de verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

Blauwborst 0,00 0,01 - 1,00 1,01 - 2,00 2,01 - 5,00 5,01 - 10,00 > 10,00 AHZB te compenseren compensatiegebied Blauwborst 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 AHZB ‐ art. 14 6 8 5 8 1 13 8 11 6 13 AHZB ‐ art. 36ter 10 19 11 8 19 8 14 16 18 18 COMP ‐ art. 14 2 2 5 5 2 7 4 7 7 9 COMP ‐ art. 36ter 1 3 1 1 5 2 5 5 9 5 Referentiegebied 124 195 185 206 283 335 333 302 375 356 Totaal 143 227 207 228 310 365 364 341 415 401 0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Blauwborst

Referentiegebied art 36ter art 14 AHZB

Paapje Saxicola rubetra

Ecologische achtergrond en voorkomen

Het overgrote deel van het verspreidingsgebied van het Paapje ligt in Europa. De soort nam tussen 1980 en 2013 af met 78%, de afname tussen 2004 en 2013 bedraagt 27% (BirdLife International, EBCC 2013). In Vlaanderen was het Paapje vóór 1940 een vrij algemene broedvogel. Daarna ging het snel achteruit, voornamelijk in het cultuurlandschap. Rond 1960 waren er in Nederland naar schatting nog 3.000-4.000 paren, de laatste polulatieschatting in Nederland bedraagt 300-400 paren (Hustings et al., 2002). Het Paapje staat op de Vlaamse Rode Lijst als ‘met uitsterven bedreigd’ (Devos et al., 2004). In de jaren ’80 kwamen hier nog een 20-tal broedparen voor, de meest recente populatieschatting (2012) komt uit op 0-2 broedparen (Broedvogeldatabanken INBO, 2015). Dit wil zeggen dat de soort hier niet jaarlijks tot broeden komt.

Aantalsontwikkeling in de compensatiegebieden en in het referentiegebied

Sinds 1991 werden van Paapje enkel in 1995 territoria in het studiegebied vastgesteld. Het ging om 2 territoria in de Uitkerkse Polder.

Roodborsttapuit Saxicola rubicola

Ecologische achtergrond en voorkomen

De Roodborsttapuit is een vogel van halfopen, meestal schaars begroeide landschappen. De soort komt in Europa enkel voor in zuidelijke en gematigde streken. De Benelux en Groot-Brittanië vormen de noordwestgrens van haar areaal. De Europese populatie is in de periode 1970-1990 sterk in aantal afgenomen. In 1989-2013 volgde een gedeeltelijk herstel met een toename van 19% (BirdLife International 2015, EBCC 2013). In Nederland kent de soort sinds 1990 een sterke toename (Boele et al., 2015). De populatie wordt er geschat op 6.500-7.000 paren (Hustings et al., 2002). In Vlaanderen nam de soort de afgelopen 10 jaar niet significant toe met 72% (Vermeersch et al., 2015). De Vlaamse populatie wordt geschat op 2.500-3.000 paren (Broedvogeldatabanken INBO, 2015).

Aantalsontwikkeling in de compensatiegebieden en in het referentiegebied

De gegevens van het aantal territoria in het studiegebied vóór 2011 zijn onvolledig omdat de soort voordien niet werd opgenomen in de monitoring. Vanaf 2011 is er een positieve evolutie merkbaar. Zo werden er in 2015 9 territoria binnen de ingerichte percelen aangetroffen, het hoogste aantal tot hiertoe. De soort maakt ook in het referentiegebied een sterke positieve ontwikkeling door met een verdubbeling van het aantal territoria sinds 2011. De positieve ontwikkeling van de soort binnen de ingerichte gebieden is dus niet te wijten aan de inrichtingswerken. In de Achterhaven van Zeebrugge is het aantal territoria vrij stabiel gebleven over de jaren heen.

Figuur 59. Dichtheden (n/100 ha) voor Roodborsttapuit in de verschillende telgebieden van het studiegebied in 2015. n = aantal territoria.

Tabel 44. Aantal territoria van Roodborsttapuit in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

Figuur 60. Procentuele verhouding van het aantal territoria van Roodborsttapuit tussen de verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015.

Roodborsttapuit 0,00 0,01 - 1,00 1,01 - 2,00 2,01 - 5,00 5,01 - 10,00 > 10,00 AHZB te compenseren compensatiegebied Roodborsttapuit 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 AHZB ‐ art. 14 4 2 2 1 2 1 0 2 AHZB ‐ art. 36ter 3 1 1 3 6 7 3 3 COMP ‐ art. 14 0 3 4 5 5 COMP ‐ art. 36ter 1 1 1 3 4 Referentiegebied 86 118 74 109 166 Totaal 43 47 57 90 130 87 120 180 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Roodborsttapuit

Referentiegebied art 36ter art 14 AHZB

Cetti’s zanger Cettia cetti

Ecologische achtergrond en voorkomen

De Cetti’s zanger is een broedvogel van duinen, rietland, ruigte en struweel. Het is een broedvogel in een groot aantal landen rond de Middellandse Zee. In Europa nam de soort tussen 1989 en 2013 toe met liefst 417%, tussen 2004 en 2013 is er een afname van 18% (BirdLife International 2015, EBCC 2013). In Nederland worden de aantallen geschat op 550-750 paren (Boele et al., 2015). De soort gaat er de laatste jaren voorzichtig op vooruit als gevolg van de mildere winters. In ons land is het een zeldzame broedvogel (Devos et al., 2004) met aantallen die schommelen tussen 75 en 170 paren (Broedvogeldatabanken INBO, 2015). In Vlaanderen liet de soort een significante afname optekenen van 82,5% tussen 2007-2009 en 2013-2015 (Vermeersch et al., 2015).

Aantalsontwikkeling in de compensatiegebieden en in het referentiegebied

In de compensatiegebieden kwamen tot 2013 1 tot 4 territoria voor, daarna zijn geen territoria meer vastgesteld. In het referentiegebied is het aantal territoria sinds 2008 gehalveerd. Eventuele effecten van deinrichtingswerken kunnen dus niet aangetoond worden. In de Achterhaven van Zeebrugge lijkt de soort te verdwijnen als broedvogel. In 2008 was de Achterhaven van Zeebrugge nog goed voor 22 territoria, terwijl de in 2014 en 2015 telkens slechts 1 territorium overbleef. De grootste dichtheden komen tegenwoordig voor in het referentiegebied rond Kwetshage.