• No results found

Vogelmonitoring van de SBZ-V ‘Poldercomplex’ en Monitoring van de compensatie-inrichtingen voor de Achterhaven van Zeebrugge a.d.h.v. 3 parameters: vegetatie, broedvogels en hydrologie 2015

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vogelmonitoring van de SBZ-V ‘Poldercomplex’ en Monitoring van de compensatie-inrichtingen voor de Achterhaven van Zeebrugge a.d.h.v. 3 parameters: vegetatie, broedvogels en hydrologie 2015"

Copied!
264
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vogelmonitoring van de SBZ-V ‘Poldercomplex’

en Monitoring van de compensatie-inrichtingen voor de

Achterhaven van Zeebrugge a.d.h.v. 3 parameters:

vegetatie, broedvogels en hydrologie. 2015

Verstraete H., Van de walle M., Courtens W., Vanermen N., Verbelen D., De Bie J., D’Heer J., Vriens L.

INSTITUUT

(2)

Auteurs:

Verstraete H., Van de walle M., Courtens W., Vanermen N., Verbelen D., De Bie J., D’Heer J., Vriens L. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is.

Vestiging: INBO Brussel Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be e-mail: hilbran.verstraete@inbo.be

Wijze van citeren:

Verstraete H. et al. (2016). Vogelmonitoring van de SBZ-V ‘Poldercomplex’ en Monitoring van de compensatie-inrichtin-gen voor de Achterhaven van Zeebrugge a.d.h.v. 3 parameters: vegetatie, broedvogels en hydrologie. 2015. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2016 ( 12285575). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

D/2016/3241/259 INBO.R.2016.12285575 ISSN: 1782-9054 Verantwoordelijke uitgever: Maurice Hoffmann Druk:

Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid

Foto cover:

Slobeend (Anas clypeata) - Glenn Vermeersch

Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van:

Vlaamse Overheid, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Afdeling Maritieme Toegang, ism Natuurpunt Studie vzw, Vogelwerkgroep Mergus, Werkgroep Uitkerkse Polders en Vogelwerkgroep Middenkust.

(3)

Vogelmonitoring van de SBZ-V

‘Poldercomplex’

en

Monitoring van de

compensatie-inrichtingen voor de Achterhaven van

Zeebrugge a.d.h.v. 3 parameters:

vegetatie, broedvogels en hydrologie

2015

Verstraete H., Van de walle M., Courtens W., Vanermen N.,

Verbelen D., De Bie J., D’Heer J.,

& Vriens L.

(4)
(5)

Samenvatting

Ter uitvoering van de Vogelrichtlijn werd een groot deel van de Oostkustpolders aangewezen als speciale beschermingszone, ‘Poldercomplex’ genaamd. Binnen zo een speciale beschermingszone moeten instandhoudingsmaatregelen worden toegepast die nodig zijn voor het behoud van natuurlijke habitats en/of populaties voor de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Door de uitbreiding van de Achterhaven van Zeebrugge werd 282 ha van het Poldercomplex ingenomen voor havenactiviteit. Om de natuurwaarden van dit ingenomen deel te compenseren zijn de zogenaamde zoekzones aangewezen. Via natuurinrichting moeten in deze zones de verdwenen habitats zich ontwikkelen en functioneren als broedgebied voor in stand te houden doelsoorten. Om de kwaliteit van de ingerichte gebieden te bepalen, werd in 2006 gestart met een broedvogelmonitoring. Vanaf 2014 worden ook de vegetatie en hydrologie gemonitord. Dit rapport geeft de resultaten van de monitoring van 2015.

In eerste instantie zijn de instandhoudingsdoelstellingen (IHD’s) van de broedvogels getoetst. Van de 6 broedvogelsoorten waarvoor IHD’s werden geformuleerd halen 3 soorten in 2015 de norm. Indien alle compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter (dus ook deze buiten het Poldercomplex) in rekening worden gebracht, halen 4 van de 6 soorten de norm. Zes van de tien overwinterende/doortrekkende vogelsoorten haalden in de winter 2015/16 de norm.

Vervolgens komt de monitoring van compensatiegebieden voor de Achterhaven van Zeebrugge aan bod. We bespreken de kwaliteit van de ingerichte gebieden aan de hand van 3 parameters : vegetatie, broedvogels en hydrologie.

In dit rapport staan de resultaten van een eerste ronde vegetatieopnames van doelhabitat hpr* + da (zilte graslanden). In alle percelen met doelhabitat hpr* + da werden Tansley opnames uitgevoerd en binnen de ingerichte zones werden pq-opnames gemaakt om de vegetatieontwikkeling van da en hpr* te onderzoeken. Van alle ingerichte percelen werd een vegetatiekaart gemaakt en werd de oppervlaktebedekking met zilte plantensoorten berekend. Algemeen beschouwd nam de bedekking met zilte plantensoorten toe. Zoekzone 8 (Dudzeelse Polder) heeft een netto winst aan zilte bedekking van ongeveer 10%, voor zoekzones 1 (Klemskerke – Vlissegem) en Zoekzone 4 (Pompje) ligt de netto winst aan bedekking met zilte plantensoorten rond 5%. In 2017 volgt een tweede ronde vegetatieopnames in dezelfde percelen met doelhabitat hpr* + da.

De broedvogelmonitoring bestaat uit verschillende delen. Het al dan niet behalen van bepaalde broedvogelobjectieven houdt uiteraard rechtstreeks verband met de mate van uitvoering van de compensatie. Tot hiertoe werd enkel aan de compensatieoppervlakte voor ah (brakke plas) voldaan. De compensatieoppervlakte voor doelhabitat hpr* + da werd grotendeels gefinaliseerd, terwijl de oppervlaktes van doelhabitats hpr* (soorten- en reliëfrijk grasland) en mr (rietland) nog grotendeels dienen gerealiseerd te worden.

In eerste instantie wordt in het hoofdstuk broedvogelmonitoring een overzicht gegeven van de aantalsontwikkeling sinds 2006 van kenmerkende vogelsoorten voor een polderlandschap in de compensatiegebieden en in het referentiegebied. Dit geeft een algemeen beeld van de status van deze soorten binnen het studiegebied en dit geeft tevens een algemeen beeld van de invloed van de inrichting (in uitvoering van art. 36ter en in uitvoering van art. 14) op deze soorten.

(6)

In een derde gedeelte van de broedvogelmonitoring wordt de kwaliteit van elk doelhabitat getoetst aan broedvogelreferentiewaarden uit Nederland. Deze resultaten laten toe om de kwaliteit van de ingerichte doelhabitats in te schatten. Hieruit blijkt dat doelhabitat hpr* + da tot hiertoe veruit het beste is ontwikkeld en grotendeels de broedvogelreferentiewaarden haalt.

In een vierde gedeelte van de broedvogelmonitoring worden de verschillende zoekzones besproken. Hieruit valt af te leiden dat Zoekzone 4 Pompje het sterkst ontwikkeld is.

(7)

Summary

Implementing the Bird Directive, a large part of the polder area along the eastern Belgian coast was designated as a ‘special protection area’ (SPA Poldercomplex). Within such an SPA, conservation measures need to be taken to assure the preservation of the local bird populations for which the area was assigned. However, due to the expanding port of Zeebrugge, 282 ha of this SPA was used for industrial development. To compensate for the resulting loss of natural values, so-called ‘search areas’ were designated. Through nature development, these search areas are meant to evolve to breeding areas for several target species. In 2006, a breeding bird monitoring program was therefore started in order to survey the quality of these newly developed areas. Added to this, vegetation and hydrology were monitored from 2014 onwards. This report gives an overview of the monitoring results of 2015.

Conservation objectives were formulated for six breeding birds occurring in the SPA. In 2015, the objectives were met for three out of six species. When taking into account all compensation measures for the implementation of art. 36ter (and so including those outside the SPA), objectives were reached for four out of six species. Furthermore, conservation objectives were formulated for ten migrating and/or wintering bird species, six of which attained the objective in 2015.

Next, we discuss the quality of the compensation areas based on three parameters: vegetation, breeding bird numbers and hydrology.

This report includes the results of the first round of vegetation surveys of the targeted habitat hpr*+ da (salty pastures). In these plots, Tansley surveys and ‘pq’ (permanent quadrants) surveys were performed to monitor the development towards a hpr* + da vegetation. We made a vegetation map of all developed parcels, and calculated the coverage of the salty vegetation. Overall, coverage of salty vegetation increased. Search area 8 (‘Dudzeelse Polder’) saw a netto increase of coverage by 10%, and in search zones 1 (‘Klemskerke-Vlissegem’) and 4 (‘Pompje’) salty coverage increased by 5%. In 2017, we will be performing a second round of vegetation surveys in the same parcels.

The breeding bird monitoring program consists of different parts. Clearly, reaching certain breeding bird objectives fully depends on the degree of the compensation measures that are taken up to now. At this moment, only the surface of ah (brackish lake) is fully compensated, while the targeted surface of hpr* + da is almost reached. In contrast, habitats hpr* (species-rich pastures) and mr (reed beds) remain largely uncompensated. In the chapter breeding bird monitoring, we first give an overview of the evolution of the numbers of breeding birds since 2006, both in the compensation areas and the reference area. We focus on species that are typical for the Flemish polder area, thus providing us a general view of the status of breeding birds within the study area. This also provides a broader insight in the effect of compensation measures (implementing art. 36ter and art. 14) on these species.

Secondly, we investigate the quality of the areas developed by implementing art. 36ter, based on the conservation objectives for breeding birds formulated by Courtens & Kuijken (2004), in order to compensate for the loss of birds in the industrialised part of the SPA in the port of Zeebrugge. At this moment, most species reach this objective.

In a third part we estimate the quality of each targeted habitat based on Dutch reference data from Avis 3 (Sierdsema, 1995). This shows that the targeted hpr* + da is by far the best developed and largely meets the breeding birds standard values.

Further on we report on the results of the breeding bird monitoring within the several search areas, revealing that search area 4 (‘Pompje’) is currently the best developed.

(8)
(9)

Inhoudstafel

Lijst van figuren ... 11 

Lijst van foto’s ... 21

 

Inleiding ... 23 

De IHD’s voor het Poldercomplex: stand van zaken en invloed van de inrichtingen ... 25

 

2.1

 

Inleiding ... 25

 

2.2

 

Materiaal en methode ... 25

 

2.2.1

 

De studiegebieden ... 25

 

2.2.1.1

 

Studiegebied broedvogels ... 25

 

2.2.1.2

 

Studiegebied overwinterende watervogels ... 30

 

2.2.2

 

Inventarisatie ... 31

 

2.3

 

Projectsoorten en doelstellingen ... 33

 

2.4

 

Niet onderzochte parameters ... 33

 

2.5

 

Resultaten ... 34

 

2.5.1

 

Broedvogels ... 34

 

2.5.2

 

Doortrekkende en overwinterende vogels ... 44

 

2.5.3

 

Conclusies ... 47

 

3

 

Evaluatie van de maatregelen ter compensatie van de natuurwaarden in de Achterhaven van Zeebrugge ... 49 

3.1

 

Vegetatiemonitoring ... 49

 

3.1.1

 

Inleiding ... 49

 

3.1.2

 

Compensatiedoelstellingen ... 49

 

3.1.3

 

Materiaal en methode... 51

 

3.1.4

 

Resultaten van vegetatieopnames in percelen met doelhabitat hpr* + da . 54

 

3.1.4.1

 

Z1 Klemskerke – Vlissegem ... 54

 

3.1.4.2

 

Z4 Pompje ... 61

 

3.1.4.3

 

Z8 Dudzeelse Polder ... 70

 

3.1.5

 

Conclusies ontwikkeling hpr* + da ... 84

 

3.2

 

Broedvogelmonitoring ... 85

 

3.2.1

 

Inleiding ... 85

 

3.2.2

 

Materiaal en methode... 85

 

3.2.2.1

 

Het studiegebied ... 85

 

3.2.2.2

 

Projectsoorten en doelstellingen ... 87

 

3.2.2.3

 

Inventarisatie ... 87

 

3.2.3

 

Resultaten ... 87

 

3.2.3.1

 

Compensatiegebieden vs. referentiegebied - aantalsontwikkeling van kenmerkende soorten in het studiegebied ... 87

 

3.2.3.2

 

Kwantitatieve IHD’s voor de inrichting van het geschrapt deel van het Poldercomplex in de Achterhaven van Zeebrugge (art. 36ter) – stand van zaken ... 145

 

3.2.3.3

 

Kwaliteitstoets van de doelhabitat – aantalsontwikkelingen van indicatieve broedvogelsoorten binnen de verschillende types doelhabitat ... 151

 

3.2.3.3.1

 

Indicatorsoorten voor doelhabitat ah ... 153

 

3.2.3.3.2

 

Indicatorsoorten voor doelhabitat hpr* ... 154

 

3.2.3.3.3

 

Indicatorsoorten voor doelhabitat hpr* + da ... 156

 

3.2.3.3.4

 

Indicatorsoorten voor doelhabitat mr ... 158

 

3.2.3.4

 

Bespreking van de belangrijkste zoekzones ... 161

 

3.2.3.4.1

 

Z1 Klemskerke – Vlissegem ... 161

 

(10)

3.2.3.4.3

 

Z4 Pompje ... 165

 

3.2.3.4.4

 

Z7 Kwetshaege ... 170

 

3.2.3.4.5

 

Z8 Dudzeelse Polder ... 170

 

3.2.3.4.6

 

Z9 Put van Vlissegem en Eendenkooi Lissewege ... 173

 

3.2.3.4.7

 

Z10bis ... 174

 

3.2.3.4.8

 

Conclusies en opmerkingen ... 176

 

3.3

 

Monitoring van hydrologie in het kader van de natuurcompensaties voor de Achterhaven van Zeebrugge: resultaten van het jaar 2015 - 2016 ... 177

 

3.3.1

 

Inleiding ... 177

 

3.3.2

 

Hydrologische randvoorwaarden van na te streven habitats ... 179

 

3.3.2.1

 

Rietmoeras (mr) ... 180

 

3.3.2.2

 

Zilt grasland (hpr*+da) ... 181

 

3.3.3

 

Bespreking per zoekzone ... 184

 

3.3.3.1

 

Z4 Pompje ... 184

 

3.3.3.1.1

 

Beschrijving hydrologische inrichting ... 184

 

3.3.3.1.2

 

Netwerk monitoring hydrologie ... 184

 

3.3.3.1.3

 

Meetresultaten na inrichting (2009-2016) ... 185

 

3.3.3.2

 

Z8 Dudzeelse Polder ... 192

 

3.3.3.2.1

 

Beschrijving hydrologische inrichting ... 192

 

3.3.3.2.2

 

Netwerk hydrologie ... 193

 

3.3.3.2.3

 

Meetresultaten na inrichting (2011 – 2016) ... 194

 

3.3.3.3

 

Z9 Eendenput Ter Doest ... 201

 

3.3.3.3.1

 

Beschrijving hydrologische inrichting ... 201

 

3.3.3.3.2

 

Netwerk hydrologie ... 201

 

3.3.3.3.3

 

Meetresultaten na inrichting (2010 – 2016) ... 201

 

3.3.3.4

 

Z7 Kwetshage ... 203

 

3.3.3.4.1

 

Beschrijving hydrologische inrichting ... 203

 

3.3.3.4.2

 

Netwerk hydrologie ... 203

 

3.3.3.4.3

 

Meetresultaten na inrichting (2014 – 2016) ... 204

 

3.3.3.5

 

Z1 Klemskerke-Vlissegem ... 206

 

3.3.3.5.1

 

Beschrijving hydrologische inrichting ... 206

 

3.3.3.5.2

 

Netwerk hydrologie ... 206

 

3.3.3.5.3

 

Meetresultaten na inrichting (2015 – 2016) ... 206

 

3.3.3.6

 

Z10bis Kleiputten van Wenduine ... 208

 

3.3.3.6.1

 

Beschrijving hydrologische inrichting ... 208

 

3.3.3.6.2

 

Netwerk hydrologie ... 208

 

3.3.3.6.3

 

Meetresultaten na inrichting (2015 – 2016) ... 208

 

(11)

Lijst van figuren

Figuur 1.

 

Het studiegebied voor broedvogels. Telgebied Poldercomplex Broedvogels = het telgebied waarvan de aantallen gelden als resultaat voor het Poldercomplex. COMP art. 36ter buiten Poldercomplex = compensatie-inrichting in uitvoering van art. 36ter dat buiten het Poldercomplex gelegen is, AHZB – art. 36ter = dit is het geschrapte gedeelte van het poldercomplex in de Achterhaven van Zeebrugge dat door art. 36ter wordt gecompenseerd, Referentiegebied

Broedvogels = dit is de resterende oppervlakte van het studiegebied. ... 27

 

Figuur 2.

 

De 3 eenheden waaruit het Telgebied Poldercomplex Broedvogels bestaat. COMP

art. 36ter Poldercomplex = de gecompenseerde oppervlakte voor art. 36ter binnen het Poldercomplex. COMP art. 14 Poldercomplex = de gecompenseerde oppervlakte voor art. 14 binnen het Poldercomplex. Rest Poldercomplex = de oppervlakte van het Poldercomplex zonder de compensatie-inrichtingen. ... 28

 

Figuur 3.

 

Ligging van de te compenseren habitattypes in de Achterhaven van Zeebrugge

in 1999 (naar Esher 1999). AHZB – art. 14 = de te compenseren oppervlakte in uitvoering van art. 14 van het Vegetatiebesluit, AHZB – art. 36ter = het

geschrapte gedeelte van het SBZ-V Poldercomplex dat wordt gecompenseerd in uitvoering van art. 36ter. ... 29

 

Figuur 4.

 

Het studiegebied voor de monitoring van het Poldercomplex voor

overwinterende watervogels met aanduiding van de deel- en telgebieden. ... 30

 

Figuur 5.

 

Overzicht van de (geplande) telinspanning tussen 2015 en 2020. ... 31

 

Figuur 6.

 

Aantalsontwikkeling van Bruine kiekendief in het Poldercomplex en in het

Poldercomplex + de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter buiten het Poldercomplex tussen 2006 en 2015 met aanduiding van de beoogde

minimum en maximum instandhoudingsdoelen (zwarte lijnen). ... 35

 

Figuur 7.

 

Grafische weergave van het aantal territoria van Bruine kiekendief tussen 2006

– 2015 in het volledige Poldercomplex (Totaal Poldercomplex), in de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter die buiten het

Poldercomplex gelegen zijn (COMP art. 36ter buiten Poldercomplex), in het referentiegebied (Referentiegebied)en in het geschrapte gedeelte van het

oorspronkelijke Poldercomplex (AHZB – art. 36ter). ... 35

 

Figuur 8.

 

Aantalsontwikkeling van Steltkluut in het Poldercomplex en in het Poldercomplex

+ de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter buiten het

Poldercomplex tussen 2006 en 2015 met aanduiding van de beoogde minimum en maximum instandhoudingsdoelen (zwarte lijnen). ... 38

 

Figuur 9.

 

Grafische weergave van het aantal territoria van Steltkluut tussen 2006 – 2015

in het volledige Poldercomplex (Totaal Poldercomplex), in de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter die buiten het Poldercomplex gelegen zijn (COMP art. 36ter buiten Poldercomplex), in het referentiegebied

(Referentiegebied)en in het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke

Poldercomplex (AHZB – art. 36ter). ... 38

 

Figuur 10.

 

Aantalsontwikkeling van Kluut in het Poldercomplex en in het Poldercomplex +

de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter buiten het

Poldercomplex tussen 2006 en 2015 met aanduiding van de beoogde minimum en maximum instandhoudingsdoelen (zwarte lijnen). ... 40

 

Figuur 11.

 

Grafische weergave van het aantal territoria van Kluut tussen 2006 – 2015 in

(12)

(Referentiegebied)en in het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke

Poldercomplex (AHZB – art. 36ter). ... 40

 

Figuur 12.

 

Aantalsontwikkeling van IJsvogel in het Poldercomplex en in het Poldercomplex

+ de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter buiten het

Poldercomplex tussen 2006 en 2015 met aanduiding van de beoogde minimum en maximum instandhoudingsdoelen (zwarte lijnen). ... 41

 

Figuur 13.

 

Aantalsontwikkeling van Blauwborst in het Poldercomplex en in het

Poldercomplex + de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter buiten het Poldercomplex tussen 2006 en 2015 met aanduiding van de beoogde

minimum en maximum instandhoudingsdoelen (zwarte lijnen). ... 43

 

Figuur 14.

 

Grafische weergave van het aantal territoria van Blauwborst tussen 2006 – 2015

in het volledige Poldercomplex (Totaal Poldercomplex), in de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter die buiten het Poldercomplex gelegen zijn (COMP art. 36ter buiten Poldercomplex), in het referentiegebied

(Referentiegebied)en in het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke

Poldercomplex (AHZB – art. 36ter). ... 43

 

Figuur 15.

 

Seizoensgemiddelden (aantal exemplaren) voorde winters 2005 tot 2015 binnen

en buiten het Poldercomplex. Rode lijnen duiden minimum en maximum

instandhoudingsdoelen aan. Winter 2005= oktober 2005/maart 2006 etc. ... 46

 

Figuur 16.

 

Overzicht van de ingerichte percelen in Z1. Het compensatietype en de

doelhabitat zijn aangeduid (grijswaarden), evenals de locaties van de pq’s

(rood). ... 54

 

Figuur 17.

 

Gedetailleerde vegetatiekaart voor 5 percelen met BWK codes (2013). Op basis

van de oppervlakte van da (rode polygonen) werd het percentage zilte vegetatie berekend voor de percelen 043, 091, 092 ,093 en 101. ... 59

 

Figuur 18.

 

Gedetailleerde vegetatiekaart van 4 percelen met BWK codes (2013). Op basis

van de oppervlakte van da (rode polygonen) werd het percentage zilte vegetatie berekend voor de percelen 102, 124, 125 en 126. ... 60

 

Figuur 19.

 

Overzicht van de ingerichte percelen in Z4. Het compensatietype en de

doelhabitat zijn aangeduid (grijswaarden), evenals de locaties van de pq’s

(rood). ... 61

 

Figuur 20.

 

Vegetatiekaart van de onderzochte percelen van Z4 Pompje. ... 69

 

Figuur 21.

 

Overzicht van de ingerichte percelen in Z8. Het compensatietype en de

doelhabitat zijn aangeduid (schuine strepen), evenals de locaties van de pq’s (rood). ... 71

 

Figuur 22.

 

Vegetatiekaart van de onderzochte percelen van Z8 Dudzeelse Polder. In grijs

worden percelen aangeduid die nog ... 83

 

Figuur 23.

 

Het studiegebied voor broedvogels bij de monitoring van de

compensatie-inrichting voor de Achterhaven van Zeebrugge. ... 86

 

Figuur 24.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Bergeend in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 92

 

Figuur 25.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Bergeend tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 92

 

Figuur 26.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Zomertaling in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 94

 

Figuur 27.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Zomertaling tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 94

 

Figuur 28.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Slobeend in de verschillende telgebieden van het

(13)

Figuur 29.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Slobeend tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 96

 

Figuur 30.

 

Kuifeend (Foto Joruis Everaert). ... 97

 

Figuur 31.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Kuifeend in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 98

 

Figuur 32.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Kuifeend tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 98

 

Figuur 33.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Bruine kiekendief in de verschillende telgebieden

van het studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 100

 

Figuur 34.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Bruine kiekendief tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 100

 

Figuur 35.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Patrijs in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 102

 

Figuur 36.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Patrijs tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 102

 

Figuur 37.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Kwartel in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 104

 

Figuur 38.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Kwartel tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 104

 

Figuur 39.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Waterral in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 106

 

Figuur 40.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Waterral tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 106

 

Figuur 41.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Scholekster in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 109

 

Figuur 42.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Scholekster tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 109

 

Figuur 43.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Steltkluut tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 110

 

Figuur 44.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Kluut in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 112

 

Figuur 45.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Kluut tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 112

 

Figuur 46.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Kievit in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 114

 

Figuur 47.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Kievit tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 114

 

Figuur 48.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Grutto in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 116

 

Figuur 49.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Grutto tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015.Tureluur

Tringa totanus ... 116

 

Figuur 50.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Tureluur in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 118

 

Figuur 51.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Tureluur tussen de

(14)

Figuur 52.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Visdief tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 121

 

Figuur 53.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Veldleeuwerik tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 123

 

Figuur 54.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Veldleeuwerik in de verschillende telgebieden van

het studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 124

 

Figuur 55.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Graspieper in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 125

 

Figuur 56.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Graspieper tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 125

 

Figuur 57.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Blauwborst in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 127

 

Figuur 58.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Blauwborst tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 127

 

Figuur 59.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Roodborsttapuit in de verschillende telgebieden van

het studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 129

 

Figuur 60.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Roodborsttapuit tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 129

 

Figuur 61.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Cetti’s zanger in de verschillende telgebieden van

het studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 131

 

Figuur 62.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Cetti’s zanger tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 131

 

Figuur 63.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Graszanger tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 132

 

Figuur 64.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Sprinkhaanzanger in de verschillende telgebieden

van het studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 134

 

Figuur 65.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Sprinkhaanzanger tussen

de verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 134

 

Figuur 66.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Rietzanger in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 137

 

Figuur 67.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Rietzanger tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 137

 

Figuur 68.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Bosrietzanger in de verschillende telgebieden van

het studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 138

 

Figuur 69.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Bosrietzanger tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 139

 

Figuur 70.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Kleine karekiet in de verschillende telgebieden van

het studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 140

 

Figuur 71.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Kleine karekiet tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 140

 

Figuur 72.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Baardmannetje tussen de

verschillende deelgebieden in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 141

 

Figuur 73.

 

Dichtheden (n/100 ha) voor Rietgors in de verschillende telgebieden van het

studiegebied in 2015. n = aantal territoria. ... 143

 

Figuur 74.

 

Procentuele verhouding van het aantal territoria van Rietgors tussen de

(15)

Figuur 75.

 

Ontwikkeling van netto-aantallen van soorten die de doelstelling haalden voor de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter in 2015. ... 147

 

Figuur 76.

 

Ontwikkeling van netto-aantallen van soorten die de doelstelling niet haalden

voor de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter in 2015. ... 149

 

Figuur 77.

 

Aantalsverloop van een aantal indicatieve soorten voor doelhabitat ah, met

aanduiding van referentiedata als streefdoel (rode lijn). ... 153

 

Figuur 78.

 

Aantalsverloop van indicatieve soorten voor doelhabitat hpr*, met aanduiding

van referentiedata als streefdoel (rode lijn). ... 155

 

Figuur 79.

 

Aantalsverloop van een aantal indicatieve soorten voor doelhabitat hpr* + da

met aanduiding van referentiedata als streefdoel (rode lijn). ... 156

 

Figuur 80.

 

Aantalsverloop van een aantal indicatieve soorten voor doelhabitat hpr* + da,

met aanduiding van referentiedata als streefdoel (rode lijn). ... 157

 

Figuur 81.

 

Aantalsverloop van een aantal indicatieve soorten voor doelhabitat mr, met

aanduiding van de referentiedata als streefdoel (rode lijn). ... 159

 

Figuur 82.

 

Ligging van de ingerichte percelen in Z1 met aanduiding van de doelhabitat en

het compensatietype. ... 162

 

Figuur 83.

 

Aantalsverloop van indicatieve soorten voor doelhabitat hpr* + da binnen de

ingerichte percelen van Z1 met doelhabitat hpr* + da in uitvoering van art. 14. 163

 

Figuur 84.

 

Aantalsverloop van de indicatieve soorten voor doelhabitat hpr* + da binnen de

ingerichte percelen van Z1 met doelhabitat hpr* + da in uitvoering van art.

36ter. ... 164

 

Figuur 85.

 

Locaties van de territoria in 2015 van indicatieve soorten voor doelhabitats hpr*

en hpr* + da in Z1. ... 164

 

Figuur 86.

 

Ligging van de ingerichte percelen in Z4 met aanduiding van de doelhabitat en

het compensatietype. ... 165

 

Figuur 87.

 

Aantalsverloop van de indicatieve soorten voor doelhabitat hpr* + da binnen de

ingerichte percelen van Z4 met doelhabitat hpr* + da in uitvoering van art. 14. 167

 

Figuur 88.

 

Aantalsverloop van de indicatieve soorten voor doelhabitat hpr* + da binnen de

ingerichte percelen van Z4 met doelhabitat hpr* + da in uitvoering van art.

36ter. ... 168

 

Figuur 89.

 

Aantalsverloop van de indicatieve soorten voor doelhabitat mr binnen de

ingerichte percelen van Z4 met doelhabitat mr in uitvoering van art. 36ter. ... 168

 

Figuur 90.

 

Locaties van de territoria van de indicatieve soorten voor doelhabitat hpr* en

hpr* + da in Z4 in 2015. ... 169

 

Figuur 91.

 

Locaties van de territoria van de indicatieve soorten voor doelhabitat mr in Z4 in

2015. ... 169

 

Figuur 92.

 

Ligging van de ingerichte percelen in Z8 met aanduiding van het

Vogelrichtlijngebied. ... 170

 

Figuur 93.

 

Aantalsverloop van de indicatieve soorten voor doelhabitat hpr* + da binnen de

ingerichte percelen van Z8. ... 172

 

Figuur 94.

 

Locaties van de territoria van indicatieve soorten voor doelhabitat hpr* + da in

Z8 in 2015. ... 172

 

Figuur 95.

 

Aantalsverloop van de indicatieve soorten voor doelhabitat ah in Z9... 173

 

Figuur 96.

 

Ligging van de als hpr* ingerichte percelen in Z10bis in uitvoering van art. 14,

(16)

Figuur 97.

 

Ligging van de als mr ingerichte percelen van de Eendenkooi Wenduine in Z10bis in uitvoering van art36ter, met aanduiding van het Vogelrichtlijn- en

Habitatrichtlijngebied. ... 175

 

Figuur 98.

 

Vochttoestand voor de verschillende plantengemeenschappen van de doelhabitat

mr. De donkerroze ingekleurde vakken geven de optimale omstandigheden

weer, de lichtroze ingekleurde vakken de suboptimale omstandigheden. ... 180

 

Figuur 99.

 

Grondwaterstandskarakteristieken voor de verschillende

plantengemeenschappen van de doelhabitat mr (links op de figuur) en de resulterende grondwaterstandkarakteristieken voor de doelhabitat mr. Wat betreft het zoutgehalte komt mr optimaal voor in zeer zoete (<150 mg/l Cl), zoete (150-300 mg/l Cl) tot zwak brakke (300-1.000 mg/l Cl) omstandigheden en suboptimaal in licht brakke omstandigheden (1.000 mg – 3.000 mg/l). Enkel de associatie van Ruwe bies heeft haar optimum bij hogere zoutgehalten, namelijk bij zwak brakke (300 – 1.000 mg/l Cl) tot licht brakke (1.000 – 3.000 mg/l Cl) omstandigheden. ... 180

 

Figuur 100.

 

Standplaatskarakteristieken wat betreft zoutgehalte voor de verschillende

plantengemeenschappen van de doelhabitat mr. De donkerroze ingekleurde vakken geven optimale omstandigheden weer, de lichtroze ingekleurde vakken de suboptimale omstandigheden. ... 181

 

Figuur 101.

 

Vochttoestand voor de verschillende plantengemeenschappen van de

doelhabitat hpr* + da. De donkerroze ingekleurde vakken geven de optimale omstandigheden weer, de lichtroze ingekleurde vakken de suboptimale

omstandigheden. ... 181

 

Figuur 102.

 

Grondwaterstandkarakteristieken voor de verschillende plantengemeenschappen

van de doelhabitat hpr* + da (links op de figuur) en de resulterende

grondwaterstandkarakteristieken voor de doelhabitat hpr* + da. ... 182

 

Figuur 103.

 

Grondwaterstandkarakteristieken voor ‘binnendijkse zeekraalvegetaties’. ... 182

 

Figuur 104.

 

Standplaatskarakteristieken wat betreft zoutgehalte voor de verschillende

plantengemeenschappen van de doelhabitat hpr* + da. De donkerroze ingekleurde vakken geven de optimale omstandigheden weer, de lichtroze

ingekleurde vakken de suboptimale omstandigheden. ... 183

 

Figuur 105.

 

Standplaatskarakteristieken wat betreft zoutgehalte voor ‘binnendijkse

zeekraal-vegetaties’. De donkerroze ingekleurde vakken geven de optimale omstandigheden weer, de lichtroze ingekleurde vakken de suboptimale

omstandigheden. ... 183

 

Figuur 106.

 

Oppervlaktewaterpeilen in de zoekzone Z4 Pompje in de periode 2009-2016 ... 186

 

Figuur 107.

 

Duurlijnen voor de peilbuizen PJEP001X, PJEP005X, PJEP006X, PJEP007X en

SWEP001A ... 187

 

Figuur 108.

 

Grondwaterstanden van de peilbuizen PJEP001X, PJEP005X en PJEP007X

gedurende de jaren 2012-2016 ... 188

 

Figuur 109.

 

Maandgemiddelde grondwaterstanden in ’t Pompje en de Schorreweide voor

(2004-2009) en na (2009-2015) inrichting ... 189

 

Figuur 110.

 

Chloridegehalte van het oppervlaktewater in ’t Pompje en omgeving voor de

periode 2011 – 2015. Meetpunt 869140 ligt centraal in ’t Pompje, meetpunt

869120 ligt buiten ’t Pompje. ... 190

 

Figuur 111.

 

Oppervlaktewaterpeilen in zoekzone Z8 Dudzeelse Polder van het jaar 2015. .... 195

 

Figuur 112.

 

Duurlijnen voor de peilbuizen ZEEP003X, ZEEP005X, ZEEP012X, ZEEP019X,

(17)

Figuur 113.

 

Saliniteit/geleidbaarheid in de peilbuizen centraal in de Dudzeelse Polder

uitgedrukt in µS/cm ... 198

 

Figuur 114.

 

Saliniteit/geleidbaarheid in de peilbuizen in het noordoosten van de Dudzeelse

Polder uitgedrukt in µS/cm ... 199

 

Figuur 115.

 

Saliniteit/geleidbaarheid van het oppervlaktewater in de Bardelenhuisbeek t.h.v.

meetpunt ZEES007 (uitgedrukt in µS/cm) ... 200

 

Figuur 116.

 

Grondwaterpeilen (ZEEP008X en ZEEP009X) en oppervlaktewaterpeil ZEES004X

in de Eendenput Ter Doest in het jaar 2015 ... 202

 

Figuur 117.

 

Oppervlaktewaterpeilen (cm TAW) in het Kwetshagezwin (KWES007X) en de

plas van de vroegere spookbrug (KWES006X). ... 204

 

Figuur 118.

 

Grondwaterpeilen (cm TAW) in twee ingerichte percelen in Klemskerke. ... 207

 

Lijst van tabellen

Tabel 1.

 

Effectief gerealiseerde oppervlaktes doelhabitat binnen (INVRL) het

Poldercomplex voor art. 36ter en art. 14 in de verschillende zoekzones. Ook de oppervlaktes doelhabitat die buiten (UITVRL) het Poldercomplex werden

gerealiseerd worden voor de volledigheid weergegeven. ... 28

 

Tabel 2.

 

IHD’s Poldercomplex voor broedvogels en overwinterende/doortrekkende vogels . 33

 

Tabel 3.

 

Aantal territoria van Bruine kiekendief tussen 2006 – 2015 in de inrichtingen ter

uitvoering van art. 36ter binnen het Poldercomplex, in de inrichtingen ter uitvoering van art. 14 binnen het Poldercomplex, in het overige deel van het Poldercomplex, in het referentiegebied en in het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke Poldercomplex. ... 34

 

Tabel 4.

 

Aantal territoria van Porseleinhoen tussen 2006 – 2015 in de inrichtingen ter

uitvoering van art. 36ter binnen het Poldercomplex, in de inrichtingen ter uitvoering van art. 14 binnen het Poldercomplex, in het overige deel van het Poldercomplex, in het referentiegebied en in het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke Poldercomplex. ... 36

 

Tabel 5.

 

Aantal territoria van Steltkluut tussen 2006 – 2015 in de inrichtingen ter

uitvoering van art. 36ter binnen het Poldercomplex, in de inrichtingen ter uitvoering van art. 14 binnen het Poldercomplex, in het overige deel van het Poldercomplex, in het referentiegebied en in het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke Poldercomplex. ... 37

 

Tabel 6.

 

Aantal territoria van Kluut tussen 2006 – 2015 in de inrichtingen ter uitvoering

van art. 36ter binnen het Poldercomplex, in de inrichtingen ter uitvoering van art. 14 binnen het Poldercomplex, in het overige deel van het Poldercomplex, in het referentiegebied en in het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke

Poldercomplex. ... 39

 

Tabel 7.

 

Aantal territoria van IJsvogel tussen 2006 – 2015 in de inrichtingen ter

uitvoering van art. 36ter binnen het Poldercomplex, in de inrichtingen ter uitvoering van art. 14 binnen het Poldercomplex, in het overige deel van het Poldercomplex, in het referentiegebied en in het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke Poldercomplex. ... 41

 

Tabel 8.

 

Aantal territoria van Blauwborst tussen 2006 – 2015 in de inrichtingen ter

(18)

Tabel 9.

 

Overzicht van de seizoensgemiddelden binnen het studiegebied voor de soorten waarvoor IHD’s werden geformuleerd voor het Poldercomplex. 1 = binnen het Poldercomplex. 0 = buiten het Poldercomplex, als referentiewaarde. 2005 =

winter 2005/06 etc. ... 44

 

Tabel 10.

 

Overzicht van het aantal broedparen van 2006 tot 2015 van de verschillende soorten waarvoor IHD’s werden geformuleerd voor het Poldercomplex. Groen = IHD gehaald, Rood = IHD niet gehaald. ... 47

 

Tabel 11.

 

Overzicht van het aantal broedparen van 2006 tot 2015 van de verschillende soorten waarvoor IHD’s werden geformuleerd voor het Poldercomplex + de compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36te die buiten het Poldercomplex werden gerealiseerd. Groen = IHD gehaald, Rood = IHD niet gehaald. ... 48

 

Tabel 12.

 

Overzicht van de seizoensgemiddelden (aantal vogels) voor de verschillende soorten waarvoor IHD’s werden geformuleerd voor het ‘Poldercomplex. Groen = IHD gehaald, rood = IHD niet gehaald, wit = geen IHD voor het Poldercomplex. .. 48

 

Tabel 13.

 

De compensatiematrix met de totaal te realiseren oppervlaktes (in ha) doelhabitat per compensatietype (art. 36ter en art. 14) en het percentage dat daarvan tot op heden werd gerealiseerd. ... 50

 

Tabel 14.

 

Effectief gerealiseerde oppervlaktes (in ha) doelhabitat (oppervlaktes van de ingerichte percelen) voor art. 36ter en art. 14 in de verschillende zoekzones. ... 50

 

Tabel 15.

 

Overzicht van de verdeling van de 36 pq’s voor doelhabitat hpr* + da over de verschillende zoekzones... 53

 

Tabel 16.

 

De schaal van Tansley. ... 53

 

Tabel 17.

 

De schaal van Londo. ... 53

 

Tabel 18.

 

BWK-typologie van de verschillende percelen van Z1 met doelhabitat hpr*+ da, percentage zilt in 2002 (T0) en in 2013 en de bruto en netto winst aan zilte vegetatiebedekking in percentage (groen). Zilte vegetatie vermeld als “zilt”. ... 60

 

Tabel 19.

 

BWK-typologie van de verschillende percelen van Z4 met doelhabitat hpr*+ da, percentage zilt in 2002 (T0) en in 2013 en de bruto en nettowinst aan zilte vegetatiebedekking in percentage (groen). Zilte vegetatie aangeduid als “zilt”. .... 68

 

Tabel 20.

 

BWK-typologie van de verschillende percelen van Z8 met doelhabitat hpr*+ da, percentage zilt in 2002 (T0) en in 2013 en de bruto en nettowinst aan zilte vegetatiebedekking in percentage (groen). ... 82

 

Tabel 21.

 

Bruto en netto percentages zilte oppervlakte in Z1, Z4 en Z8 in uitvoering van art. 36ter en art. 14. ... 84

 

Tabel 22.

 

Aantal territoria van onderzoekssoorten in het studiegebied tussen 2006 en 2015. AHZB = Achterhaven van Zeebrugge, REF = referentiegebied, COMP = compensatiegebied, T = totaal. De Vlaamse populatiegrootte (Broedvogeldatabanken INBO, 2015) en de Rode lijststatus (Devos et al., 2004) worden eveneens weergegeven. ... 88

 

Tabel 23.

 

Aantal territoria van Roerdomp in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 89

 

Tabel 24.

 

Aantal territoria van Woudaap in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 90

 

Tabel 25.

 

Aantal territoria van Bergeend in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 92

 

Tabel 26.

 

Aantal territoria van Zomertaling in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 94

 

Tabel 27.

 

Aantal territoria van Slobeend in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 96

 

(19)

Tabel 30.

 

Aantal territoria van Patrijs in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 102

 

Tabel 31.

 

Aantal territoria van Kwartel in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 104

 

Tabel 32.

 

Aantal territoria van Waterral in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 106

 

Tabel 33.

 

Aantal territoria van Scholekster in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 109

 

Tabel 34.

 

Aantal territoria van Steltkluut in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 110

 

Tabel 35.

 

Aantal territoria van Kluut in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 112

 

Tabel 36.

 

Aantal territoria van Kievit in het studiegebied tussen 2008 en 2015. ... 114

 

Tabel 37.

 

Aantal territoria van Grutto in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 116

 

Tabel 38.

 

Aantal territoria van Tureluur in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 118

 

Tabel 39.

 

Aantal territoria van Visdief in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 121

 

Tabel 40.

 

Aantal territoria van IJsvogel in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 122

 

Tabel 41.

 

Aantal territoria van Veldleeuwerik in het studiegebied tussen 2006 en 2015. .... 123

 

Tabel 42.

 

Aantal territoria van Graspieper in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 125

 

Tabel 43.

 

Aantal territoria van Blauwborst in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 127

 

Tabel 44.

 

Aantal territoria van Roodborsttapuit in het studiegebied tussen 2006 en 2015. . 129

 

Tabel 45.

 

Aantal territoria van Cetti’s zanger in het studiegebied tussen 2006 en 2015. .... 131

 

Tabel 46.

 

Aantal territoria van Graszanger in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 132

 

Tabel 47.

 

Aantal territoria van Sprinkhaanzanger in het studiegebied tussen 2006 en 2015.134

 

Tabel 48.

 

Aantal territoria van Snor in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 135

 

Tabel 49.

 

Aantal territoria van Rietzanger in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 137

 

Tabel 50.

 

Aantal territoria van Bosrietzanger in het studiegebied tussen 2006 en 2015. .... 139

 

Tabel 51.

 

Aantal territoria van Kleine karekiet in het studiegebied tussen 2006 en 2015. .. 140

 

Tabel 52.

 

Aantal territoria van Baardmannetje in het studiegebied tussen 2006 en 2015. .. 141

 

Tabel 53.

 

Aantal territoria van Rietgors in het studiegebied tussen 2006 en 2015. ... 143

 

Tabel 54.

 

Ontwikkeling van netto-aantal territoria van broedvogels in COMP – art.36ter ter compensatie van het geschrapte gedeelte van het Poldercomplex (Courtens & Kuijken 2004). ... 145

 

Tabel 55.

 

Referentie van aantal broedparen per 100 ha broedbiotoop berekend uit AVIS 3 (Sierdsema 1995), volgens de effectief gerealiseerde oppervlakte doelhabitat in 2015. ... 152

 

Tabel 56.

 

Overzicht van het aantal indicatieve soorten voor de percelen die werden ingericht als ah tussen 2006 en 2015. ... 154

 

Tabel 57.

 

Overzicht van het aantal indicatieve soorten voor de percelen die werden ingericht als hpr* tussen 2006 en 2015. ... 154

 

Tabel 58.

 

Overzicht van het aantal indicatieve soorten voor de percelen die werden ingericht als hpr* + da tussen 2006 en 2015. ... 158

 

Tabel 59.

 

Overzicht van het aantal indicatieve soorten voor de percelen die werden ingericht als mr tussen 2006 en 2015. ... 158

 

(20)

Tabel 61.

 

Aantal territoria van indicatieve soorten in de ingerichte percelen in Z4 voor elk type doelhabitat in uitvoering van art. 36ter en art. 14 ter compensatie van de

Achterhaven van Zeebrugge. ... 166

 

Tabel 62.

 

Aantalsverloop van de indicatieve soorten in de ingerichte percelen in Z8 voor elk type doelhabitat in uitvoering van art. 36ter ter compensatie van de Achterhaven van Zeebrugge. ... 171

 

Tabel 63.

 

Aantal territoria van de indicatieve soorten voor doelhabitat ah in Z9 sinds 2006.173

 

Tabel 64.

 

Aantal territoria van de indicatieve soorten voor doelhabitat hpr* in Z10bis sinds 2006. ... 174

 

Tabel 65.

 

Aantal territoria van de indicatieve soorten voor doelhabitat mr in Z10bis, Eendenkooi Wenduine. ... 174

 

Tabel 66.

 

Indeling naar vochttoestand ... 179

 

Tabel 67

 

. Indeling in zoutklassen ... 179

 

Tabel 68.

 

Lokalisatie van de peilbuizen in ’t Pompje – Schorreweide ... 185

 

Tabel 69.

 

Grondwaterstandskarakteristieken van de peilbuizen in ’t Pompje - Schorreweide187

 

Tabel 70.

 

Chloridegehaltes (mg/l) van het grondwater in ’t Pompje. ... 190

 

Tabel 71.

 

Peilbeheer in de Dudzeelse Polder voor en na inrichting. ... 192

 

Tabel 72.

 

Lokalisatie van de peilbuizen in de Dudzeelse Polder ... 193

 

Tabel 73.

 

Grondwaterkarakteristieken van de peilbuizen in de Dudzeelse Polder. Ondiepe peilbuizen zijn in het zwart aangeduid, diepe peilbuizen in het bruin. Onder de rij van een ondiepe peilbuis volgen in voorkomend geval steeds de gegevens van de bijhorende diepe peilbuis. ... 196

 

Tabel 74.

 

Veranderingen in grondwaterkarakteristieken van de Dudzeelse Polder voor en na inrichting ... 197

 

Tabel 75.

 

Gemiddelde gemeten conductiviteit (µS/cm) en afgeleide chloridegehaltes van het grondwater in de Dudzeelse Polder op basis van maandelijkse geleidbaarheidsmetingen gedurende de periode 2013-2015. Diepe peilbuizen (ca. 4,5 m onder maaiveld) zijn aangeduid in het bruin, ondiepe peilbuizen (ca. 1,5 m onder maaiveld) in het zwart en maaiveldmetingen (0 tot 0,5 m onder maaiveld) in het blauw. De peilbuisnummers zijn per meetlocatie gegroepeerd. . 197

 

Tabel 76.

 

Lokalisatie van de peilbuizen in de Eendenput Ter Doest ... 201

 

Tabel 77.

 

Grondwaterkarakteristieken in de peilbuizen in de Eendenput Ter Doest ... 202

 

Tabel 78.

 

Lokalisatie van de peilbuizen in Kwetshage ... 203

 

Tabel 79.

 

Grondwaterkarakteristieken in de peilbuizen in Kwetshage o.b.v. de metingen in 2014 en 2015 ... 205

 

Tabel 80.

 

Klimaatonafhankelijke grondwaterkarakteristieken van de peilbuizen in Kwetshage o.b.v. tijdreeksanalyse. Een verklaarde variantie lager dan 70 % (EVP < 70 %) wijst erop dat het tijdreeksmodel niet in staat is, om voldoende correct te voorspellen. ... 205

 

Tabel 81.

 

Lokalisatie van de peilbuizen in Klemskerke ... 206

 

(21)

Lijst van foto’s

Foto 1.

 

Dudzeelse Polder (Foto Lieve Vriens). ... 24

 

Foto 2.

 

Een typerend beeld voor het studiegebied. Dudzeelse Polder 2013 (Foto Lieve Vriens). ... 27

 

Foto 3.

 

Een luchtbeeld van het geschrapte gedeelte van het Vogelrichtlijngebied in de Achterhaven van Zeebrugge: Hoge Noen en Luzerneveld anno 2006 (foto INBO). 29

 

Foto 4.

 

Een winterbeeld van overwinterende Slobeenden en Smienten tussen de Wilde eenden (Foto Koen Devos). ... 32

 

Foto 5.

 

Porseleinhoen (Foto Hilbran Verstraete). ... 36

 

Foto 6.

 

Steltkluut (Foto Hilbran Verstraete). ... 37

 

Foto 7.

 

Blauwborst (Foto Hilbran Verstraete) ... 42

 

Foto 8.

 

Een beeld van een pq (Z8025) in Zoekzone 8 Dudzeelse Polder in perceel 025. Dit perceel werd ingericht met als doelhabitat hpr* + da. De dominantie van Kortarig zeekraal (een zilte planensoort) is duidelijk te zien (Foto Lieve Vriens). .. 52

 

Foto 9.

 

Een beeld van 2013 van een afgeraven perceel (zuidrand perceel 16) in Zoekzone 4 Dudzeelse Polder dat werd ingericht als hpr* + da (zilt grasland). Kortarig zeekraal en Zulte zijn twee zilte plantensoorten die het aspect bepalen (Foto Lieve Vriens). ... 70

 

Foto 10.

 

Grutto (Foto Glenn Versmeersch) ... 85

 

Foto 11.

 

Zomertaling (Foto Hilbran Verstraete). ... 93

 

Foto 12.

 

Slobeend (Foto Glenn Vermeersch). ... 95

 

Foto 13.

 

Nest van Bruine kiekendief met 3 jongen te Kwetshage. Dit nest werd verstoord door de maaiwerken (Foto Dominique Verbelen). ... 99

 

Foto 14.

 

Waterral (Foto Hilbran Verstraete). ... 105

 

Foto 15.

 

Scholekster (Foto Hilbran Verstraete). ... 108

 

Foto 16

 

Kluut (Foto Hilbran Verstraete). ... 111

 

Foto 17.

 

Grutto (Foto Hilbran Verstraete). ... 115

 

Foto 18.

 

Tureluur (Foto Hilbran Verstraete). ... 117

 

Foto 19.

 

Visdief (Foto Hilbran Verstraete). ... 120

 

Foto 20.

 

Visdief (Foto Hilbran Verstraete). ... 121

 

Foto 21.

 

Blauwborst (Foto Hilbran Verstraete). ... 126

 

Foto 22.

 

Cetti’s zanger (Foto Tom Vandezande). ... 130

 

Foto 23.

 

Sprinkhaanzanger (Foto Hilbran Verstraete). ... 133

 

Foto 24.

 

Snor (Foto Glenn Vermeersch). ... 135

 

Foto 25.

 

Rietzanger (Foto Glenn Vermeersch). ... 136

 

Foto 27.

 

Een beeld van een ingericht zilt grasland in Zoekzone 8 Dudzeelse Polder. Dit habitattype werd grotendeels gecompenseerd en levert de meest positieve resultaten (Foto Lieve Vriens). ... 151

 

Foto 26.

 

Kleine karekiet, een typische bewoner van doelhabitat mr die vooralsnog de referntiewaarden niet haalt als gevolg van nog onvoldoende ontwikkeld rietland in de daarvoor voorziene percelen (Foto Hilbran Verstraete). ... 160

 

(22)

Foto 29.

 

Een afgegraven perceel in Zoekzone 8 Dudzeelse Polder met doelhabitat zilt

(23)

1 Inleiding

Van oudsher wordt het poldergebied rond Zeebrugge gekenmerkt door een uitzonderlijke natuurwaarde. Door de uitbreiding van de Achterhaven van Zeebrugge werd meer dan 500 ha ingenomen voor havenactiviteit. Hiervan was 282 ha onderdeel van het Vogelrichtlijngebied SBZ-V BE2500932 ‘Poldercomplex’. De natuurwaarden in dit geschrapte deel van het Poldercomplex dienen -samen met verloren natuurwaarden elders in de havenuitbreidingszone- gecompenseerd te worden.

De Vogelrichtlijn is een Europese richtlijn (79/409/EEG) van de Raad van 2 april 1979, betreffende het behoud van de vogelstand (PB L 103 van 25/4/1979). Deze richtlijn streeft naar de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied. Ter uitvoering van de Vogelrichtlijn werden Speciale Beschermingszones afgebakend bij Besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 1988. Binnen deze gebieden moeten instandhoudingsmaatregelen worden toegepast die nodig zijn voor het behoud van natuurlijke habitats en/of populaties voor de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De Speciale Beschermingszones vormen in de lidstaten van de Europese Unie samen het Natura 2000-netwerk. Bij Besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 1988 werd een groot deel van de Oostkustpolders aangewezen als de Speciale Beschermingszone SBZ-V BE2500932 ‘Poldercomplex’, hierna vermeld als Poldercomplex. Dit Vogelrichtlijngebied omvat in totaal 9766 ha en strekt zich uit over de polders tussen de Nederlandse grens en Oostende.

Het geschrapte deel van het Poldercomplex wordt gecompenseerd zoals vastgelegd in de Vlaamse wetgeving in art. 36ter van het Decreet van Natuurbehoud. Zoals voorgesteld in de Adviesnota Courtens & Kuijken (2004), dient hiervoor 130 ha aan nieuwe habitats gecreëerd te worden om de betrokken vogelsoorten in een gunstige staat van instandhouding te houden, na inname van de 282 ha Vogelrichtlijngebied in de Achterhaven van Zeebrugge. Het gedeelte van de Achterhaven van Zeebrugge dat buiten het oorspronkelijke Poldercomplex gelegen is, wordt gecompenseerd volgens art. 14 (het Vegetatiebesluit) in het Decreet van Natuurbehoud. Het gaat over 232 ha aan natuurwaarden.

De totaal te realiseren compensatieoppervlakte voor de Achterhaven van Zeebrugge bedraagt dus 130 ha in navolging van art. 36ter en 232 ha voor art. 14. Door het Besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 werd de uitbreiding van 532 ha polderland in het Poldercomplex voorzien. De uitvoering van beide compensaties werd verweven in een taakverdelingsmatrix en dient uitgevoerd te worden in de daartoe speciaal aangewezen zones: de zogenaamde zoekzones.

In 2008 werd gestart met de uitwerking van de eerste inrichtingswerken. De Afdeling Maritieme Toegang van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (Vlaamse Gemeenschap) gaf aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek de opdracht om de maatregelen van de compensatiematrix te evalueren. Om de kwaliteit van de ingerichte gebieden te bepalen, werd in 2006 een broedvogelmonitoring opgestart. Vanaf 2014 worden ook de vegetatie en hydrologie gemonitord.

(24)

We beoordelen in eerste instantie of aan de instandhoudingsdoelstellingen (hierna vermeld als IHD’s) voor welbepaalde broed- en overwinterende vogelsoorten wordt voldaan binnen het Poldercomplex en we bekijken welke rol de compensatiegebieden hierin spelen. In hoofdstuk 3 van dit rapport wordt de kwaliteit van de twee compensatie-inrichtingen (art. 36ter en art. 14) voor de Achterhaven van Zeebrugge getoetst aan de hand van de monitoringresultaten. Dit rapport geeft de resultaten van het elfde onderzoeksjaar.

(25)

2 De IHD’s voor het Poldercomplex: stand van zaken en

invloed van de inrichtingen

2.1 Inleiding

Om invulling te geven aan de Europese Vogelrichtlijn stelt de Vlaamse overheid IHD’s op voor het realiseren van een gunstige staat van instandhouding van Europees te beschermen soorten die in Vlaanderen voorkomen (BVR 23 april 20141). Hierna wordt beoordeeld of de

aantallen van de aangeduide broed- en overwinterende vogels voldoen aan de doelen die gesteld werden voor het Poldercomplex en wordt nagegaan in hoeverre de compensatie-inrichtingen bijdragen tot deze IHD’s. Aangezien niet alle compensatie-compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter binnen het Poldercomlex werden gerealiseerd, worden twee cijfers getoond: de aantallen binnen het werkelijke Poldercomplex en de aantallen binnen het Poldercomplex én alle compensatie-inrichtingen in uitvoering van art. 36ter.

2.2 Materiaal en methode

2.2.1 De studiegebieden

Er zijn twee studiegebieden: één voor broedvogels en een voor overwinterende watervogels. Beide studiegebieden worden opgedeeld in teleenheden, die in vorm en grootte van elkaar verschillen. Bij de presentatie van de resultaten worden de gegevens van verschillende teleenheden geclusterd tot 3 deelgebieden: telgebied Poldercomplex, een referentiegebied en de Achterhaven van Zeebrugge.

2.2.1.1 Studiegebied broedvogels Telgebied Poldercomplex Broedvogels

Het Telgebied Poldercomplex Broedvogels is de oppervlakte waarbinnen de aantallen gelden als resultaat voor het Poldercomplex (zie

Figuur 1). Bij de bespreking van de resultaten wordt het Telgebied Poldercomplex Broedvogels in 3 eenheden opgesplitst (zie Figuur 2), welke hierna worden besproken.

COMP – art. 36ter Poldercomplex - Hiermee worden de compensatie-inrichtingen ter

uitvoering van art. 36ter aangeduid die binnen het huidige Poldercomplex liggen. Dit zijn de inrichtingen ter compensatie van het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke Poldercomplex in de Achterhaven van Zeebrugge. De aantallen van soorten binnen deze inrichtingen worden opgevolgd, om na te gaan in welke mate de inrichtingen bijdragen tot het behalen van de IHD’s voor het Poldercomplex. Tabel 1 geeft een overzicht van oppervlaktes ingericht doelhabitat voor art. 36ter per zoekzone binnen (INVRL) en buiten (UITVRL) het Poldercomplex.

COMP – art. 14 Poldercomplex - worden de compensatie-inrichtingen ter uitvoering van art.

14 aangeduid die binnen het huidige Poldercomplex gerealiseerd zijn. Dit zijn de inrichtingen ter compensatie van percelen in de Achterhaven van Zeebrugge buiten het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke Poldercomplex. De aantallen van soorten binnen deze inrichtingen worden opgevolgd om te zien in welke mate de inrichtingen bijdragen tot het behalen van de IHD’s voor het Poldercomplex. Tabel 1 geeft een overzicht van oppervlaktes ingericht doelhabitat voor art. 14 per zoekzone binnen (INVRL) en buiten (UITVRL) het Poldercomplex.

1De instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten van de speciale beschermingszones met de code

BE2500002, genaamd ‘Polders’, met de code BE2500932, genaamd ‘Poldercomplex’, met de code BE2301134, genaamd ‘Krekengebied’ en met de code BE2501033, genaamd ‘Het Zwin’.

(26)

Rest Poldercomplex – Dit beslaat de resterende oppervlakte van het Telgebied

Poldercomplex.

COMP art. 36ter buiten Poldercomplex

Dit is de oppervlakte die werd ingericht in uitvoering van art. 36ter die buiten het Poldercomplex gelegen is. Gezien de inrichting gericht is op instandhouding van het Poldercomplex, wordt ze hier als apparte categorie behandeld.

Referentiegebied Broedvogels

Het Referentiegebied Broedvogels beslaat de oppervlakte buiten de Achterhaven van Zeebrugge en buiten het Telgebied Poldercomplex Broedvogels en buiten ‘COMP art 36ter buiten Poldercomplex’. Door de evolutie van de aantallen over de verschillende onderzoeksjaren binnen het Poldercomplex te vergelijken met deze in het referentiegebied, is het mogelijk om de populatieschommelingen in het Poldercomplex naar waarde te schatten. Indien de aantallen van een bepaalde soort binnen het Poldercomplex sterk vooruitgaan en niet in het referentiegebied, kan worden verondersteld dat deze toename een gevolg is van inrichtingen binnen het Poldercomplex. Een gedeelte van de compensatie-inrichting voor art. 14 werd echter in Z4 Pompje in het Referentiegebied Broedvogels gerealiseerd (7,29 ha hpr* + da, zie Tabel 1).

AHZB – art. 36ter

Met ‘AHZB – art. 36ter’ wordt het geschrapte gedeelte van het oorspronkelijke

Poldercomplex in de Achterhaven van Zeebrugge aangeduid. De natuurwaarden van dit gedeelte van de Achterhaven van Zeebrugge worden gecompenseerd in navolging van de Vlaamse wetgeving, meer bepaald art. 36ter in het Decreet voor Natuurbehoud.

(27)

Figuur 1. Het studiegebied voor broedvogels. Telgebied Poldercomplex Broedvogels = het telgebied waarvan de aantallen gelden als resultaat voor het Poldercomplex. COMP art. 36ter buiten Poldercomplex = compensatie-inrichting in uitvoering van art. 36ter dat buiten het Poldercomplex gelegen is, AHZB – art. 36ter = dit is het geschrapte gedeelte van het poldercomplex in de Achterhaven van Zeebrugge dat door art. 36ter wordt gecompenseerd, Referentiegebied Broedvogels = dit is de resterende oppervlakte van het studiegebied.

Foto 2. Een typerend beeld voor het studiegebied. Dudzeelse Polder 2013 (Foto Lieve Vriens).

Telgebied Poldercomplex Broedvogels COMP art. 36ter buiten Poldercomplex Referentiegebied Broedvogels AHZB - art. 36ter

(28)

Figuur 2. De 3 eenheden waaruit het Telgebied Poldercomplex Broedvogels bestaat. COMP art. 36ter Poldercomplex = de gecompenseerde oppervlakte voor art. 36ter binnen het Poldercomplex. COMP art. 14 Poldercomplex = de gecompenseerde oppervlakte voor art. 14 binnen het Poldercomplex. Rest Poldercomplex = de oppervlakte van het Poldercomplex zonder de compensatie-inrichtingen.

Tabel 1. Effectief gerealiseerde oppervlaktes doelhabitat binnen (INVRL) het Poldercomplex voor art. 36ter en art. 14 in de verschillende zoekzones. Ook de oppervlaktes doelhabitat die buiten (UITVRL) het Poldercomplex werden gerealiseerd worden voor de volledigheid weergegeven.

COMP-art36ter Poldercomplex COMP-art14 Poldercomplex SBZ-V Poldercomplex

Telgebied Poldercomplex Broedvogels Telgebieden

ah mr

art. 14 art. 14 art. 36ter art. 14 art. 36ter art. 36ter

(29)

Figuur 3. Ligging van de te compenseren habitattypes in de Achterhaven van Zeebrugge in 1999 (naar Esher 1999). AHZB – art. 14 = de te compenseren oppervlakte in uitvoering van art. 14 van het Vegetatiebesluit, AHZB – art. 36ter = het geschrapte gedeelte van het SBZ-V Poldercomplex dat wordt gecompenseerd in uitvoering van art. 36ter.

Foto 3. Een luchtbeeld van het geschrapte gedeelte van het Vogelrichtlijngebied in de Achterhaven van Zeebrugge: Hoge Noen en Luzerneveld anno 2006 (foto INBO).

(30)

2.2.1.2 Studiegebied overwinterende watervogels Telgebied Poldercomplex Overwinterende Vogels

Het Telgebied Poldercomplex Overwinterende Vogels is de oppervlakte waarbinnen de aantallen gelden als resultaat voor het Poldercomplex (Figuur 4). Dit telgebied komt echter niet exact overeen met de precieze aanduiding van het Poldercomplex omdat de grenzen van de telgebieden niet overal mooi aansluiten op de grenzen van het Poldercomplex (zie Figuur 4). Dit is voornamelijk het geval in het westelijke deel van het studiegebied.

Referentiegebied Overwinterende Vogels

Het referentiegebied beslaat de oppervlakte van het studiegebied buiten het Telgebied Poldercomplex en buiten de Achterhaven van Zeebrugge (zie Figuur 4).

Telgebied Achterhaven Zeebrugge Overwinterende Vogels

De Achterhaven van Zeebrugge (‘AHZB’ in Figuur 4) stond bekend om grote aantallen overwinterende watervogels. Intussen is dit gebied sterk veranderd als gevolg van de havenontwikkelingen en heeft het veel van zijn waarde voor doortrekkende/overwinterende watervogels verloren. Het is wel nog steeds opgenomen in de monitoring van de overwinterende watervogels om de evolutie van bepaalde doelsoorten te kunnen vergelijken met de situatie in de compensatiegebieden.

Figuur 4. Het studiegebied voor de monitoring van het Poldercomplex voor overwinterende watervogels met aanduiding van de deel- en telgebieden.

(31)

2.2.2 Inventarisatie

Broedvogels

Alle broedvogels worden gemonitord aan de hand van een uitgebreide territoriumkarteringsmethode (UTK-methode) zoals beschreven in Hustings et al. (1985) en aangepast naar van Dijk (2011). Dit is een gestandaardiseerde methode die op soortspecifieke wijze het aantal territoria van broedvogels bepaalt. Het resultaat van deze territoriumkartering is een kaart met puntsgewijze notering van het vermoedelijke centrum van elk territorium van elke bestudeerde soort. Dit laat toe om naast het exacte aantal territoria, ook per soort een zicht te krijgen op de precieze verspreiding en de geprefereerde habitat van die soort. Figuur 5 geeft een overzicht van de (geplande) telinspanning tussen 2015 en 2020. De telinspanning is het grootst in gebieden met de hoogste densiteit aan relevante broedvogelsoorten. In de met rood aangeduide oppervlaktes liggen de compensatie-inrichtingen. Hier worden jaarlijks vijf telrondes volgens de UTK-methode gelopen, wat voldoende is om een accuraat beeld te verkrijgen van het aantal territoria van elk van de weerhouden soorten. De overige oppervlakte van het studiegebied wordt nog tijdens 1 jaar bezocht tussen 2015 en 2020, waarbij volgens de UTK-methode 3 telrondes worden gelopen. Hiervan werd in 2015 een deel onderzocht (groen in Figuur 5). Het overige deel (oranje in Figuur 5) wordt tijdens één van de komende jaren onderzocht. De aantallen voor de oranje gebieden zijn geëxtrapoleerd op basis van gegevens van 2014. Sinds 2011 worden de meeste gegevens ingevoerd in het programma Avimap. Dit programma werd specifiek ontwikkeld voor de verwerking van broedvogelgegevens en het bepaalt op basis van de ingevoerde waarnemingen automatisch het aantal en de ligging van de territoria. Het verzamelen van de broedvogelgegevens wordt uitgevoerd door vrijwilligers van de Vogelwerkgroep NW-Vlaanderen (vogelwerkgroep Mergus), de Werkgroep Uitkerkse Polders en de Vogelwerkgroep Middenkust en aangevuld door gegevens van Natuurpunt en INBO.

Figuur 5. Overzicht van de (geplande) telinspanning tussen 2015 en 2020.

(32)

Overwinterende/doortrekkende watervogels

De gegevens van watervogels komen uit de Watervogels Databank van het INBO. De coördinatie van de watervogeltellingen gebeurt vanuit het INBO. De watervogeltelling wordt 6 maal per winterhalfjaar georganiseerd, midmaandelijks tussen oktober – maart en wordt grotendeels door vrijwilligers uitgevoerd. De methodiek staat beschreven in Devos en Onkelinx (2013).

(33)

2.3 Projectsoorten en doelstellingen

Tabel 2 geeft een overzicht van de IHD’s voor broedvogels en overwinterende/doortrekkende watervogels in het Poldercomplex. Zie Bijlage 1 voor de IHD’s zoals goedgekeurd in het BVR 2014.

Tabel 2. IHD’s Poldercomplex voor broedvogels en overwinterende/doortrekkende vogels

(*) IHD voor Poldercomplex en Krekengebied samen; bp: broedparen.

2.4 Niet onderzochte parameters

Vele factoren hebben invloed op de aantallen territoria van projectsoorten die jaarlijks worden opgevolgd. Door de resultaten over een lange tijdsreeks te beschouwen, zullen bepaalde parameters in meer of mindere mate uitgesloten worden, maar mogelijk niet alle. Zo wordt de invloed van predatie op het aantal territoria weidevogels niet onderzocht. Het kan best zijn dat vossen, katten, ratten, roofvogels ed. uiteindelijk een invloed hebben op het behaalde aantal territoria van bepaalde vogelsoorten, maar deze invloed in niet gekend. Ook klimatologische omstandigheden worden bij de verwerking niet in rekening gebracht. Het kan best dat de veranderende weersfenomenen een invloed hebben op de resultaten, maar ook deze invloed is evenmin gekend.

soort IHD Bruine kiekendief 7 - 10 bp Porseleinhoen 1 - 2* bp Steltkluut 0 - 9 bp Kluut 150 - 170 bp IJsvogel 0 - 5 bp

Blauwborst gemiddelde van 200 bp

Grote zilverreiger populatiegemiddelde van enkele ex

Kleine rietgans behoud van seizoensgemiddelde van 12.000 ex in volledige Oostkustpolders

Kolgans seizoensgemiddelde van 8.000 - 9.000 ex

Smient seizoensgemiddelde van ca. 11.000 à 12.000 ex in de volledige Oostkustpolders, waarvan 80-85% (9.000 - 10.000 ex) binnen Poldercomplex

Pijlstaart seizoensgemiddelde van 50 - 60 ex in volledige Oostkustpolders, waarvan 1/3 (16 - 20 ex) binnen Poldercomplex

Slobeend seizoensgemiddelde van 300 à 350 ex in de volledige Oostkustpolders, waarvan 70% (ca. 200 ex.) binnen het Poldercomplex

Blauwe kiekendief poulatiegemiddelde van enkele - 10 ex

Goudplevier seizoensgemiddelde van 1.500 - 2.000

Kemphaan seizoensgemiddelde 50 - 150

Wulp seizoensgemiddelde in de volledige Oostkustpolders 1.300 tot 2.400 ex, waarvan 85-90% (1.100 - 2.100 ex) in het Poldercomplex

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aantal territoria van Kluut in de verschillende Telzones van het studiegebied tussen 2006 en 2017.. Aantal territoria van Steltkluut in de verschillende Telzones van het studiegebied

Overzicht van het aantal broedparen van 2006 tot 2016 van de verschillende soorten waarvoor IHD’s werden geformuleerd voor het SBZ-V Poldercomplex. (*) uitgedrukt in

Eric Stienen, Wouter Courtens, Marc Van de w alle, Nicolas Vanermen, Hilbran Verstraete Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is

   Geknikte vossenstaart  Alopecurus geniculatus     Greppelrus  Juncus bufonius     Grote lisdodde  Typha latifolia     Grote weegbree  Plantago major 

het gemiddeld aantal territoria van de periode voor de inrichtingswerken (2006-2008) voor het te compenseren gedeelte van de achterhaven van Zeebrugge (rood), de

In Nederland echter bedraagt het huidige populatiepeil nog slechts 40% van het peil in 1990 en is er een significante jaarlijkse afname van &lt;5% ( www.sovon.nl ). Aantalsverloop

Aantal territoria van enkele broedvogelsoorten in Lissewege – Ter Doest in de periode 2010-2011 en het procentuele verschil tussen de aantallen in 2011 en 2010 voor Lissewege –

1) De sternenpopulatie is de voorbije twee jaar volledig in elkaar geklapt en maatregelen dringen zich urgent op. Voor het tweede jaar op rij kende de Zeebrugse sternenpopulatie