• No results found

Vind je dit een goed einde van het verhaal of had je liever gezien dat de schrijver geen epiloog had geschreven? Leg uit waarom.

Nabespreking

Heb je de vragen beantwoord en ben je tevreden over het resultaat, dan kun je de leertaak bij mij inleveren. Ik zal de leertaak nakijken en in je portfolio stoppen. Iedereen krijgt gedurende de volgende leertaak een moment om feedback van mij te vragen, zodat die feedback je weer kan helpen bij het maken van de resterende leertaken. Gedurende de lessen zal ik altijd beschikbaar zijn voor het verduidelijken van bepaalde opdrachten, het uitleggen van delen van de tekst of het verhaal of het toepassen van theorieën zoals je die hebt geleerd tijdens de lessen Nederlands. Het is uiteraard ook altijd mogelijk om je medeleerlingen vragen te stellen over de inhoud van de vragen. Schrijf echter niet zomaar het antwoord van iemand over. We werken aan een

denkproces en ik zal ook het denkproces beoordelen. Het gaat mij dus niet per se om het antwoord maar ook hoe je tot het antwoord bent gekomen en waarom jij denkt dat dit juist is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LEERTAAK 4

DISCUSSIETAAK  

 

Achtergrond

 

De derde leertaak was een strategietaak. Deze taak bestond voornamelijk uit het invullen van de zwarte gaten die de schrijver, expres of per ongeluk, in het verhaal heeft aangebracht. Je hebt overlegd en je hebt geschreven. Er zal vast wel onenigheid zijn geweest binnen de groep. Dit is goed. Je hebt de medeleerlingen uit je groep dus moeten overtuigen van jouw gelijk, of zij hebben jou weten te overtuigen. Ook zullen jullie hebben gemerkt dat er bij het maken van de opdrachten geen antwoord goed of fout was. Het gaat om de argumentatie. De strategietaak was vooral gericht op het schriftelijke gedeelte. Deze taak is vooral gericht op het mondelinge gedeelte.

Leerdoelen

Voor je ligt een discussietaak. Deze taak is vooral gericht op het leren discussiëren. De gezamenlijke discussie over de eerder verworven kennis staat centraal en vormt het uitgangspunt. Het gaat meer om het proces waarin je naar elkaar luistert en met elkaar discussieert, dan om de uitkomst van de discussie.

Tijdens deze taak werk je weer in groepen. Je krijgt van de docent twee stellingen waarvan je er een moet verdedigen en de ander moet aanvallen. Ook hier gaat het weer om het vinden en gebruiken van argumenten. Bij de derde stelling speel je de rol van jury en bepaal jij wie de winnaar wordt van de discussie.

Naast de kennis die je door het lezen van Tilt hebt verkregen maak je gebruik van je theorieboek en internet. De opdracht in deze leertaak is zeer omvangrijk. Zorg voor een goede rolverdeling, zodat iedereen een substantieel aandeel heeft in de voorbereiding en in de uiteindelijke discussie. Het voorbereiden van en meedoen aan de discussie is verplicht.

Daarna ga je het debat, of een deel daarvan, evalueren door middel van de STARR-methode. Het invullen van deze methode is verplicht.

Na het uitvoeren van de discussietaak heb je het volgende geleerd: -­‐ Je kunt samenwerken in een groep die niet door jezelf is gevormd.

-­‐ Je kunt op zoek te gaan naar nieuwe informatie en kunt deze selecteren op relevantie. -­‐ Je kunt de nieuwe verworven informatie in e zetten voor het oplossen van nieuwe

problemen.

-­‐ Je kunt theoretische kennis toepassen in een praktische vorm.

-­‐ Je kunt verschillende hypothesen ontwerpen en daarbij een plan maken om deze te testen.

-­‐ Je kunt besluiten nemen op basis van argumenten die je zelf bedenkt of vindt. -­‐ Je kunt te spreken voor een groep.

-­‐ Je kunt kritisch naar andere meningen te luisteren en daar op te reageren. -­‐ Je kunt de STARR-methode en kunt een evaluatie maken met gebruik van deze

methode.

VIA handboek

-­‐ Debatteren p. 139 - 141 -­‐ Stijlvormen p. 83 - 87 -­‐ Presenteren p. 105 – 112

-­‐ Tekstverbanden p. 154 - 157 -­‐ Grammatica p. 27 – 36 -­‐ Spelling p. 39 - 52

Beoordeling

Deze leertaak heeft een andere opzet dan de andere leertaken. Hier wordt je beoordeeld op je rol in de voorbereiding en deelname aan het debat. Dit is 70 procent van je cijfer. Je

eindevaluatie, die je door middel van de STARR-methode maakt, bepaalt 30 procent van je cijfer.

Tijdsduur: 3 x 2 lesuren

Opdracht + Instructie

Een ander woord voor discussie is debat. Kunnen debatteren is nuttig maar ook erg leuk. Het is een soort boksen maar dan met woorden. Je leert belangrijke vaardigheden ontwikkelen als: presenteren, luisteren, spreken, argumenteren en reageren. Bij een debat krijg je een stelling én je krijgt van de docent te horen of je voor of tegen de stelling bent. Dit mag je dus niet zelf kiezen. Zo leer je een onderwerp van twee kanten te bekijken. Dit is belangrijk omdat we in een multiculturele samenleving leven, met veel verschillende opvattingen over veel verschillende onderwerpen. Discussiëren helpt om tijdens een discussie inhoudelijk van mening met elkaar te kunnen verschillen zonder elkaar meteen in de haren te vliegen.

Een debat is een discussie met regels. Elke groep probeert zijn standpunten zo goed mogelijk te verdedigen en het publiek te overtuigen. Een debat voer je door middel van argumenten. Je reageert dus niet direct maar bereidt je argumenten grondig voor.

Een debat is dus een bokswedstrijd met woorden. Je probeert de tegenstander verbaal te verslaan en het publiek te overtuigen dat jouw argumenten beter zijn dan die van de tegenstander. Na het debat gaat de jury stemmen en wijst een winnaar aan.

De winnaar is het team dat het beste gedebatteerd heeft. Het gaat dus niet om de persoonlijke mening van het publiek over de persoon of het groepje maar om de inhoud en de argumenten waaruit de inhoud is opgebouwd.

Elke groep krijgt een stelling waar zij vóór is en één stelling waar zij tegen is. Ook is zij een keer het de jury en bepaalt dus welke andere groep het debat dat zij voeren wint.

Het debat heeft de volgende opzet:  

-­‐ De teams worden gevormd en de stellingen worden uitgedeeld.

-­‐ Tijdens het debat zitten de twee deelnemende groepen tegenover elkaar. De jury neemt plaats aan het hoofd.

-­‐ Voor het debat geeft iedereen elkaar een hand.

-­‐ De jury zegt wie de juryvoorzitter is en wie de timekeeper. Dit zijn belangrijke taken. -­‐ Elke groep heeft iemand die het openingsstatement maakt. Deze duurt maximaal 1

minuut. De groep die voor de stelling is gaat als eerste.

-­‐ Nadat beide openingsstatements zijn geweest gaat het werkelijke debat beginnen. Dit noemen we de debatronde en die duurt acht minuten. Iedereen mag iets zeggen maar men laat elkaar wel uitpraten. Stem verheffen mag maar het mag nooit persoonlijk worden.

-­‐ Als je iets wilt zeggen ga je staan.

-­‐ De juryvoorzitter bepaalt wie er mag spreken en houdt de spreektijd in de gaten. Hij kiest alleen iemand die staat.

-­‐ Aan het einde van de debatronde wordt er door beide groepen iemand gekozen die het slotpleidooi mag houden. Dit duurt maximaal één minuut en je haalt alles nog een keer uit de kast om de jury te overtuigen.

-­‐ Na deze drie rondes trekt de jury zich terug en gaat stemmen. Het team dat de meeste stemmen heeft gekregen is de winnaar.

De indeling en de stellingen zijn als volgt:

-­‐ Groep A: jullie zijn vóór stelling 1 en tegen stelling 2. Jullie zijn jury bij stelling 3. -­‐ Groep B: jullie zijn vóór stelling 2 en tegen stelling 3. Jullie zijn jury bij stelling1. -­‐ Groep C: jullie zijn vóór stelling 3 en tegen stelling 1. Jullie zijn jury bij stelling 2 -­‐ Stelling 1:Iedereen boven de 18 moet in Nederland verplicht orgaandonor worden. -­‐ Stelling 2: Mensen die ongezond leven moeten meer premie voor hun zorgverzekering

betalen.

-­‐ Stelling 3: Pokeren is een gokspel en heeft niets met handigheid of slimheid te maken. Je weet bij wie je in het team zit en je weet welke stellingen jullie hebben gekregen. Gebruik de voorbereidingstijd om een plan van aanpak te maken. Welke stelling spreekt je het meeste aan? Wat weet je over de onderwerpen? Welke middelen ga je gebruiken om je argumenten te vinden? Hoe ga je de samenwerking vorm geven?

Elk groepje kiest iemand die het openingsstatement doet en iemand die het eindpleidooi houdt. Dit mag niet dezelfde persoon zijn.

 

Opdrachten A & B zijn verplicht.

A. Het is verplicht om deel te nemen aan het debat. Dit betekent zowel tijdens de