• No results found

VIII Pinkeltje en de kerstboom

Pinkeltje keek van uit zijn holletje achter de etenskast in de grote kamer. Pinkeltje had al een hele tijd zitten kijken, want op de tafel stond een prachtige kerstboom, vol met mooie gekleurde kaarsen, ballen, sterren, kransen en slingers van zilver.

Er was niemand in de kamer. Toen zei Pinkeltje met zijn klein piepstemmetje tot een van de muisjes:

‘Knabbeltje, ga je mee, die prachtige boom bekijken?’ Nu, dat vond Knabbeltje best. Pinkeltje klom op de rug van Knabbeltje, hield zich stevig vast aan zijn staart en ‘rrrrts’... holde Knabbeltje over het kleed, klom vlug op een stoel en sprong op de tafel.

Pinkeltje klapte in zijn handjes en riep: ‘Wat mooi! Wat mooi! Knabbeltje, weet je wat we doen, we klimmen helemaal tot boven aan toe in de boom, dan kunnen we alles nog veel beter zien.’ Samen klommen ze toen in de boom en telkens riep Pinkeltje: ‘Kijk toch eens, wat een prachtige rode bal!’ Of:

‘Kijk toch eens Knabbeltje, wat een heerlijke kerstkrans,’ en dan weer: ‘Vind je de kaarsen niet mooi?’ en toen: ‘O, o, kijk hier eens, wat een mooie vliegmachine, hélemaal van zilver!’

En Knabbeltje riep: ‘Ik vind die slingers zo erg

mooi,’ en toen wandelde hij heel voorzichtig over zo'n slinger van de ene tak naar de andere.

‘Pas op!’ riep Pinkeltje verschrikt, ‘val niet naar beneden!’

Maar Knabbeltje lachte hem lekker uit, want muisjes kunnen immers zo goed klimmen. En zo kwamen

ze tot heel boven in de kerstboom. Daar hing een prachtige grote ster, van zilver... Maar eensklaps gebeurde er iets vreeslijks! De kamerdeur ging open en de vader van het huis kwam binnen. Pinkeltje schrok zo geweldig, dat hij bijna uit de boom viel.

‘Knabbeltje, Knabbeltje, wàt moeten we doen?’ riep hij heel zacht. Knabbeltje schrok óók vreeslijk!

‘Gauw Pinkeltje,’ riep hij, ‘ga gauw achter die zilveren slinger zitten,’ en zelf kroop hij in een grote, witte bal. Pinkeltje verstopte zich tussen de slingers en van hieruit zag hij, hoe de vader naar de tafel kwam en met een lucifer alle kaarsjes begon aan te steken. Pinkeltje bleef héél stil zitten en gluurde maar door al die zilveren draden naar alles wat er gebeurde. Toen alle kaarsjes brandden riep de vader, dat de moeder en de kindertjes binnen mochten komen.

‘O, o,’ zuchtte Pinkeltje, ‘nu kan ik nooit meer weg, nu zullen ze me vast vinden,’ en hij kreeg het erg warm, want een van de kaarsjes brandde juist heel dicht bij zijn gezichtje.

Zachtjes riep hij: ‘Knabbeltje, ik krijg het zo warm!’ En het muisje in de bal piepte terug:

‘Ik krijg het óók zo warm en het is hier zo benauwd!’

‘Waren we maar nooit in de boom geklommen,’ zuchtte Pinkeltje. Toen keek hij weer nieuwsgierig door de

den naar wat de kinderen deden. De moeder was voor de piano gaan zitten en speelde een heel mooi vers en alle kinderen en ook de vader zongen mee. Pinkeltje vond het zo mooi, dat hij alle warmte van de kaars vergat. Maar één van de kaarsen hing wat scheef en er druppelde wat rood kaarsvet af, eerst op Pinkeltjes muts en toen op zijn neus!

‘Au! au!’ riep Pinkeltje, hij liet van schrik zijn

handjes los en toen... toen viel Pinkeltje naar beneden, van de ene tak op de andere. Opeens zag hij onder hem de kleine vliegmachine hangen.

‘Bom!’ daar viel Pinkeltje boven op de vliegmachine en toen... toen brak het draadje, waarmee de vliegmachine aan de tak hing.

Pinkeltje werd vreeslijk bang en hield zijn handjes voor zijn ogen. Hij voelde erg veel wind langs zijn gezichtje gaan. Heel voorzichtig keek hij even, wat er gebeurde. En wat was dat? De vliegmachine vloog

door de kamer met Pinkeltje er op. Eerst vloog hij over de tafel met cadeautjes en toen over een stoel en toen over een voetenkussen, waarna hij op de grond terecht kwam. Pinkeltje durfde eerst niet kijken. Maar ineens hoorde hij vlak bij zich roepen:

‘Kom gauw hier Pinkeltje, kom gauw hier.’

Heel voorzichtig keek hij op en zag dat de vliegmachine vlak voor het holletje van de muisjes was blijven staan. Met een sprongetje was hij op de grond en holde toen zo hard hij kon naar het muizengaatje. En net was hij binnen, toen hij een der meisjes hoorde zeggen:

‘O moeder, kijk eens, die mooie vliegmachine is van de boom gevallen.’ Moeder raapte hem op, en bond hem weer aan de boom vast.

En de vier muisjes waren zo blij en Pinkeltje was ook zo blij, maar, och, och, toen bedacht Pinkeltje opeens, dat Knabbeltje nog in de boom zat! Toen waren ze erg verdrietig.

‘O, o!’ zuchtte Pinkeltje, ‘wat moet er nu van die arme Knabbeltje worden’ en angstig keken de muisjes en Pinkeltje door het gaatje van het holletje naar de kerstboom. Soms zagen ze heel even het snuitje van Knabbeltje uit de witte bal komen.

De kinderen waren erg blij met de cadeautjes van de kerstboom, maar toen sloeg de klok negen uur en moesten ze allen naar bed. De vader blies de kaarsjes uit en afgelopen was het feest. En de muisjes en

keltje zaten stil bij elkaar, erg verdrietig omdat Knabbeltje er niet was. Maar opeens kwam er een raar wit beest in het holletje. Wat schrokken de muisjes en Pinkeltje daarvan. ‘Ga weg!’ riepen ze verschrikt, maar toen zei dat witte beest: ‘Ik ben Knabbeltje.’ En ja heus, het was het muisje en het zag helemaal wit van de bal. Toen waren ze allemaal zo blij, dat ze om Knabbeltje heen dansten. En toen poetsten de vier muisjes Knabbeltje met hun staarten schoon, en ook Pinkeltje hielp mee, met een heel klein borsteltje, waarna ze allemaal zo moe waren, dat ze gauw gingen slapen.