• No results found

Toekomstige externe ontwikkelingen

Bij het opstellen van de meerjarenbegroting 2016 - 2020 is gerekend met een aantal externe ontwikkelingen die hieronder kort beschreven worden.

Akkoorden

Terugblik voorgaande jaren

Het huidige kabinet heeft in 2013 verschillende akkoorden afgesloten die hebben geleid tot een financiële impuls voor het onderwijs. Voor de totale sector werd 650 miljoen per jaar extra vrijgemaakt. Als gevolg hiervan hebben de scholen de afgelopen twee jaar de budgetten flink zien stijgen. De afspraken en ambities die gemaakt zijn, zijn eind 2014 ondergebracht in het bestuursakkoord, wat gesloten is tussen het ministerie van OCW en de PO raad. Kortgezegd gaat het om de volgende doelstellingen:

1. Uitdagend onderwijs, vernieuwing en ICT;

2. Brede aanpak onderwijsverbetering;

De financiële middelen vanuit de akkoorden zijn toegevoegd aan de reguliere geldstromen (de personele rijksbijdrage, het PAB-budget (PAB staat voor personeel- en arbeidsmarktbeleid) en de prestatiebox). De middelen die via de prestatiebox ontvangen worden, kennen een verantwoordingsverplichting middels het jaarverslag.

De komende jaren zal er sprake zijn van een verdere verhoging van met name de prestatiebox en extra gelden in het kader van convenant leerkracht. De extra bedragen die hiervoor in de meerjarenbegroting meegenomen zijn lopen op tot een bedrag van circa 54.000 euro in 2019. Deze bedragen zijn gebaseerd op de verwachtingen van de PO-raad van september 2015.

Naast deze structurele middelen is er in het bestuursakkoord ook geld vrijgemaakt voor specifieke zaken als de lerarenbeurs. Hier wordt op onze school nagenoeg geen gebruik van gemaakt.

Buitenonderhoud

Begin 2015 werd de verplichting met betrekking tot het buitenonderhoud overgedragen van de gemeente naar de school. Dit heeft ertoe geleid dat het budget voor de materiële instandhouding gestegen is. Omdat er de eerste twee jaar nog sprake was van een overgangsregeling, lag de structurele bekostiging lager. In de begroting is daarom de komende jaren gerekend met een hogere bekostiging. Niet alleen de extra baten, maar ook de extra lasten zijn ingeschat middels een actueel meerjarenonderhoudsplan, wat de onderbouwing is van de voorziening voor groot onderhoud. Er is bij het schoolbestuur geen sprake van financiële krapte of risico’s op de korte termijn vanwege het de overgang van deze verplichting.

1 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2014/07/10/bestuursakkoord-voor-de-sector-primair-onderwijs

39 CAO primair onderwijs

De huidige cao (ref)PO loopt van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015. Deze cao regelt op hoofdlijnen de volgende 3 thema’s: Werkdrukvermindering en invoering 40-urige werkweek, duurzame inzetbaarheid en professionalisering. De meest in het oog springende verandering van de lopende cao is de invoering van de 40-urige werkweek en een andere invulling van het taakbeleid. Ook is er veel aandacht voor de professionalisering van leerkrachten. Zo wordt onderscheid gemaakt tussen een start bekwame leerkracht, een basis bekwame leerkracht en een vakbekwame leerkracht. Door dit onderscheid zijn er mogelijkheden ontstaan om eerder door te groeien.

De onderhandelingen voor de volgende cao (2015-2016) zijn volop gaande. Er wordt onder andere onderhandeld over de lonen en de invulling van de nieuwe wetgeving (onder andere de wet ‘Werk en Zekerheid’). Als het gaat om de ketenbepaling en de inzet van vervangers kent de WWZ namelijk beperkingen.

De nieuwe cao zal naar verwachting ook voorzien in een loonsverhoging. Hier is in de meerjarenbegroting nog geen rekening mee gehouden, omdat de verwachting is dat hier een nagenoeg gelijke kabinetsbijdrage tegenover staat. Ook wordt een deel gefinancierd uit de gedaalde pensioenpremies.

Functiecategorie 2015 2016 2017 2018 2019

Directie 3,00 2,00 2,00 2,00 2,00

Onderwijzend personeel 26,02 25,90 25,55 25,55 25,55

Onderwijsondersteunend personeel 4,13 3,82 3,21 3,01 3,01

Schoonmaak 0,70 0,54 0,54 0,54 0,54

Bovenstaande tabellen laten de verwachte ontwikkeling zien van het leerlingenaantal en de personele inzet. Wat betreft het leerlingenaantal geldt dat de komende jaren op beide scholen een forse daling van het aantal leerlingen wordt verwacht. Omdat de bekostiging afhankelijk is van het aantal leerlingen zal dat op termijn mogelijk financiële consequenties hebben. In de personele inzet is reeds gerekend met een kleine vermindering van de personeelsformatie in 2016, 2017 en 2018. Afhankelijk van de werkelijke ontwikkeling van het leerlingaantal zal op termijn worden beoordeeld of aanvullende bezuinigingen noodzakelijk zijn.

40 Staat van baten en lasten - begroting

Realisatie Begroting Begroting Begroting

2015 2016 2017 2018

x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000

Baten

(B1) Rijksbijdragen 2.423 2.327 2.302 2.268

(B2) Overige overheidsbijdragen 26 - - -

(B3) Overige baten 103 44 44 44

Totaal baten 2.552 2.372 2.347 2.312

Lasten

(L1) Personele lasten 1.973 1.991 1.933 1.947

(L2) Afschrijvingen 77 79 67 63

(L3) Huisvestingslasten 171 165 165 165

(L4) Overige instellingslasten 240 238 238 238

Totaal lasten 2.460 2.474 2.403 2.413

Saldo baten en lasten 92 -102 -57 -100

(R1) Saldo fin. baten en lasten 12 14 14 14

Nettoresultaat 104 -88 -43 -86

Op basis van het dalende aantal leerlingen op de scholen, zullen naar verwachting ook de rijksbijdragen afnemen de komende jaren. Daarentegen zullen de personele lasten naar verwachting hoger worden komend jaar, waarna deze relatief stabiel blijven de komende jaren. Dit is het gevolg van de jaarlijkse periodiek (trede verhogingen) en een kleine vermindering van de personele inzet. De materiële lasten zijn stabiel gehouden op het niveau van de realisatie van 2015. De financiële positie van de school is op dit moment zeer gezond, wat de komende jaren gebruikt kan worden om de negatieve resultaten op te kunnen vangen. Op lange termijn zullen mogelijkheden tot bezuinigen moeten worden overwogen.

41 Balans

ACTIVA Ultimo 2015 Ultimo 2016 Ultimo 2017 Ultimo 2018 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000

Totaal vlottende activa 2.349 1.793 1.802 1.791

Totaal activa 2.910 2.337 2.279 2.210

PASSIVA Ultimo 2015 Ultimo 2016 Ultimo 2017 Ultimo 2018 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 doorrekening van de meerjarenbegroting op basis van een concept balans ultimo 2015. Naar verwachting lopen de materiële vaste activa terug de komende jaren, omdat een beperkt aantal investering in de planning zijn opgenomen. Dit wordt per jaar bezien. Als gevolg van de begrootte negatieve resultaten zal de waarde van het eigen vermogen de komende jaren dalen.

Risico’s en risicobeheersingsmaatregelen

Om de risico’s zoveel als mogelijk te beperken hanteert de school een planning en controle cyclus waarbij de directie de ontwikkeling van de financiële prestaties monitort en hier ook periodiek verantwoording over aflegt richting de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht.

De basis voor de verantwoording wordt naast de realisatie gevormd door de meerjarenbegroting die voorafgaand aan elk jaar door de directie wordt opgesteld en ter

42 fiattering aan het bestuur wordt voorgelegd. In deze meerjarenbegroting worden zo veel als mogelijk financiële risico’s onderkent en wordt beoordeeld in hoeverre acties nodig zijn.

Daarnaast is ten behoeve van de interne controle, de administratieve organisatie beschreven van de processen met een financieel risico. Hierin is de functiescheiding, overdraagbaarheid en betrouwbaarheid van informatie gewaarborgd. Tussen het bestuur en haar administratieve dienstverlener, VGS Administratie, is daarnaast een Service Level Agreement van toepassing.

Bij het opstellen van de meerjarenbegroting zijn een aantal risico’s met een mogelijk financieel gevolg onderkend. Het belangrijkste risico is een onverwachte daling van het leerlingaantal. Op termijn zal deze daling consequenties hebben voor de personele bezetting. Het bestuur is op de hoogte van de wet- en regelgeving op dit punt en zal periodiek monitoren of ingrepen noodzakelijk zijn. Daarnaast is politieke instabiliteit een belangrijk risico. Afgelopen jaren zijn diverse extra geldstromen toegevoegd aan de onderwijsbegrotingen. Andere politieke verhoudingen en een ander kabinet kan in dit opzicht andere keuzes maken. Het wegvallen van bepaalde geldstromen, leidt mogelijk tot financiële krapte.

De school is eigenrisicodrager voor ziek personeel en derhalve aangesloten bij de stichting Vervangingsfonds Gereformeerd Schoolonderwijs (VFGS). VFGS vergoedt de kosten van langdurig ziek en geschorst personeel. In verband met de aansluiting bij VFGS is rekening gehouden met 0,5 fte voor vervanging voor eigen rekening. Dit betreft vervanging voor kortdurend verzuim (tot 14 dagen). Uit de realisatiecijfers van 2015 blijkt dat dit voldoende moet zijn.

Niet alleen financiële risico’s, maar ook niet- financiële risico’s zijn belangrijk. Te denken valt aan risico’s rondom de onderwijskwaliteit, het imago van de school en de naleving van de code ‘Goed Bestuur’. Zie voor dit laatste punt het verslag van het toezichthoudend orgaan.

Voor het opvangen van de zogenaamde restrisico’s en onvoorziene calamiteiten gebruikt de school in haar financieel beleid onder andere het kengetal weerstandsvermogen om te zorgen dat er voldoende eigen vermogen beschikbaar is als risicobuffer. Voor de vaststelling van de hoogte van deze buffer is gebruik gemaakt van een standaardrisicoprofiel. Het aanbevolen weerstandsvermogen bedraagt hiermee 15%.

Om niet onnodig de risicobuffer aan te spreken, wordt in elk geval getracht om risico’s tijdig te onderkennen, om indien nodig acties te ondernemen om de impact van het risico te verkleinen. De meerjarenbegroting is hiervoor een belangrijke tool. Het effect van een dalend leerlingaantal of een uit de pas lopend kostenpatroon is zo inzichtelijk. Ook kunnen in de meerjarenbegroting aanpassingen doorgerekend worden.

De hierboven beschreven risicobeheersings- en controlesystemen zijn het afgelopen jaar toereikend geweest. Er zijn geen belangrijke risico’s opgetreden die de continuïteit van de organisatie in gevaar gebracht hebben. Er is dan ook geen reden om aanpassingen aan de systemen door te voeren.

43